De Elisabethwedstrijd: mooie schilderijen in een oud museum
Door Emmanuel van der Beek, op Tue May 22 2018 17:00:00 GMT+0000Als je de zendtijd op radio en tv als maatstaf neemt, moet de Koningin Elisabethwedstrijd het belangrijkste klassieke muziekevenement van het jaar zijn. Als lid van het jongerenpanel deZes|lesSix volgde ik de voorbije editie (voor zang) op de voet voor Canvas, Klara en Musiq’3. Een week na de prijsuitreiking is het tijd voor een terugblik. Is de Elisabethwedstrijd wel zo incontournable als ze leek vanuit Bozar?
Geen opera, concert, concours of festival wordt – aan beide kanten van de taalgrens – zo in de kijker gezet als de Elisabethwedstrijd. Dat heeft wellicht voor een groot deel te maken met de lange traditie die het concours kent.
Het was Eugène Ysaÿe, een Belgische componist, dirigent en vioolvirtuoos, die aan het begin van de twintigste eeuw met het idee voor een internationale muziekwedstrijd op de proppen kwam. Ysaÿe, een goede vriend van koningin Elisabeth, had toen al een indrukwekkende carrière uitgebouwd. Uiteindelijk zouden de eerste edities van de Eugène Ysaÿe-wedstrijd pas plaatsvinden in 1937 en 1938, enkele jaren na het overlijden van de grootmeester. Toch kon de wedstrijd meteen rekenen op een grote internationale interesse.
Dat het een intense editie zou worden, wisten we op voorhand.
Door de woelige jaren die daarop volgden, zou de wedstrijd pas in 1951 hernomen worden, vanaf dat moment vernoemd naar koningin Elisabeth zelf. Sindsdien is de Elisabethwedstrijd een begrip, zeker voor viool en piano, waar de wedstrijd zich aanvankelijk op richtte. Maar ook voor zang (vanaf 1988) en cello (2017) kan de Elisabethwedstrijd telkens weer rekenen op een horde internationale kandidaten en, bijgevolg, ook luisteraars. In vier rondes zoekt de jury nu, in olympische cycli van vier jaar, naar de beste violist, pianist, cellist en zanger.
Telefoontjes
Naar 2018. De negende editie voor zang. Dat het een intense editie zou worden, wisten we op voorhand. Om tegemoet te komen aan de drukke agenda van mogelijke kandidaten, had de organisatie na de vorige editie immers beslist de wedstrijd voor zang stevig in te korten. De Elisabethwedstrijd staat erom bekend een van de langste concoursen ter wereld te zijn (een volledige editie duurt ongeveer een maand) en dat bleek met name voor veel jonge zangers, die vaak al van het ene naar het andere operahuis trekken, niet haalbaar.
Toch houden veel jonge solisten in hun agenda graag ruimte vrij voor wedstrijden. Want meer nog dan audities en concerten is een concours vaak een uitgelezen gelegenheid om jezelf in de kijker te zetten. Dat zegt ook Emma Posman, een van de acht Belgische kandidaten, voor wie de wedstrijd zelf geen doel op zich was. ‘Het is eerder een manier om ontdekt te worden door belangrijke mensen, zoals intendanten van operahuizen.’
En je kan er wel wat aan overhouden, zelfs al win je de wedstrijd niet. Posman vertelt over de telefoontjes die ze kreeg zodra nog maar bekend was dat ze door de preselectie was geraakt. Ook Lenneke Ruiten, een jonge sopraan die als panellid te gast was, moedigt jonge zangers aan om aan competities deel te nemen. ‘Een wedstrijd is een open auditie. Niet alleen in de jury, maar ook in de zaal zitten mensen die nieuwe zangers zoeken. Zo heb ik bijvoorbeeld ooit veel werk gekregen na een halve finale, waar allemaal mensen aan het scouten waren.’
Al tijdens de eerste ronde zie je overal notitieboekjes, laptops en tablets.
Je hoort wel eens wilde verhalen over agenten in de zaal die vechten om een kandidaat een contract aan te bieden. Dat is natuurlijk overdreven, maar de interesse van impresariaten, bureaus die musici vertegenwoordigen bij operahuizen en concertorganisaties, valt toch op. Al tijdens de eerste ronde zie je overal notitieboekjes, laptops en tablets. Het geluid van ritselend papier en vallende stylo’s maakt deel uit van de recitals, terwijl het zaallicht gewoon blijft branden. De juryleden zijn duidelijk lang niet de enigen die de kandidaten aan het beoordelen zijn.
Tien uur muziek
De eerste keer dat wij de kandidaten horen, is tijdens de eerste ronde, die – nu het Conservatorium van Brussel dringend aan renovatie toe is – noodgedwongen doorgaat in Flagey. Op dat moment heeft de jury al een lange preselectie achter de rug. Dit jaar hebben 312 kandidaten zich met een video aangemeld. Daaruit koos de jury een op voorhand onbepaald aantal zangers die zij live wilde horen. Opvallend detail: de ene helft van de jury bekeek de video’s van de eerste tot de laatste kandidaat, de andere helft net andersom. In de Koningin Elisabethwedstrijd wordt niets aan het toevallige oordeel overgelaten.
In de eerste ronde zien we over twee avonden 55 kandidaten en horen we dubbel zoveel aria’s en liederen, samen goed voor net geen tien uur muziek. Hoe behoud je het overzicht over zoveel kandidaten? Volgens een van de juryleden is het een kwestie van gewoonte. Als je elke dag audities hoort, wen je aan zoveel muziek. Wij zijn daarentegen behoorlijk uitgeput.
Pascale Montauban, een naam als een klok in het kleine wereldje van de impresariaten, houdt tijdens de wedstrijd pen en papier in de aanslag. Aan de telefoon vertelt ze over haar eigen codes die ze gebruikt om snel en eerlijk notities te maken bij elke kandidaat. Ze volgt het concours vanaf dag één. ‘Zo’n wedstrijd kan in iedere ronde een belangrijke rol spelen. Wij vertegenwoordigen zangers die ooit niet door de eerste ronde zijn geraakt. Om 24 kandidaten te selecteren, moet de jury keuzes maken, en vallen interessante artiesten soms al vroeg uit de boot.’
Het valt op, vertelt Montauban, dat in de editie voor zang altijd meer decision makers in de jury zitten dan bij de edities voor piano, viool of cello. Het zijn persoonlijkheden die beslissend kunnen zijn voor een carrière. Een van die juryleden, Christophe Rousset, dirigent van Les Talens Lyriques, liet in een interview al verstaan uit te kijken naar jong talent. ‘Al zitten zangers niet in de finale, misschien zijn ze wel interessant voor mijn eigen projecten.’
Dat de zaal vol belangrijke mensen zit, is niet toevallig. De Elisabethwedstrijd heeft nu eenmaal het geluk de ‘grand cru’ aan deelnemers te hebben, zegt Montauban. Maar daarnaast zorgt de organisatie er ook zelf wel voor dat de professionele wereld de wedstrijd volgt. ‘Het is onze bedoeling muzikanten te helpen bij hun eerste stappen in hun carrière’, vertelt Nicolas Dernoncourt, artistiek coördinator van de wedstrijd. ‘Daarom staan wij in contact met agenten, concertorganisatoren en andere personen uit de professionele wereld, met wie we de kandidaten in contact brengen.’
Zelfs in landen waar vroeger nauwelijks goede zangers te vinden waren, worden nu beloftevolle solisten opgeleid.
Jonge artiesten een podium geven is nodig in een muzieklandschap waarin steeds meer operahuizen moeten fuseren en de kansen om jezelf te tonen slinken. Tegelijkertijd is de concurrentie de laatste jaren sterk toegenomen.
Véronique Van Hees coördineert de MM Academy, een initiatief van De Munt dat studenten zang op hun podia zet. Zij schat het aantal zangstudenten alleen in België al op 250. ‘Van hen zullen misschien twee of drie een internationale carrière kunnen uitbouwen.’ Bovendien stellen snelle manieren van reizen nu zangers in staat om van over de hele wereld aan audities mee te doen. En zelfs in landen waar vroeger nauwelijks goede zangers te vinden waren, worden nu beloftevolle solisten opgeleid.
Wedstrijdpaard
Terug naar de wedstrijd. Tijdens de halve finale, waarin 24 kandidaten strijden voor een plaats in de finale, wordt de spanning tastbaar. Voor het eerst zijn er camera’s in de zaal. Elke beweging, elke (foute) noot is voor de eeuwigheid. Het is nu of nooit. Sommige kandidaten, zoals de jonge tenor George Ionut Vîrban, gaan zichtbaar onderuit door de stress. Andere deelnemers, zoals Eva Zaïcik, die uiteindelijk de tweede plaats zal halen, vertellen ons pas achteraf hoezeer ze stonden te trillen op het podium. Sommigen kunnen die stress ongelooflijk goed verbergen.
Misschien is dat wel het geheim van een goede wedstrijdzanger, bedenkt Pascale Montauban: dat ze zo’n laag stressgehalte hebben. Dat vermoedt ook An De Ridder, die ooit zelf aan de Elisabethwedstrijd deelnam. ‘Sommige zangers bloeien open door de competitie, andere klappen net dicht.’
Maar bestaat er zoiets als een ideale competitiezanger, een wedstrijdpaard? Elke vergelijking met een doorgewinterde sporter loopt al snel stroef, want een muziekwedstrijd winnen is zelden of nooit het einddoel. Toch leeft de indruk dat je muzikanten hebt die geknipt zijn voor wedstrijden, maar het daarna niet per se ver schoppen. Het zijn musici die technisch uitblinken, mechanisch perfect zijn, maar net datgene missen wat het publiek verleidt om naar hen te blijven luisteren.
‘De notenmachines krijgen tijdens een wedstrijd veel applaus’, vindt ook Peter De Caluwé, intendant van De Munt en jurylid van de wedstrijd. ‘Terwijl de mensen die echt interpreteren, soms ondergesneeuwd raken.’ Hij laat zich ontvallen eigenlijk helemaal geen fan te zijn van concoursen. ‘Er hangt af en toe een Eurosongfestival-sfeer, en dan wordt het echt een opbod tégen elkaar.’
Kiezen is winnen
Toch moet de jury een keuze maken. In alle rondes beoordelen de vijftien juryleden de prestaties van de kandidaten met een cijfer. Per ronde bepaalt een gemiddelde van die cijfers de rangschikking. Er komt geen deliberatie aan te pas: de juryleden spreken onderling niet over de kandidaten.
Dat twee stemmen nog zoveel meer kunnen verschillen dan twee violen, maakt een zangwedstrijd beoordelen zoveel moelijker.
Maar goed ook, denken wij vaak. Wanneer ons jongerenpanel gevraagd wordt een top zes samen te stellen, wordt het ons hoe langer hoe duidelijker dat zo’n rangschikking geen sinecure is. Hoe vergelijk je een lichte Mozart-sopraan met een bariton die uitblinkt in Schubert? Dat twee stemmen nog zoveel meer kunnen verschillen dan twee violen, maakt een zangwedstrijd beoordelen ook zoveel moelijker. Niet alleen de eigenschappen van de stem, zoals tessituur en kleur, liggen vaak ver uit elkaar, ook het repertoire dat bij die verschillende stemmen past, valt vaak in geen enkel opzicht te vergelijken.
‘Dat de zangwedstrijd al zo vaak is doorgelicht en aangepast, zegt veel over hoe moeilijk het is een goede zangwedstrijd in te richten,’ vertelt Pascale Montauban. Inderdaad, vergeleken met de edities voor viool en piano, is er aan de wedstrijd voor zang in de loop der jaren al veel gesleuteld. ‘Maar ik denk niet dat de ideale zangwedstrijd bestaat.’
Geschikte muziek kiezen is voor de jury vaak al een criterium op zich, vertelt Peter De Caluwé. ‘Als je vandaag carrière wil maken, is het belangrijk dat je keuzes kan maken. Dat zijn voor mij belangrijke elementen bij het punten geven.’ Misschien is dat wel een van de redenen waarom Samuel Hasselhorn, die het aandurfde in de halve finale enkel Duitse liederen te zingen, uiteindelijk de eerste prijs won.
Hoezeer de Koningin Elisabethwedstrijd ook inzet op eerlijkheid en integriteit, aan het subjectieve karakter van het eindoordeel ontkomt niemand. Dat zegt ook Alain Altinoglu, dirigent van het orkest van De Munt, dat de solisten begeleidt tijdens de finale. ‘Net daarom is het goed dat er veel mensen in de jury zitten. Dan is het eindresultaat een soort gemiddelde.’
Zingende ingenieurs
Het oordeel mag dan voor een groot deel subjectief zijn, uiteindelijk kiest en rangschikt de jury de zes beste kandidaten. Wat dit jaar opvalt in hun selectie, is dat alle laureaten tussen de 27 en de 30 jaar oud zijn, alsof dat de ideale leeftijd is. Toch is het zo dat ieder stemtype op een verschillend moment ‘piekt’, niet zelden later dan op de leeftijd van 32 jaar, de bovengrens die het concours oplegt. ‘Ik heb wel aan wedstrijden meegedaan,’ vertelt An De Ridder, ‘maar mijn stem was niet klaar voor de leeftijdsgrens van de meeste concoursen bereikt was.’
Wat je bij een wedstrijd moeilijk kan inschatten, is hoe de zangers presteren op toneel. Daar gaat het om meer dan mooi zingen.
‘De ontwikkeling van zangers is heel individueel,’ bevestigt Jan Henric Bogen, verantwoordelijk voor de casting bij Opera Vlaanderen. Ook hij volgt het concours op de voet op zoek naar jong talent. ‘Er zijn in bepaalde stemvakken zangers die eerst een opleiding tot pakweg ingenieur hebben gevolgd en pas na hun dertigste een stem ontwikkelen die geschikt is voor een carrière in de operawereld. De wedstrijd is een kans, maar lang niet de enige manier om een carrière te starten.’
Bovendien krijgen de zangers tijdens het concours maar weinig ruimte om echt te acteren, hoewel het gros van het repertoire wel uit opera-aria’s bestaat. Bogen: ‘Wat je bij een wedstrijd moeilijk kan inschatten, is hoe de zangers presteren op toneel. Daar gaat het om meer dan mooi zingen. Een wedstrijd is maar het begin, daarna volgen in de allermeeste gevallen audities bij ons.’ Ook volgens Pascale Montauban is er zoveel meer nodig dan wat je kan tonen tijdens een wedstrijd. ‘Je moet ook kunnen functioneren in groep, een goed acteur zijn en kunnen werken met regisseurs.’
Oude wijn?
Terug naar geestelijke vader Eugène Ysaÿe, die in zijn muzikale testament een blauwdruk klaar had voor de wedstrijd. Een van zijn speerpunten was dat de wedstrijd stevig verankerd zou zijn in het hedendaagse muziekleven. Dat is de reden waarom pianisten en violisten nog steeds, tijdens een verblijf in de Muziekkapel, een nooit eerder uitgevoerde compositie moeten instuderen: de ultieme uitdaging voor elke uitvoerder. Het is een traditie die het bij zang heeft moeten ontgelden, want hoe schrijf je in hemelsnaam een compositie die zich leent voor alle stemtypes?
Het resultaat is dat de nieuwste muziek die we tijdens de Elisabethwedstrijd horen, zo ongeveer dateert uit de tijd van Ysaÿe zelf. Slechts een enkeling durft het aan om iets nieuwers op het programma te zetten, Luciano Berio bijvoorbeeld. En dan nog. ‘De wedstrijd draait nu om het uitvoeren van aria’s die bijna iedereen kent’, zegt Wouter Van Looy, artistiek directeur van Muziektheater Transparant. ‘En dan vervalt de wedstrijd toch snel in een discussie over clichématige zaken, zoals een teveel aan vibrato, problemen met intonatie, kennis van het repertoire, dictie.’
Misschien is dat wel de reden waarom veel zangers zich ver houden van de Koningin Elisabethwedstrijd. Al bij al focust de wedstrijd zich maar op een klein segment van de klassieke muziekwereld. Voor bijvoorbeeld Naomi Beeldens, die haar carrière uitbouwt binnen muziektheaterproducties, zijn concoursen nooit belangrijk geweest. ‘Door bezig te zijn met wat je echt interessant vindt, kun je je weghouden van de concurrentie. Ik geloof sterk in een sneeuwbaleffect: van de ene productie kan je in de andere rollen. Dat is ook een manier om je te laten zien.’
Laagje stof
Blijft de vraag of we de Elisabethwedstrijd dan wel zoveel zendtijd moeten gunnen, als er tegelijkertijd zoveel andere, nieuwere dingen bewegen in het muzieklandschap? Van Looy: ‘De Elisabethwedstrijd doet weinig goeds aan het stoffige beeld van klassieke muziek. Ze is en blijft een bastion voor een conservatieve manier van zingen en muziek presenteren. Daar is op zich niets op tegen, alleen krijgt het ook de stempel hét voorbeeld te zijn, dé manier waarop je met klassieke muziek moet omgaan.’
‘Net als in The Voice gaat het ook in de Elisabethwedstrijd te vaak om het herhalen van clichés’, vindt Van Looy.
‘Net als in The Voice gaat het ook in de Elisabethwedstrijd te vaak om het herhalen van clichés’, vindt Van Looy. ‘Zangwedstrijden zijn misschien mediagenieke formats, maar ze dragen weinig bij tot het creëren van artistieke persoonlijkheden.’
De Elisabethwedstrijd een oninneembaar fort? Misschien, en de gracht eromheen lijkt in ieder geval best diep. Maar tegelijk is het een museum waarin prachtige schilderijen uit de belle époque te bewonderen zijn, de laatste nieuwe trend. Op Facebook besluit Wouter Van Looy zijn ‘bezoek aan de negentiende eeuw’ met de wens dat Hasselhorn en Zaïcik, de eerste twee laureaten, weer de weg naar de teletijdmachine zullen vinden, om terug te keren naar het muziektheater van vandaag.
Inderdaad, veel zangers fietsen gewoon met een boog om het fort Elisabethwedstrijd heen. Of genieten vanop een afstand van het uitzicht. ‘Voor jonge, getalenteerde zangers is het vooral een kwestie van op het juiste moment op de juiste plaats te zijn’, stelt Jan Henric Bogen. En die plaats hoeft dus niet per se Bozar te zijn.
Ook Pascale Montauban, die de wedstrijd in haar hart draagt, erkent dat er nog zoveel anders te zien is. ‘De honden blaffen en de karavaan trekt verder’, besluit ze. ‘Tijdens de wedstrijden is er veel zin en onzin over de prestaties te horen, maar die kritiek stompt gelukkig af zodra de wedstrijd achter de rug is.'
Je kan er niet omheen, er ligt een laag stof op de wedstrijd, maar wat je daaronder ziet, blijft de moeite. Mijn bezoek aan het fort krijgt ongetwijfeld de hoogste Trotter-score: drie mannetjes, vaut le voyage.