De fabel van de luipaard. Een prothetisch dierenverhaal
Door Sina Seifee, op Sun Feb 26 2023 23:00:00 GMT+0000Je kent ze maar al te goed, de virale dierenfilmpjes die om de haverklap in je feed verschijnen. Wanneer de Iraanse kunstenaar Sina Seifee een filmpje op zijn smartphone ontvangt met een Indische panter met zijn kop in een pot, ziet hij in dat die allesbehalve onschuldig zijn. Het zijn fabelachtige micronarratieven die een uitgesproken visie op contacten tussen soorten delen.
Enige tijd geleden stuurde mijn moeder me op mijn smartphone een video van een Indische panter wiens kop vastzat in iets wat lijkt op een grote pot. Dit filmpje is absoluut niet bijzonder. Het is een kopie van iets dat in feite niet ‘bestaat’, een stukje simulacrum, een van de vele die ik regelmatig van mijn moeder toegestuurd krijg. Dat mijn ouders hun smartphones de laatste jaren zo intensief zijn gaan gebruiken, heeft te maken met mijn verhuizing uit Iran. Het gevolg van die fysieke afstand is dus een stortvloed aan expressieve 'objets trouvés', die ik weliswaar met liefde in ontvangst neem, maar die ik maar met een half oog kan doorscrollen. Die eindeloze stroom werkt als een soort dagboek, waarin niet alleen gezondheidstips, maar ook intieme geheimen worden gedeeld. Het toont een fascinatie voor catastrofes, getuigt van een alom aanwezige collectieve afgunst, en grossiert in beeldende fantasieën die daaraan uiting geven. Maar bovenal cureert mijn moeder met haar berichtjes een menagerie vol vreemde dieren. Want, inderdaad, vooral die dierenvideo's ‘MOET je absoluut gezien hebben’. Tegelijk grappig en gruwelijk zijn die 'interspecies fabulations', intersoortelijke verzinsels.
In de video schuift de tekst 'wildfilmsindia.com' over het oneindigheidssymbool dat dwars over het beeld loopt. Onderaan het frame staat te lezen dat het filmpje werd geforward door een zekere Farzam – een Iraanse naam is dat. We begeven ons dus volop op het Indo-Iraanse terrein van de dierenroddels. In de video zien we een luipaard ronddolen aan de rand van een dorp. Uiteindelijk kunnen enkele mannen hem vatten en merken we dat zijn kop vastzit in een kookpot. Het is een knullige ontmoeting, die de luipaard volledig ontdoet van zijn charisma.
Met zijn kop in een metalen kookpot worden de elegantie en onstuimigheid van de luipaard compleet tenietgedaan.
De Indische panter (een ondersoort van de luipaard trouwens) is nochtans een van de meest charismatische diersoorten. Volgens Jamie Lorimers concept van ‘animal charisma’ (geïntroduceerd in het standaardwerk The Multispecies Salon (2014)), straalt de luipaard een bovennatuurlijke schoonheid uit. Het is een gracieuze pracht die ook actief heeft bijgedragen tot een grotere publieke bezorgdheid over bedreigde diersoorten. Maar met zijn kop in een metalen kookpot worden zijn elegantie en onstuimigheid compleet tenietgedaan. De scène ridiculiseert het dier, reduceert het tot de verzinnebeelding van een moreel lesje: ‘steek je neus niet in andermans zaken’.
Wie uit het Midden-Oosten komt, herkent het tafereel onmiddellijk als een van de fabels uit de klassieke Indiase tekst Pañcatantra. Dat is een goed bewaarde verzameling van dierenfabels in het Sanskriet, die teruggaat tot ongeveer 200 voor Christus. In de 5de eeuw na Christus werd ze vertaald naar het Perzisch, later naar het Arabisch, en in 1143 na Christus terug naar het Perzisch onder de titel Kelileh va Demneh (کلیله و دمنه). Schoolkinderen in Iran en Irak leren over dit werk als onderdeel van de literaire canon. Het is een Indiase mimetische machine voor het genereren van verhalen binnen verhalen. Het echoot een beproefde literaire tendens, waarin een narratieve omkering het uitgelezen middel is om een welbepaalde inhoud naar voren te schuiven. Net zoals bij Aesopus hebben de fabels een geheel eigen stijl, die duidelijk aansluit bij orale tradities. De protagonisten van Kelileh va Demneh mengen zich regelmatig in debatten en politieke complotten. Met hun komische en agonistische aard tonen ze zich meesters in (soms machiavellistische) manipulatie. De vergissingen stapelen zich op. Samen dragen die allegorische boodschappen uit met wie je al dan niet bevriend kan worden, hoe je je middelen beheert, hoe je ontsnapt aan valstrikken – en vooral ook hoe je misleidende beelden moet lezen.
Kelileh va Demneh staat bol van voorbeelden van sociale interacties tussen dieren die faliekant aflopen.
Ook de fabels zelf hebben een vervelend manipulatief karakter: doordat ze tegelijk raadselachtig en glashelder zijn, weten ze hun publiek op een slinkse manier te betrekken. Ze zijn tegelijk problematisch (omdat ze weinig ruimte voor interpretatie laten) en onvermijdelijk (omdat ze zo licht verteerbaar zijn). Deze verhalen vertellen hun publiek wat ze niet moeten doen. Is een luipaard te trots, zit het ‘vast in zijn hoofd’; is het te nieuwsgierig, steekt het ‘zijn neus in andermans zaken’; slaapwandelt het, dan zit het met zijn ‘hoofd in de wolken’. En al deze opzichtelijk figuurlijke situaties leiden steevast tot een pijnlijke afloop. Maar op die manier staat Kelileh va Demneh tegelijk ook bol van voorbeelden van sociale interacties tussen dieren die faliekant aflopen. Het narratieve universum lijkt beheerst door wetmatigheden die van elke ontmoeting een asymmetrische, onwederkerige of bedrieglijke maken. Gedurende duizenden jaren hebben deze schema’s de West-Aziatische beeldvorming van intersoortelijke vriendschap en contact doordrongen en hebben ze vermoedelijk ook een impact gehad op de manier waarop we ook vandaag nog effectief kijken naar en omgaan met de niet-menselijke wereld.
Het pragmatisme van die verhalen lijkt voort te komen uit scepsis. De Panchatantra is een van de vroegste literaire vindplaatsen (en zeker niet de enige) die de onpersoonlijke kracht van chaos verbindt met een zoöpoëtische articulatie van de wil tot macht. Het werk lijkt te streven naar een pragmatisch realisme door strikte gedragsregels voor te schrijven: de kikker kan geen vrienden zijn met de schorpioen, de schorpioen kan geen vrienden zijn met de schildpad, de schildpad kan geen vrienden zijn met de mens, de mens kan geen vrienden zijn met de beer, de beer kan geen vrienden zijn met de muizen, de muizen kunnen geen vrienden zijn met de duif, enzovoort.
De luipaard is gecorrumpeerd door een onbedoelde metallurgische ingreep. Het is een on-dier geworden, een monster.
In de fabeltraditie van de Panchatantra klinkt dus een fundamenteel sceptische teneur door. De dingen zijn niet wat ze lijken, samenwerking over verschillen heen is funest, en je bent voorbestemd om te sterven. Maar hoe meer ik de Kelileh va Demneh lees, hoe sterker ik ervan overtuigd raak dat het werk veeleer draait om de politiek van vriendschap, en de gemeenschappelijke vormen van kwetsbaar menselijk bestaan. In een wereld waarin niets zeker is, staat vriendschap op het spel, zo suggereren de fabels ook.
En zo drukt het filmpje met de luipaard ook iets uit dat ingaat tegen de standaardinterpretatie van de fabel. Aan het eind zien we de luipaard, die nog steeds met zijn kop vastzit, in een tent liggen terwijl hij zachtjes wordt geaaid door mensen die om hem heen zitten. Als het aan de Panchatantra lag, zou de luipaard een kinderspeelgoedje worden waarmee tot de dood zou worden gespeeld. Maar dit gebeurt niet. Evenmin wordt de luipaard van de pot gescheiden en teruggebracht naar zijn ‘natuurlijke staat’. Enerzijds werkt de video zo als een allegorie van verwelkoming: het werkelijk ongewenste wordt verwelkomd. Dit gaat in tegen de geest van de brontekst, waarin de integratie van het wilde dier het einde van de dorpelingen zou betekenen. Anderzijds suggereert de video ook een andere lezing. De luipaard is gecorrumpeerd door een onbedoelde metallurgische ingreep. Het is een on-dier geworden, een monster. Alleen in deze staat kan het het dorp betreden. Alleen als het vervreemd is van zijn ware identiteit, kan het wilde worden verwelkomd.