(V)afgesloten deuren
Door ENGAGEMENT ARTS, op Fri Jun 04 2021 06:00:00 GMT+0000Engagement Arts richt zich tot het Vlaams Audiovisueel Fonds, dat op een kantelpunt staat, maar daarbij inclusie en toegankelijkheid uit het oog dreigt te verliezen. 'Het VAF moet erkennen dat zijn deuren voor velen dicht blijven, en dat de sector geen veilige omgeving is.'
Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) staat op een moment vol veranderingen: er trad recent een nieuwe directeur-intendant aan, er is een nieuwe samenstelling van de raad van bestuur en die heeft een nieuwe voorzitter. Het valt niet te verbazen dat in deze vernieuwde context op een aantal pijnpunten wordt gewezen. Zo wordt er onder andere gehamerd op de nood aan meer diversiteit en inclusie. Toch blijkt nergens uit het recent gepubliceerde jaarverslag van 2020 dat dat een prioriteit is. En in iemand als Dimitri Hoegaerts, fractievoorzitter van Vlaams Belang in Brasschaat (die Jef Elbers, oudgediende van het extreemrechtse VMO, verving nadat diens kandidatuur op kritiek stuitte), zien we niet meteen een bondgenoot in de strijd voor een inclusiever VAF. Daarnaast lijkt het er niet op dat de trend van commercialisering, die al eerder was ingezet, met de nieuwe gezichten zal worden doorbroken. Het VAF zou de ondersteuning van kritische en artistiek vernieuwende creaties voorop moeten stellen, maar in plaats daarvan focust het steeds vaker op het commerciële aspect van de ‘creatieve industrie’. Deze evolutie leidt niet tot een betere cultuursector of tot meer veiligheid. Integendeel, ze houdt een schaalvergroting in die de competitie, homogeniteit en precariteit binnen de audiovisuele sector alleen maar vergroot. Zo dreigt dit momentum onbenut te blijven om een lans te breken voor een betere werkethiek, het creëren van meer veiligheid en verantwoordelijkheid in werkcontexten of voor meer inclusiviteit.
Een politieke stempel
Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) is een vzw, bevoegd voor drie fondsen: het filmfonds, het mediafonds en het gamefonds. Alle fondsen hebben een beheersovereenkomst met eigen doelstellingen, beoordelingssystemen en spelers. De vzw wordt bestuurd door de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering. De leden van die raden worden deels afgevaardigd door de verkozen partijen en de samenstelling is dus grotendeels het resultaat van democratische verkiezingen. Alleen lijkt de vertegenwoordiging door politieke partijen in strijd met een ander soort afspiegeling. We zien in die politieke aanstellingen namelijk geen representatie van de maatschappij in termen van gender(identiteit), kleur, seksualiteit etc. Hetzelfde gebrek aan representatie zien we onder de gesubsidieerde kunstenaars en de verhalen die het VAF in beeld brengt. Bij zijn ontstaan leek de Raad van Bestuur nog samengesteld op basis van kennis van de complexe en wijdvertakte werking van de audiovisuele sector. Vandaag lijkt dat er geenszins toe te doen.
Je kunt je vragen stellen over de kwaliteit en de maatschappelijke rol van de Raad van Bestuur wanneer een politieke lidkaart steeds vaker een selectiecriterium is in plaats van kennis van de sector.
Het resultaat daarvan is dat we een Raad van Bestuur zien die vooral politieke partijen dient, in plaats van degenen die een beroep doen op het fonds. De urgente noden van de sector, zoals zorg voor veilige werkcontexten, charters die discriminatie voorkomen en transparante klachtenprocedures, krijgen geen prioriteit. Bovendien beïnvloedt de Raad van Bestuur steeds vaker de interne werking en biotoop van de filmsector. Zo is er het voorbeeld van Johan Swinnen, ex-voorzitter van de Raad van Bestuur, die de rechten van zijn boek, Happening, over de brand in de Innovation, verkocht aan regisseur Jan Verheyen, die begin 2021 het hoogste budget, een miljoen, voor een fictiefilm kreeg toebedeeld. Begin mei 2021 schreef De Morgen dat parlementslid Siegfried Bracke (N-VA) het oordeel van de commissie wilde overrulen en diezelfde Jan Verheyen zelf wilde laten kiezen welke van zijn twee ingediende projecten hij het liefst ondersteund zag. Hoewel dat voorstel door de andere leden van de Raad van Bestuur meteen opzij werd geschoven, is het symptomatisch voor een cultuur waarin een lang proces van selectie en beoordeling, waar alle andere films doorheen moeten, naar persoonlijk goeddunken wordt genegeerd.
Bovendien kan je je vragen stellen over de kwaliteit en de maatschappelijke rol van de Raad van Bestuur wanneer een politieke lidkaart steeds vaker een selectiecriterium is in plaats van kennis van de sector. Het zorgt voor een bevoordeling van projecten die een bepaald ideologisch discours dienen: zo werd er in 2018 onder invloed van de nieuwe meerderheid ‘het verankeren, bewaken en uitdragen van onze Vlaamse identiteit’ in de Visienota opgenomen. Wat in de praktijk een blik op het verleden betekent. Wat met de blik op het heden en de toekomst, die bestaat uit een inclusief en divers Vlaanderen? Het is glashelder dat een groot aantal makers, die altijd al minder kansen hadden, hierdoor nog extra benadeeld worden. Een ander effect van het toepassen van een politieke (en in dit geval neoliberale) visie op de audiovisuele sector, is dat het commerciële primeert op het artistieke. Het VAF heeft daarin altijd gewaakt over een evenwicht, maar het laatste decennium helt de balans over naar een disproportionele ondersteuning van commerciële projecten. Dat vertaalt zich uiteraard niet in een diversifiëring van makers, zelfs als de budgetten algemeen verhogen.
Jonge makers leren tijdens hun opleiding te experimenteren met het volledige potentieel van het medium, maar eenmaal afgestudeerd botsen ze op een subsidiesysteem dat daar weinig ruimte voor laat.
Het VAF stelt in zijn jaarverslag dat het inzet op ‘sterke verhalen’. Dit blijkt voor het VAF dé belangrijkste meerwaarde binnen het Film-, Media- en Gamefonds te zijn. In de praktijk zijn ‘sterke verhalen’ vaak een eufemisme voor het assimileren van ‘de ander’ naar of verhouden tot de normatieve ofwel de witte, Vlaamse identiteit. Een voorbeeld van waar dat toe kan leiden is de film Torpedo uit 2019, een film van productiehuis A Team Productions. De cast: een groep witte mannen, één witte vrouw (die in de trailer vooral al kussend zichtbaar is) en verder één zwart personage waarover voortdurend racistische opmerkingen de revue passeren (genre: ‘bananenmens’ en ‘chocolatten aap’). Verder wordt met die focus op verhalen het circuit van niet-narratieve experimentele methoden volledig afgesneden, methoden die we terugvinden in Filmlab-projecten en die we zouden moeten terugvinden in artistieke games, wanneer die laatste categorie tenminste geen lege doos zou zijn. Niet-narratieve en experimentele methoden worden binnen VAF of niet erkend of economisch niet interessant bevonden, waardoor er eigenlijk niet naar wordt omgekeken. Het VAF stimuleert dus veeleer producties die artistiek minder grenzen opzoeken en eerder licht verteerbaar zijn. Er is weinig ruimte voor makers die de klassieke grenzen binnen film opzoeken en verleggen. Jonge makers leren tijdens hun opleiding te experimenteren met het volledige potentieel van het medium, maar eenmaal afgestudeerd botsen ze op een subsidiesysteem dat daar weinig ruimte voor laat.
Het is daarenboven opvallend dat die jonge makers de weg naar het VAF vaak niet vinden. Interessant is dat het VAF dat lijkt te beseffen, maar daarbij vergeet de hand in eigen boezem te steken en in plaats daarvan de ‘oplossing’ buiten zichzelf zoekt. Om filmstudenten de weg naar het VAF te tonen, zijn er onder andere infosessies die hen inzicht moet verschaffen in de werking van de sector en van het VAF. Zo hopen ze dat ‘diverse profielen’ toch de weg naar hen vinden. Waar het VAF faalt, is dat het daarbij de oorzaak van de ontoegankelijkheid niet ziet en erkent. De ‘diverse profielen’ leren zich aan te passen aan de geldende norm en leren hun projecten beter ‘verkopen’ in plaats van erkend te worden in hun eigenheid.
Diversiteit, wat moet dat kosten?
Iets gelijkaardigs zien we bij FilmLab. In het jaarverslag van 2020 wordt bejubeld hoe vrouwen er ‘ondubbelzinnig in de meerderheid zijn’. Maar we stellen vast dat de budgetten daar het kleinste zijn en in groot contrast staan met categorieën waar mannen de kroon spannen. Er wordt dus verwacht dat iedereen zich aanpast aan de mannelijke norm om meer budget of ruimte te krijgen. ‘Eigenheid’ leidt blijkbaar tot kleinere budgetten. Bij het Mediafonds (dat instaat voor series) en bij het Departement Fictie liggen de budgetten veel hoger, maar daar gaat veel meer aandacht naar de marktrealiteit dan naar de eigenheid van bepaalde verhalen. Binnen het gamefonds, een van de andere fondsen van het VAF, is de financiële én genderkloof tussen kritisch artistiek werk en de industriële aanpak nog meer aanwezig. We zien er hetzelfde patroon als in het filmfonds: er zijn wel degelijk genres binnen de internationale gamewereld waarin vrouwen goed vertegenwoordigd zijn, zoals artistieke en kritische games. Deze games krijgen internationaal minder middelen maar bij het VAF zelfs helemaal geen. Als we kijken naar de afdeling Talentontwikkeling van het gamefonds (het VAF klopt zich in het jaarverslag op de borst over het grote aantal vrouwelijke aanvragen/goedkeuringen bij de afdeling Talentontwikkeling) zien we dat die doos leeg is. Op de VAF-website is er een link – ‘Haal het beste uit jezelf en je project! Op deze pagina vind je een aanbod aan initiatieven voor beginnende en ervaren gameontwikkelaars’ – maar die leidt enkel naar ‘Geen toegang’.
Het volledige gamefonds in 2020, een bedrag van €1.821.000, was exclusief voor mannen gereserveerd. Voor alle anderen blijft de deur op slot.
Het hoofd van het gamefonds stelt dat er gewoon te weinig makers zijn die aanvragen indienen voor artistieke games. Uit het jaarverslag van 2020 blijkt dat er zelfs geen enkele aanvraag was in 2018, 2019 en 2020. Nu is dat weinig verwonderlijk als het VAF er niet in slaagt de categorie te definiëren, echte coaching en talentontwikkeling aan te bieden, of een aanspreek- en aanknopingspunt te garanderen. Bovendien richt het fonds zich volledig op bedrijven: het is het enige fonds waar je als natuurlijke persoon geen aanvraag kan indienen. Op een vraag naar meer info met betrekking tot de categorie Artistieke Games (waarvan we op de website vooral verouderde voorbeelden vinden) antwoordt het Gamefonds met een vijftal namen van witte mannen en verklaart dat op de volgende manier: ‘Door onze kleine pot middelen waarbinnen vier categorieën games moeten passen (Entertainment, Educatief, Serious en Artistiek) hebben we niet veel ruimte om op alle segmenten volop in te zetten. Het succes van het fonds zou dan mogelijk te groot worden voor de beschikbare middelen.’ Nochtans staat in het jaarverslag dat ze ‘in het verleden al een aantal garanties in[bouwden] om ervoor te zorgen dat het VAF oog en oor heeft voor meerstemmigheid in de samenleving. Dit geldt voor onze drie fondsen (VAF/Filmfonds, VAF/Mediafonds en VAF/Gamefonds) en voor alle domeinen.’ De garanties van het verleden hebben dus weinig vruchten afgeworpen. VAF/Gamefonds biedt simpelweg geen ingang voor diverse profielen om te groeien en te floreren. Het stelt enkel vast dat ‘de leiding over het technische gedeelte van games (technical director) bij Vlaamse games voor 100% in handen is van mannen, en dat voor alle categorieën games’. Dat betekent dat het volledige fonds in 2020, voor een bedrag van € 1.821.000, exclusief voor mannen gereserveerd was. Voor alle anderen blijft de deur op slot. Hoog tijd om andere visies en methoden te verkennen, te (her)waarderen en de balans te herstellen.
Een ander aspect waar het VAF weinig aandacht aan besteedt voor de hele audiovisuele sector is onafhankelijke reflectie, kunstkritiek en theorie. Voor de filmsector was er Filmmagie, een gespecialiseerd filmmagazine. In 2016 kreeg het nog de steun van het VAF maar dat bleek onvoldoende om een faillissement te voorkomen. Dat toont aan dat het ondersteunen van filmkritiek niet als volwaardig onderdeel van een gezond cinema- en medialandschap wordt gezien en dus niet de nodige middelen krijgt. Een alternatief initiatief zoals Sabzian, een online filmmagazine, krijgt evenzeer weinig subsidies en wordt dus een rol in de marge toebedeeld. Ook uit dit beleid blijkt dat het dus minder en minder om filmcultuur draait, maar steeds meer om het ondersteunen van een industrie. Het VAF liet recent wel weten de subsidie die vroeger naar Filmmagie ging te willen besteden aan een nieuw project, maar dat zorgt eveneens voor wrevel: bestaande projecten hebben het moeilijk het hoofd boven water te houden en toch kiest het VAF ervoor om alleen een nieuw initiatief te ondersteunen. Ook in de gamewereld ontbreken kennisgerichte recensies en publiek toegankelijke theorievorming waardoor de sector nog steeds lijdt onder de hardnekkige connotaties van hersenloze en verslavende schietspelletjes. In het jaarverslag lezen we niets dat dat beeld zou kunnen helpen bijstellen. We lezen vooral de hoop om niet achterop te hinken in de internationale game-industrie. Ook Koen Van Bockstal, de nieuwe directeur-intendant, kijkt enthousiast naar de internationale gamesector met ‘een omzet groter dan de muziekindustrie en de filmindustrie samen’. Wij vinden dat een cultureel fonds een aanvullende rol kan en moet spelen in het stimuleren van het perspectief en de verbreding van digitale cultuur, veeleer dan de nadruk leggen op het financiële aspect.
Subsidies zijn er om experiment en minder toegankelijk werk te vrijwaren van eliminatie door marktlogica. Als het VAF die functie niet meer op zich neemt, dreigt een verschraling van de sector.
In wat we hier beschrijven komt steeds hetzelfde terug: commercie primeert, ten koste van eigenheid, experiment en kritiek. Ook in de selectieprocedure zijn er verschillende zaken die dat illustreren. In 2020 voerde het VAF bijvoorbeeld de pitch in om ‘de druk van het grote aantal indieningen op de commissies te verlagen’. In zo’n pitch stelt een maker zijn project mondeling voor aan een jury. Dat is uiteraard goedkoper dan het correct financieren van de commissies voor het beoordelen van dossiers. Een pitch van tien minuten leent zich goed voor duidelijk afgebakende en commerciële formats maar laat weinig ruimte voor genuanceerde en experimentele verhalen. Daarnaast stimuleert het allerlei discriminerende factoren. Het bevoordeelt vooral de goede, zelfzekere spreker, niet noodzakelijk het beste project. Een ‘gevestigde waarde’ zal een project bijvoorbeeld makkelijker verkocht krijgen dan een pas beginnende maker. (Impliciete) vooroordelen en stereotypen hebben er veel meer kans om een effect te hebben op de beoordeling en een jury van mensen die helemaal niet op je lijken werkt bovendien extra intimiderend. Dergelijke kostenbesparende selectieprocedures met hun zeer duidelijke beperkingen horen niet binnen een cultuurfonds dat gefinancierd wordt met publieke middelen, en dat dus inclusief, toegankelijk en ondersteunend moet zijn. Veel beter zou het zijn als er een format is waarbij je een idee kan aftoetsen of dat je alsnog de mogelijkheid krijgt om een schriftelijk voorstel in te dienen.
Subsidies zijn er om marktcorrigerend te werken, om experiment en minder toegankelijk werk te vrijwaren van eliminatie door marktlogica. Als het VAF die functie niet meer op zich neemt, en enkel investeert in werk dat veel minder risico’s neemt, dreigt een verschraling van de sector, om nog maar te zwijgen over hoe het dissonante stemmen en mensen met een minder evident pad richting de kunstensector benadeelt.
Diversiteit zonder inclusie
Het VAF lijkt te beseffen dat er te weinig diversiteit onder zijn vleugels is. We lezen in het jaarverslag onder Diversiteitsaanpak: ‘Bij steunaanvragen zullen we nagaan op welke manier een project ruimte biedt aan diversiteit.’ Maar dat is veel te vrijblijvend. Er is nood aan duidelijke parameters, toetsingscriteria, begrenzing, omgangsprocedures, overschrijdingsprocedures en dergelijke meer. Er worden wel ervaringen van discriminatie aan het verslag toegevoegd, maar een duidelijk actieplan om ze aan te pakken is er niet. Het is nochtans algemeen geweten dat discriminatie, racisme, seksisme, maar ook seksueel grensoverschrijdend gedrag een groot probleem vormen binnen de sector. Bij Engagement Arts zijn bijvoorbeeld verschillende getuigenissen binnengekomen, waaronder sommige zeer ernstig. Eén melding had betrekking tot een directe medewerker van het VAF, andere waren in relatie tot mensen in verschillende rollen in de sector. Ook vanuit de filmscholen komen zeer verontrustende verhalen. Over de selectieprocedures kwamen eveneens verhalen binnen. Zo werd in de feedback op een aanvraag gevraagd of een zwart personage illegaal was, terwijl dat geen enkel belang had voor de verhaallijn of het personage. De mensen die Engagement contacteren zien niet hoe zij een formele klacht kunnen indienen bij het VAF zonder dat dat hun toekomstige werk in het gedrang brengt. Dat alles wijst op een falend beleid: er is geen (heldere) meldingsprocedure voor grensoverschrijdend gedrag beschikbaar bij het VAF, geen (duidelijke) klachtenprocedure en geen code of conduct. Het is niet duidelijk bij wie een klacht terechtkomt en of die persoon aan regels rond privacy gebonden is. Er is een gebrek aan duidelijke richtlijnen over hoe te werken aan ‘implicit bias’ of onbewuste vooroordelen bij de selectie. Er is geen dekolonisering van de beoordeling. Mensen die problemen ondervinden, kunnen wel bij de Genderkamer van de Vlaamse ombudsdienst terecht, die de bijzondere opdracht kreeg om naar aanleiding van #MeToo mee te bouwen aan meer gelijkheid en problemen in de sector in kaart te brengen, maar hun mandaat is beperkt.
Directeur-intendant Koen Van Bockstal heeft beloofd werk te maken van een inclusieve sector, maar het blijft onduidelijk op welke manier hij dat wil realiseren
Het VAF lijkt, ondanks #MeToo en Black Lives Matter, grensoverschrijdend gedrag of discriminatie niet prioritair te vinden. In het jaarverslag van 2020 wordt het woord seksisme of racisme geen enkele keer vermeld. Het VAF neemt een ‘neutrale’ en bij momenten zelfs afwerende houding aan. Er is geen interne controle of een officiële leidraad om tegen grensoverschrijdend gedrag of discriminatie te kunnen ageren. Nochtans is zo’n heldere klachtenprocedure noodzakelijk: je moet weten bij wie je klacht terecht komt, wat ermee zal gedaan worden en hoe lang dat kan duren. Zeker omwille van de specificiteit van de sector. In deze kleine en zeer competitieve wereld, met zijn informele karakter, wisselende samenwerkingen en freelance contracten, is het onveilig om je uit te spreken over wantoestanden. Productiehuizen moeten verantwoordelijk worden gehouden voor de veiligheid van hun werknemers. Zolang dat wordt uitbesteed aan een kleine overheidsinstantie zoals de Genderkamer, zal niemand zich geroepen voelen om officieel klacht neer te leggen. Echte inclusie kan onmogelijk als veiligheid en welbevinden van mensen die werken in de sector geen prioriteit is.
Het VAF articuleert op gezette tijden, formeel en informeel, dat inclusie iets is wat het al jaren nastreeft, maar verder dan het schrijven van een diversiteitsnota, die in zijn uitwerking niet getoetst wordt, komt het niet. Directeur-intendant Koen Van Bockstal heeft beloofd werk te maken van een inclusieve sector, maar het blijft onduidelijk op welke manier hij dat wil realiseren. In de beheersovereenkomst van 2018-2021 verwijst men op geen enkel moment naar inclusie. Er wordt slechts één zin gewijd aan culturele diversiteit: ‘Het VAF zal zich inspannen voor het bereiken van een cultureel diverse doelgroep, het creëren van een cultureel divers aanbod en/of het betrekken van personen van een etnisch-cultureel diverse origine bij zijn werking.’ Gendergelijkheid kreeg ook één zin: ‘Het VAF zal oog hebben voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zo zal het zich inspannen voor een gezonde genderverhouding bij de samenstelling van commissies en jury’s en binnen de eigen werking.’ Grensoverschrijdend gedrag wordt niet genoemd. Het is voor de volgende beheersovereenkomst van groot belang om duidelijke lijnen te trekken voor een actief inclusiebeleid en een veilige sector. Aangezien de beheersovereenkomst dit jaar hernieuwd wordt, krijgt het VAF de kans om de systemen die discriminatie en onveiligheid in stand houden, bij te sturen.
Zolang het VAF niet de veiligheid van alle makers kan garanderen, kan er geen inclusief landschap bestaan. De huidige diversiteitsnota is pro forma en weegt niet door op het beleid.
Een gedragscode zou een goede start zijn. Het VAF zou een voorbeeld kunnen nemen aan de gedragscode van de VRT. Het is noodzakelijk dat ook het VAF er een introduceert die omschrijft wat grensoverschrijdend en ongewenst gedrag is en die contractueel bindend is voor werknemers, commissieleden, gefinancierde productiehuizen en hun werknemers. Daarnaast moet dat ook actief getoetst worden. Zolang het VAF niet de veiligheid van alle makers kan garanderen, kan er geen inclusief landschap bestaan. De huidige diversiteitsnota is pro forma en weegt niet door op de beslissing en financiering van de commissie. Een optie in een dossier aanvinken zonder rekenschap te moeten afleggen is geen effectief beleid.
Het VAF moet erkennen dat zijn deuren voor velen dicht blijven, en dat de sector geen veilige omgeving is. Mensen die een probleem ervaren, kunnen niet bij het VAF terecht of durven zich niet uit te spreken. Er zijn urgente vragen naar meer mogelijkheden en inclusie, naar meer veiligheid en rekenschap, en meer ruimte voor artistieke ambities en het vertellen van genuanceerde en kritische verhalen. Het VAF moet zijn functie als marktcorrigerende instantie opnieuw opnemen. Om dat te bereiken heeft de sector niet alleen nood aan een heldere visie en beleid, maar ook aan een toetsbaar diversiteitsbeleid en een afdwingbare gedragscode. Engagement Arts stelt het VAF de vraag om zich expliciet te engageren als bondgenoot in de strijd tegen discriminatie en grensoverschrijdend gedrag.