Cultuur volgens De Wever: een oude taart met excellente slagroom
Door Wouter Hillaert, op Tue Aug 13 2019 22:00:00 GMT+0000‘Vlaanderen kan pas echt stralen als het ook cultureel straalt’, zo stelt de startnota van formateur Bart De Wever voor onze nieuwe Vlaamse regering. Zo erkentelijk dat klinkt voor al wie hier met cultuur bezig is, zo eng blijkt de verdere invulling van die culturele visie voor het Vlaanderen van morgen. Niet in het minst voor de kunstensector zelf?
Natuurlijk kan je uit een nota van zeven pagina’s moeilijk grote conclusies trekken. Zeker niet omdat hij nog verder onderhandeld dient met coalitiepartners CD&V en Open Vld. Toch is dit werkdocument veelzeggend. Het isoleert het beleidsdomein cultuur voor één keer niet van de rest van het maatschappelijke en ideologische plan van N-VA voor Vlaanderen. Net door zijn beperkte omvang openbaart De Wevers startnota precies de heldere essentie van dat project.
Flanders, State of the Art
Eerste opvallende vaststelling: cultuur blijkt in deze toekomstvisie niet de politieke kruimel waar het cultuurveld zich vaak mee identificeert. Niemand zal in reactie op deze nota de klassieke viool kunnen bespelen ‘dat cultuur weer vergeten is’.
Wat de Rode Duivels zijn voor België, lijkt cultuur nu ineens voor Vlaanderen.
Al in de tweede alinea worden kunst en cultuur opgediend als een onvervreemdbaar deel van het Vlaamse DNA, samen met onze wetenschappen, onze textielnijverheid, onze innovatieve technologie. ‘Vlamingen zijn altijd tot veel in staat geweest. Onze Vlaamse Meesters als Van Eyck, Rubens en Bruegel zijn wereldbekend. (…) We mogen trots zijn op dat verleden.’ Cultuur en kunst blijken van het identiteitsproject Vlaanderen niet de kruimels, maar de taart zelf: het beslag dat Vlaanderen zijn specifieke eigenheid geeft.
Het mag dan wel een oude taart lijken, ook vandaag blijft cultuur voor N-VA minstens de slagroom. Dat blijkt verderop uit die bewuste alinea die stelt dat Vlaanderen enkel kan stralen als het cultureel straalt: ‘De Vlaamse Meesters – uit heden en verleden en in alle creatieve richtingen – moeten het uithangbord worden van de grootsheid die Vlaanderen in zich heeft.’ Ook hedendaagse toppers maken Vlaanderen top.
Nieuw is dat discours niet. Anders dan in Nederland, waar meerdere partijen electoraal gewin nastreven door de kunsten te demoniseren als ‘linkse hobby’, pakt ook de Vlaamse rechterzijde graag uit met de culturele uitstraling van onze regio. Al jaren luidt de internationale baseline van de Vlaamse Gemeenschap: ‘Flanders, State of the Art’. In eigen land profileert Vlaanderen zich dan weer met: ‘verbeelding werkt’.
Wat wel verrast, is hoe uitgesproken ideologisch die culturele omarming en creatieve zelfprofilering hier klinken. Wat de Rode Duivels zijn voor België, lijkt cultuur nu ineens voor Vlaanderen: een handelsmerk, een identity marker, onze voornaamste grondstof. Zonder cultuur geen Vlaams zelfbeeld, geen toeristisch beleid, geen aantrekkelijk investeringsklimaat.
Dat maakt de toonzetting voor de volgende Zweedse coalitie heel anders dan het economische discours van de vorige. Luidde het regeerakkoord vijf jaar geleden nog volop de klok van het vrije ondernemerschap als motor voor de toekomst, dan lezen we nu een bijzondere combinatie van innovatie, sociale integratie en ‘cultuur’. Alleen: welke cultuur?
Excellentie: een ladder zonder sporten
Binnen de nauwere betekenis van cultuur als ‘creatieve expressie’ (oftewel het beleidsdomein cultuur) wil N-VA inzetten op enerzijds het rijke culturele verleden (met meer geld voor cultureel erfgoed, een nieuw museum voor de Vlaamse geschiedenis én een culturele canon) en anderzijds op de grote kunstinstellingen. Alsof alles daartussen één zwart gat is?
Die voorkeur voor grote instellingen kleurde ook al het voorbije kunstenbeleid, maar er vallen veel vragen te stellen bij de motivering dat zij onze ‘artistieke topambassadeurs’ zouden zijn ‘die Vlaanderen internationaal op de kaart zetten’. Gebeurt dat niet eerder door onafhankelijke theater- en dansgezelschappen, individuele beeldende kunstenaars en losse bands en ensembles dan door pakweg deSingel, AB, Opera Ballet Vlaanderen, M HKA, Brussels Philharmonic...?
Het autonome Vlaanderen schepte altijd eer in zijn onvoorwaardelijke steun aan de autonomie van kunst. Wil N-VA met die Vlaamse beleidstraditie breken?
Hun rol staat buiten kijf, maar als Vlaanderen vandaag een klinkend begrip is in het buitenland, dan is dat vooral te danken aan het enthousiasme waarmee een jonge Vlaamse Gemeenschap vanaf de jaren 1980 snel geïnvesteerd heeft in vernieuwende kunstenaars buiten de klassieke instellingen, plus een flexibel artistiek middenveld van kunstencentra en muziekclubs.
Het autonome Vlaanderen schepte altijd eer in zijn onvoorwaardelijke steun aan de autonomie van kunst. Dat is ook precies waar Vlaanderen nu om benijd wordt in Frankrijk en Duitsland, waar men altijd vooral is blijven inzetten op zijn even statige als starre nationale instellingen. Wil N-VA met die Vlaamse beleidstraditie breken?
In de kern van De Wevers cultuurvisie lijkt hedendaagse kunst niet te bestaan, tenzij het topkunst is of in grote instellingen wordt gemaakt. Kunstenaars komen in zijn nota evenmin voor, laat staan de talloze socio-culturele en amateurverenigingen die Vlaanderen rijk is.
Misschien moeten we daar allemaal niet veel achter zoeken, maar dan valt wel te hopen dat CD&V en Open Vld wél mee zijn met het actuele culturele debat: wat vandaag absoluut nodig is, is het versterken van het precaire veld van de makers van al die stralende cultuur, veel meer dan die paar topinstellingen waar slechts een kleine minderheid van hen bij terecht kan.
Alleen via net die kunstenaars zal de nieuwe Vlaamse regering haar grote drang naar innovatie kunnen verbinden met haar sterk culturele discours. Als ze daadwerkelijk ‘meer dan ooit een investeringsregering wil zijn’, die haar borst nat maakt voor ‘onderzoek en ontwikkeling’ om te blijven ‘stralen en verbazen’, dan moet ze beseffen dat excellentie in het artistieke veld net zo werkt als in de bedrijfswereld, de wetenschappen of het onderwijs: je oogst ze pas door eerst voluit te zaaien onder de top.
Nu lijkt dat idee van ‘excellentie’ in de startnota een ladder met enkel bovenste sporten. Zelfs van nieuwkomers verwacht N-VA voortaan dat ze meteen zelfredzaam worden en een betekenisvolle bijdrage leveren, terwijl tegelijk alle onderste sporten weggezaagd worden. Als dit ook de nieuwe subsidiefilosofie in de kunsten wordt, dan dreigt de recente 17% slaagkans voor projectsubsidies geen jammerlijke uitzondering, maar de nieuwe norm te worden.
Vlaamse Leitkultur
Veel duidelijker is N-VA over zijn kijk op cultuur als ‘onze dagelijkse normen en gebruiken’. Die gelden in de nota als historisch verankerd, niet onderhandelbaar en dus dwingend voor iedereen die deel wil hebben aan sociale rechten en steun in Vlaanderen. Weg het elementaire recht op kinderbijslag, weg hoofddoek in officiële functies, weg sociale prioriteiten bij het toewijzen van sociale woningen. Het is al vaker benadrukt: qua brede cultuurvisie is dit een ruk naar rechts, waar Vlaams Belang zich van aan de zijlijn handenwringend in zal kunnen vinden.
Zo ambitieus deze nota de Vlaamse natie en haar stralende toekomst bezingt, zo defensief en exclusief is de cultuurvisie die eronder rust.
Zo ambitieus deze nota de Vlaamse natie en haar stralende toekomst bezingt, zo defensief en exclusief is de cultuurvisie die eronder rust. Terwijl ons universitair onderwijs stelselmatig verengelst, net vanuit diezelfde droom om Europees in de race te blijven, kiest N-VA om het Nederlands nog meer te verankeren als alfa en omega van een Vlaamse Leitkultur. En terwijl meertaligheid in onze grootsteden de vanzelfsprekende realiteit wordt van een postkoloniaal Europa, wordt gebruik van de Vlaamse taal niet alleen voor inburgeraars, maar ook in de Franstalige invloedsfeer rond Brussel een nog strengere verplichting, van hogerhand opgelegd.
Waarom? Om tegemoet te komen aan de angsten van het achterland van onze verkleurende steden? Dat evenwicht wordt louter gemotiveerd vanuit een oer-Vlaams vooroorlogs liedje. Het vormt de perfecte samenvatting van de cultureel-maatschappelijke visie die in de nota van Vlaanderens grootste partij aangetokkeld wordt:
Voor Vlaanderen, Vlaanderen,
Trille mijn harte vol geestdrift en vuur.
Mijn land is het land van de stilte,
De vreedzame, brede natuur.
‘t Zijn beelden en doeken en zangen,
Uit al wat een kunstenaar schiep…
Strak politiek keurslijf
Natuurlijk weerspiegelt De Wevers nota de nationalistische sentimenten van zijn kiezers, extra opgejaagd door extreemrechts. Dat is, hoe jammerlijk we dat ook kunnen vinden, de electorale logica zelve. Maar verontrustend wordt het wel als N-VA zijn bredere cultuurvisie gaat vastklikken aan zijn nauwere cultuurvisie: om ‘onze cultuur’ nog sterker te verschansen tegen alles wat het zou bedreigen, lijkt De Wever ook het cultuurbeleid zelf te willen inschakelen.
Zo krijgt de VRT prerogatieven om ‘de Vlaamse identiteit te versterken’ en ‘de Nederlandse standaardtaal te hanteren’. Wordt die natievormende drift ook de agenda achter de belofte dat ‘het Vlaams Audiovisueel Fonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren bijkomende impulsen krijgen voor creatieve audiovisuele en literaire Vlaamse productie’?
Het dreigt de artistieke vrijheid die Vlaanderen net zoveel internationale uitstraling heeft bezorgd, weer in een strak politiek keurslijf te persen. Wordt voor de autonomie van een cultureel ontvoogd Vlaanderen de autonomie van cultuurmakers zelf opgeofferd?
Een museum voor de geschiedenis van Vlaanderen, dat moet natuurlijk kunnen. Toch kan je je afvragen of daar naast het Gallo-Romeins Museum, Kortrijk 1302, Het Groeningemuseum, Bokrijk, In Flanders Fields, het Museum aan de IJzer, het Letterenhuis, Texture in Kortrijk, het MIAT, het Huis van Alijn… nog wel zoveel plek én geld voor is.
Vanuit een middeleeuwse oorsprongsmythe wordt een hele regio geïdentificeerd als één samenhangend normen- en waardensysteem.
Bij de jongste subsidieronde voor deze erfgoedmusea was ondanks een extra financiële injectie van 10 miljoen in elk geval geen budget meer over om uit zeven kandidaten één of meerdere nieuwe grote cultureel-erfgoedinstellingen te erkennen naast het M HKA.
En hoe moet dat museum voor de Vlaamse geschiedenis er dan uitzien? Zo’n beetje de permanente versie van Voor God en Geld en OER, de twee expo’s waarin Fernand Huts rond zijn eigen privécollectie een (kunst)historisch zeer discutabel narratief construeerde, waarin Vlaanderen glorieerde als het nec plus ultra van bourgondisch ondernemerschap?
Identiteit als toegangsticket
De culturele maatschappijvisie die deze startnota ademt, is in elk geval niet veraf: vanuit een middeleeuwse oorsprongsmythe wordt een hele regio geïdentificeerd als één samenhangend normen- en waardensysteem, waarbij de verantwoordelijke (want meerwaarde creërende) Vlamingen op het schild worden gehesen boven de louter profiterende mee-eter. Hun glorie ontlenen ze aan een te hooi en te gras heruitgevonden culturele overwinningsgeschiedenis.
Zie het nu al fel bediscussieerde voorstel om een Vlaamse canon op te stellen ‘om het identiteitsbesef van de jongere generatie te bevorderen: een lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur en geschiedenis, die Vlaanderen als Europese natie typeren en die onze leerlingen op school en nieuwkomers in onze inburgeringscursus moeten kennen.’
Identiteit lijkt steeds minder een fluïde en intercultureel begrip, maar iets wat politiek en van bovenaf ingelepeld dient. Vanzelf wordt het dan een vast omlijnd toegangsticket tot sociale basisrechten of gemeenschapssubsidies.
Als Vlaanderen ‘de ambitie heeft om zich te meten met de Scandinavische toplanden’, moet het misschien ook eens naar hun cultuurbudget kijken.
Het heeft toch iets paradoxaals: hoe voor de innovatieve en toekomstgerichte natie die N-VA van Vlaanderen wil maken, vooral cultureel geïnvesteerd moet worden in wat achter ons ligt. En dan niet als een vrijblijvend verrijkend aanbod, maar als dwingende studiestof. De oude taart, iedereen zal ze eten – met of zonder slagroom. En wie om ideologische of etnisch-culturele redenen niet mee aan de dis wil, zal de boter vreten.
Stralen kost geld
De belangrijkste vraag blijft intussen nog onbeantwoord: hoeveel is die stralende cultuur de nieuwe Vlaamse regering precies waard? Cultureel erfgoed en excellente kunst mogen dan wel de uithangborden worden van het exclusieve Vlaanderen van N-VA, maar er is nauwelijks een cultuurorganisatie die daar de laatste legislatuur overeenkomstig voor gewaardeerd is. Vele kunstenaars delen het gevoel behandeld te worden als restafval. Zal Vlaanderen hun ‘grootsheid’ ook even groots honoreren?
Als Vlaanderen ‘de ambitie heeft om zich te meten met de Scandinavische toplanden’, moet het misschien ook eens naar hun cultuurbudget kijken. In 2015, het jaar dat Sven Gatz een kleine 10% moest besparen op zijn cultuurbudget, waren dit de middelen die ze in Scandinavië (op alle beleidsniveaus, zowel nationaal als gemeentelijk) veil hadden voor cultuur:
Cultuurbudget 2015 in Scandinavië, volgens culturalpolicies.net
In 2018, dus na Gatz’ inhaalbeweging in het tweede deel van zijn legislatuur, besteedde de Vlaamse Gemeenschap 524 miljoen aan cultuur, en onze steden en gemeenten samen ongeveer 500 miljoen. Met die 1,024 miljard voor 6,5 miljoen Vlamingen klokken we vandaag dus af op amper 155 euro per inwoner – of 0,45% van het Vlaamse BNP. Zou het alleen al puur economisch niet logisch zijn om veel meer te investeren in een van onze meest spraakmakende exportproducten?
In Québec, een regio waar N-VA zich wel verwant mee zal voelen, hebben ze dat alvast goed begrepen. Begin dit jaar trok de regionale regering er zijn culturele uitgaven tot 2024 op met 300 miljoen Canadese dollar, of ruim 200 miljoen euro (40 miljoen extra per jaar).
Om meerdere redenen hoop je dat CD&V en Open Vld niet zomaar ja en amen knikken op dit toch wel enge cultureel-nationalistische project van de formateur.
Een vergelijkbaar bedrag hoorde ik onlangs van een ambtenaar van het Departement Cultuur, Jeugd en Media, voor wat de Vlaamse overheid extra zou moeten investeren om gewoon al aan haar eigen decretale verplichtingen te voldoen. ‘Met al zijn herziene culturele decreten heeft Vlaanderen nu op papier wel een driesterrenrestaurant uitgebouwd, maar budgettair kunnen we niet meer dan dagschotels serveren.’ De jongste subsidieronde voor kunstenaarsbeurzen en artistieke projecten vormde daar alvast een sprekend bewijs van.
Ook op het departement zelf zijn de jongste jaren zo’n 80 jobs geschrapt (op een wisselende waaier van 250 tot 350 ambtenaren), maar de startnota van N-VA wil het ambtenarenapparaat nog verder afbouwen: ‘De Vlaamse overheid moet een slanke en tegelijk performante overheid zijn. De voorbije regeerperiodes zijn er al belangrijke stappen gezet, maar het werk is niet af. In ruggenspraak met onze leidend ambtenaren realiseren we een nieuwe efficiëntie-oefening, waarbij we doelgerichte keuzes maken en focussen op onze kerntaken.’
Om meerdere redenen hoop je dat CD&V en Open Vld niet zomaar ja en amen knikken op het toch wel enge cultureel-nationalistische project dat formateur De Wever zich voorspiegelt voor Vlaanderen. Moet de cultuursector intussen al liederen gaan aanleren uit het Vlaams liedboek?