#CripYoga

Door Lisanne Meinen , op Tue Mar 11 2025 10:29:00 GMT+0000

Via de hashtag ‘YogaForAll’ tekent zich op sociale media een trend af die doet denken aan de bodypositivity-beweging: als je luistert naar je lichaam en doet wat goed voelt, wordt yoga voor iedereen toegankelijk. Om werkelijk plaats te maken voor verschil is echter meer nodig, argumenteert filosoof en cultuurwetenschapper Lisanne Meinen. Tijd voor een blik op wat ontbreekt of net al aanwezig is om de yogapraktijk te crippen.

Ieder jaar neem ik mij voor om de YouTube-challenge van Yoga With Adriene te voltooien. Een maand lang beweeg ik mee met haar en haar hond Benji en raak ik gesteld op de routineuze poses. Zoals de forward fold: knieën buigen, over de voorvoet heen rollen en mijn lichaam naar voren vouwen, mijn hoofd zo ver mogelijk naar beneden buigen, de vloer aanraken, wervel per wervel weer omhoog rollen en tot stilstand komen aan de voorkant van de mat. Met die serie handelingen train ik mijn balans, core strength en flexibiliteit. Aan wie een beginner is of blessures heeft, geeft Adriene suggesties om de houding aan te passen. Op die manier wordt yoga voor iedereen toegankelijk. Want in essentie heb je voor yoga niets anders nodig dan je eigen lichaam: je kan het overal doen, en iedereen kan het.

Maar de hedendaagse westerse yogapraktijk steunt ook op een norm die haaks staat op de idee van yoga als meditatie met wat beweging. Wie de praktijk van postural yoga kent, met al haar inspannende houdingen en oefeningen, weet dat er allerlei ideeën bestaan over het perfecte yogilichaam, een lichaam dat in lijn ligt met het fitnessideaal: zo flexibel, krachtig en gebalanceerd mogelijk.

Die spanning zorgt ervoor dat de toegankelijkheid van yoga voor mensen die qua gender, leeftijd, cultuur, religie of gewicht afwijken van de geïdealiseerde fitnessnorm, niet vanzelfsprekend is. Zeker vanuit een crip perspectief is die spanning sterk voel- en zichtbaar. Welke elementen zijn nodig, of net al aanwezig, voor een crip vorm van yoga? Anders gezegd: hoe komen we tot een yogapraktijk die niet alleen toegankelijk is voor mensen met een lichaam dat afwijkt van de norm, maar ook kritisch is en het gehandicapte lichaam expliciet omarmt?

Wellnessrechts

Je kan tientallen vormen van yoga beoefenen. Tijdens mijn dagelijkse ochtendwandeling tel ik langs de gracht bij mijn huis zeven yogastudio’s. De ene is gespecialiseerd in flitsende power yoga voor jonge, atletische lichamen, de andere legt zich toe op bikram yoga in hete ruimtes. Binnen de oorspronkelijke vedantafilosofie is yoga de gedisciplineerde praktijk van zelfrealisatie: een zoektocht naar harmonie tussen lichaam, geest en ziel. Daar horen naast geroutineerde bewegingen ook ademtechnieken, mantra’s, meditatie en zelfs filosofische studie bij. Moderne, dynamische varianten van yoga lijken in dat opzicht meer op een work-out dan dat ze nog iets met die hindoeïstische traditie van doen hebben.

Tegelijk zie ik steeds vaker reclame voor rustige vormen van yoga die passen binnen de bodypositivitybeweging. Yogastijlen zoals gentle flow worden gepromoot als toegankelijk voor iedereen, ‘als je maar écht durft te luisteren naar je lichaam’. Op Instagram en andere socialemediakanalen heet deze trend ‘YogaForAll’: doe wat goed voelt en hou rekening met de beperkingen van je eigen lichaam. In ruimtes gevuld met soundwaves, etherische oliën en Yogithee wordt een connectie gezocht met de – losjes geïnterpreteerde – oeroude Indiase yogapraktijk, van oorsprong bedoeld voor iedereen die zich aan spirituele exercitie wilde wijden.

Nochtans was de Indiase yogatraditie van oorsprong helemaal niet zo inclusief en werd ze vooral beoefend door de elite: mannen zonder beperking uit een hoge kaste. Pas in de jaren 1930 volgde Indra Devi als eerste vrouw les bij de invloedrijke yogaleraar Krishnamacharya. Een aantal decennia eerder had de hindoefilosoof Vivekananda met zijn sociaal-reformistische agenda yoga en de onderliggende filosofie uitgelegd aan de ‘gewone’ Indiërs. Hij was ook een van de eersten die de vedantafilosofie en yogapraktijk bij een breder westers publiek introduceerde toen hij in 1893 deelnam aan het World Parliament of Religions.

De Indiase yogatraditie was van oorsprong helemaal niet zo inclusief en werd vooral beoefend door de elite.

Hoewel Vivekananda’s voorgestelde yogarituelen bleven hangen, werd zijn socialistische programma niet overgenomen. De avant-garde kunstenaar, filmmaker en schrijver Stewart Home kaart in het binnenkort te verschijnen Fascist Yoga. Grifters, Occultists, White Supremacists, and the New Order In Wellness de soms zelfs problematische geschiedenis van yoga in de westerse wereld aan. Hij beschrijft onder andere de manier waarop first lady of yoga Indra Devi Hollywoodsterren gebruikte om de basis te leggen voor yoga als kosmopolitische levensstijl, inclusief peperdure biodynamische voeding en speciale yoga gear, of wijst op het manipulatieve misbruik van yoga door nazi’s. In Eigen welzijn eerst (2022) beschrijft ook Roxane van Iperen de ideologische laag in het fenomeen van ‘wellnessrechts’: de marketingmachine waarmee conservatisme, complottheorieën en spiritualiteit steeds vaker met elkaar verbonden worden.

Er zijn inderdaad kwalijke machtsdynamieken in de yogacultuur, maar yoga is op dat vlak net als religie: dat de georganiseerde variant ervan tot problemen heeft geleid, betekent niet dat de onderliggende ideeën inherent slecht of onbruikbaar zijn. Kunnen we de yogafilosofie en -praktijk nog losweken van de geïnstitutionaliseerde variant, met al haar gevaren?

Van (rol)stoel naar mat

De armen krachtig strekken, recht vooruitkijken, handen en voeten niet te dicht bij elkaar plaatsen: yoga-instructies zijn vaak gericht op uitleggen wat de beste manier is om een pose uit te voeren. De verfijning van details in de houding maakt het verschil. Die fixatie op de precisie van bewegingen is gebaseerd op de aanname dat er een correcte manier van bewegen is die in theorie door alle lichamen uitgevoerd kan worden. Wie een bepaalde houding niet kan uitvoeren, mag die weliswaar aanpassen of gebruikmaken van een bolster, blok of riem, maar de originele houding zo dicht mogelijk benaderen blijft het streefdoel.

Binnen de gangbare yogapraktijk is handicap slechts welkom als een tijdelijke staat van zijn.

Het verwelkomende, inclusieve discours botst op die manier met de beeldtaal, zeker bezien vanuit een crip perspectief. De weinig beschikbare beelden van yogi’s met een handicap zijn vaak gemaakt in de context van revalidatie. In een video over de yogapraktijk van leraar Matthew Sanford, zelf ook rolstoelgebruiker, vertelt een vrouw met een dwarslaesie hoe zij via zijn lessen leerde om zich niet te laten definiëren door haar letsel. Sanford gebruikt woorden als ‘patiënt’ om over zijn yogaleerlingen te spreken en promoot yoga als manier om ‘trauma, verlies en handicap te transformeren tot hoop’. Op die manier is handicap, binnen de gangbare yogapraktijk, welkom als een tijdelijke staat van zijn. Op Instagram lees ik het verhaal van een trotse yogalerares, gespecialiseerd in #YogaForAll, van wie de leerlingen na een jaar oefenen bijna allemaal de overgang hadden gemaakt van stoel- naar matyoga. In dat verhaal resoneert de standaardidee over handicap als iets dat overwonnen of gecompenseerd moet worden.

Hashtags als ‘YogaForAll’ en ‘YogaForEveryone’ zijn daarom schijnbaar inclusief: in de praktijk leiden ze niet tot een inclusiever klimaat. Handicaponderzoekers David Mitchell en Sharon Snyder noemen dat ‘inclusionism’: er worden bijvoorbeeld wel formele regels opgesteld om sportscholen inclusiever en toegankelijker te maken, maar die worden door mensen met een handicap niet als inclusief ervaren, omdat er nog steeds wordt vastgehouden aan normatieve en validistische waarden. Als toegankelijkheid en inclusie alleen draaien om logistieke aspecten (bijvoorbeeld het rolstoeltoegankelijk maken van douches in de sportschool) en niet om systemische verandering, wordt de normatieve, validistische cultuur in stand gehouden, schrijft ook crip activist Mia Mingus.

Spanningsregulatie

#YogaForEveryone wist lichamelijke verschillen uit. Vanuit een crip perspectief is het echter juist belangrijk om die verschillen te benoemen. We moeten toewerken naar een expliciete #CripYoga. Een mogelijke invulling hiervan vind ik in de antiperfectionistische benadering van de Amerikaanse Jivana Heyman en zijn Accessible Yoga School. Heyman heeft een geschiedenis als aids-activist en pleit voor een vorm van yoga die zich afzet tegen kolonialisme en commercialisering. Het opbouwen van een band met ons eigen lichaam en geest via yoga kan voor hem ook bijdragen aan gemeenschapsvorming. De website van Heyman toont foto’s van vier mensen in vier variaties van de ardha matsyendrasana, een halve draai met het bovenlichaam. Sommige van die houdingen zijn voor mij nauwelijks nog herkenbaar als traditionele yogaoefeningen. Maar wat er op de foto uitziet als een minimale buiging, kan voor die persoon heel intens aanvoelen. Ik zie geen gebrekkige lichamen die niet voldoen aan een bepaalde vereiste, maar een diversiteit aan lichamen en mogelijkheden.

De toegankelijkheid van yoga wordt vaak verengd tot de hulpmiddelen die beschikbaar zijn. Blokken, dekens en riemen worden al honderden jaren gebruikt om moeilijke yogaposes voor meer mensen mogelijk te maken. En ook de yogamat zelf werd ooit als hulpmiddel geïntroduceerd. Sterker nog, stelt Heyman op zijn website, accessible yoga begon met de eerste yogi die besloot op een deken te gaan zitten in plaats van op de grond. Maar het idee dat we niet alleen met hulpmiddelen een pose toegankelijker kunnen maken, maar dat ook de poses zelf aangepast kunnen worden, is nieuw. Een volgende stap naar #CripYoga kan dan worden gezet als we de focus op het lichaam loslaten en ons richten op de voordelen van yoga voor mentale gezondheid. De kalme yoga nidra met bodyscans en visualisaties, bijvoorbeeld van een zacht golvende zee, wordt bijna therapeutisch ingezet. De focus ligt op het ervaren van het eigen lichaam.

De therapeutische inzet van yoga doet denken aan wat cultuurwetenschapper Robert Crawford in de jaren 1980 ‘healthism’ noemde: het moraliseren van gezondheid.

Dat houdt echter ook gevaren in. Met zelfzorg is niets mis, maar het is niet zonder risico wanneer van mentale gezondheid een individuele verantwoordelijkheid wordt gemaakt. Yoga kan problemen niet structureel oplossen. De therapeutische inzet van yoga doet denken aan wat cultuurwetenschapper Robert Crawford in de jaren 1980 ‘healthism’ noemde: het moraliseren van gezondheid. (Mentaal) fit zijn wordt een persoonlijk statussymbool en (psychische) ziekte een persoonlijk falen. Yoga is daarom misschien vooral beloftevol wanneer het niet door anderen als therapie of interventie wordt opgelegd, maar op eigen initiatief wordt gedaan, bijvoorbeeld door neurodivergente mensen die de spanning in hun lichaam willen kanaliseren. Ik merk het zelf bij de langzame yin yoga die ik vaak doe: de verstilde poses maken mijn overprikkelde hoofd rustig en het bewegen helpt om gevoelens te verwerken waar ik mezelf niet uit kan denken. Yoga als vorm van stimmen: het herhalen van bewegingen om op die manier te kalmeren.

Tegelijkertijd zou binnen #CripYoga altijd gereflecteerd moeten worden op onze motieven om aan yoga te doen. Yoga kan in theorie – binnen de mogelijkheden van het eigen lichaam – iedereen krachtiger en (mentaal) weerbaarder maken. Maar waarom is dat belangrijk? Om normatief gezond te blijven en de taken die de maatschappij van ons verwacht te kunnen blijven uitvoeren? Hier kritisch over nadenken, misschien zelfs als bewust onderdeel van de yogapraktijk, helpt om healthism en de roep van wellnessrechts te weerstaan.

Access Intimacy

Mijn meest transformatieve yin yoga-moment vond plaats toen mijn lichaam het liet afweten. Toen ik, degene die altijd trots was op de soepele gewrichten waarmee ik mezelf in een complexe dragon pose kon wringen, plotseling pijn kreeg aan mijn schouder. Ik schrok ervan. De aandacht en openheid waarmee mijn yogalerares toen direct, en zonder dat ik er expliciet om hoefde te vragen, ook voor mij een alternatieve houding bedacht, raakten me. De emotionele beladenheid van zo’n moment waarop iemand precies lijkt te begrijpen wat je nodig hebt, zonder dat je het hoeft uit te leggen, doet me denken aan wat Mia Mingus als ‘access intimacy’ beschrijft: ‘het ongrijpbare, moeilijk te omschrijven gevoel wanneer iemand anders jouw toegangsbehoeften begrijpt’.

Net omdat yoga van oorsprong gericht is op afstemming tussen het eigen lichaam en de omgeving, kan de praktijk ruimte bieden voor die access intimacy. Aandacht voor individuele behoeften en verbinding met anderen hoeven elkaar dan niet langer tegen te spreken, maar kunnen elkaar juist mee mogelijk maken. Communities gebaseerd op #CripYoga verkennen lichamelijke verschillen en de diversiteit aan mogelijkheden die ze bieden expliciet, in plaats van iedereen in hetzelfde yogakeurslijf gieten. Daarnaast besteden ze actief aandacht aan het politieke klimaat waarin de yogalessen plaatsvinden en waarmee ook de geschiedenis van yoga is verweven. Wanneer een yogales niet uitgaat van een ideale yogapose, maar ieders eigen toegangsbehoeften centraal stelt, kan dat de westerse yogapraktijk fundamenteel veranderen. Dan ligt ze in lijn met waar Vivekananda ooit voor streed: yoga als een bij uitstek democratische sport.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.