Cherish Menzo’s Jezebel: minimale dreiging, maximale spanning
Door Bas Blaasse, op Tue Apr 06 2021 09:00:00 GMT+0000In de performance 'Jezebel' van Cherish Menzo maakt een zelfverzekerde vrouw plaats voor een vraagteken. Zit ik in het theater om mijn sociale positie te bevestigen? Zijn we getuigen van genot of onrecht?
Geroezemoes lost geleidelijk op in trage bastonen. Enkele neonlichten zetten het donkere podium in paarsblauwe tinten, net voldoende om een mistwolk te zien ontwikkelen waarvan een onheilspellende dreiging uitgaat. Een synthesizermelodie in mineur loopt als het ware achter zichzelf aan, als een cassetteband die door een versleten bandrecorder te langzaam wordt afgespeeld. Slechts een klein fluorescerend hoopje ligt aan de zijkant, misschien is het een isolatiedeken. Verder een leeg zwart podium. Uit niets kan nog alles ontstaan. Jezebel start met een minimaal decor dat klaarstaat om bespeeld te worden. Met een bontjas en een gouden ketting rijdt Cherish Menzo ons vervolgens op haar lowrider traag een wereld binnen waarin één lichaam in de schijnwerpers staat. De bijna stroperige dynamiek staat bol van de energie. Wie brengt Menzo ten tonele?
In het samenspel van vertraging en minimalisme ontstaat concentratie. Alsof je slechts twee of drie sporen isoleert uit een meersporenopname. De weinige elementen bieden ons de gelegenheid om Menzo’s personage in haar kille omgeving aandachtig te observeren, terwijl ze inmiddels meer schuivend dan kruipend diagonaal het toneel oversteekt, alsof ze nog moet ontwaken. Atletische onderbenen en een paar sneakers duwen het lichaam naar voren en steken nog net uit onder de bontjas die verder haar lichaam grotendeels bedekt. Het wekt een surreële indruk. Misschien heeft David Lynch de regie op zich genomen. Misschien is dit de Black Lodge van de hiphopcultuur of de voorbode van een videoclip. Misschien herbeleeft Menzo een sinistere versie van Alice’s val in het konijnenhol.
Is dit aanstootgevend of word ik geconfronteerd met mijn eigen perverse interpretatie? Is dit erotisch of abject?
Wanneer Menzo zich opricht en pontificaal plaatsneemt voor een schijnwerper, dicht tegen de eerste rij, ontdoet de voorstelling zich van haar eerste omhulsel: suspens maakt stapsgewijs plaats voor een expliciet sensueel en seksueel hoofdstuk. Boven Menzo verschijnt een grote projectie van haar gezicht, met haar handen ineengevouwen voor haar mond. Haar vingers lijken op tentakels dankzij witgelakte nagelextensies van een centimeter of tien. Nog even domineert het motief van verhullen en bedekken. Dan maken de ietwat mechanische vingerbewegingen letterlijk plaats voor mond-, lip- en tongbewegingen. Soms spert ze haar mond wijd open, maar niet omdat ze op de tandartsstoel heeft plaatsgenomen. Haar tong balanceert over de randen van haar lippen, tussen bewuste verleiding en de dwarsheid van een uitgestoken kindertong. Van links naar rechts en terug naar binnen duwt ze haar tong tegen de binnenkant van haar wang. De bolling van die wang is wat je ervan wilt maken: ergens tussen een lolly en het mannelijk geslacht. Is dit aanstootgevend of word ik geconfronteerd met mijn eigen perverse interpretatie? Is dit erotisch of abject? De ritmische bewegingen van haar gelaat lijken iets te verwerken, te verteren, te vermalen tussen de kiezen van een gebit dat met een grill is aangekleed. Maar wanneer ze de cosmetische nagelpieken in en uit haar mond brengt, en speeksel uit haar mond druipt, ontkom je niet langer aan de pornografische connotaties.
Er is weinig verbeeldingskracht of culturele bagage voor nodig om een omgeving te herkennen waarin vrouwen figureren als lustobjecten. Hoewel het een solodans is, meten Menzo’s bewegingen zich aan de onzichtbare maar duidelijk aanwezige clichés en misogyne voorschriften die van alles van haar verlangen en aan haar opdringen. Hoe kun je je verhouden tot een specifiek toegewezen plek? Hoe bied je weerstand tegen een achtergrond die je slechts gedeeltelijk past? De wendingen van de voorstelling sterken de overtuiging dat Menzo moet afrekenen met een stigmatiserend rolmodel dat inhaakt op haar lichaam, terwijl ze er eveneens mee flirt. Tegelijkertijd geeft ze in haar choreografie zelf gestalte aan dat rolmodel. Wederkerigheid lijkt kortom aan de basis te liggen van de relatie tussen rolmodel en personage. Alsof er in de virtuele ruimte van de hiphopcultuur een soort hypersubject bestaat dat enerzijds vormgeeft aan allerlei identiteiten, modeontwikkelingen en -verlangens, maar anderzijds zelf wordt geproduceerd door degenen die diezelfde cultuuruitingen oppakken, belichamen, aantrekken en uitdragen.
In feite stelt Menzo de vraag welke bewegingen vrijwillig zijn en welke niet, welke van haar zijn en welke niet.
Menzo laat zich niet eenduidig definiëren. Ze personifieert met veel overtuiging zowel de masculiene als de feminiene stereotypen van een hiphopcultuur waarin geld, geweld en seks een mondaine drie-eenheid vormen en waarin de zwarte vrouw een ondergeschikte en onderdanige rol is toegewezen. De onrust ontstaat wanneer deze succesformule lijkt te haperen, in de kortstondige momenten waarop Menzo niet met haar rol wil samenvallen. In feite stelt Menzo de vraag welke bewegingen vrijwillig zijn en welke niet, welke van haar zijn en welke niet. Deze spanning ontvouwt zich gedurende een uur steeds prominenter als leidraad van het stuk. In de gedaanten die ze aanneemt wedijveren haar personages tussen onderworpenheid en opstandigheid.
Bijvoorbeeld wanneer Menzo halverwege het podium met haar rug naar het publiek ligt. Een vervormde stem zingt een melodie op een vertraagd ritme. Wanneer geluiden overvloeien in woorden herkennen ingewijden wellicht een nummer van Nas waarin niks aan de verbeelding wordt overgelaten. Een vrouwenstem beschrijft hoe een zekere hij haar binnenstebuiten keerde, haar liet krijsen en schreeuwen, bij haar binnendrong en haar pijn probeerde te doen, maar evengoed hoe zij wegloopt met zijn thug and gangster style. Het ogenschijnlijk achtergelaten lichaam laat zich nu wel heel makkelijk lezen als slachtoffer. Maar wanneer Menzo overeind komt blijkt zij degene te zijn die zingt. Plotseling maakt de discrepantie tussen haar personage en een repressieve muziekcultuur plaats voor toe-eigening.
De hele voorstelling deint heen en weer tussen sensualiteit en provocatie, tussen overgave en oppressie, tussen kritiek en affirmatie.
In de dansfrasen keert deze thematiek terug als de spanning tussen ogenschijnlijk niet-gearrangeerde bewegingen en een strakke choreografie. De mechanische wijze waarop Menzo geregeld over het podium beweegt vertoont een overeenkomst met het keurslijf waarmee ze lijkt te worstelen. Mechanische robotachtige danspassen behoren tot het repertoire van de klassieke breakdance en maakten van bij het begin deel uit van de hiphopcultuur. Wie herinnert zich niet de medestudent die op schoolfeesten, al dan niet overtuigend, de robot opvoerde? Wanneer Menzo’s armen zich schokkerig maar ritmisch roeren lijken dit evenwel geen imitaties van robotachtige aberraties. Veeleer duiden de op-en-neergaande schouders op verzet. Om vrij te kunnen bewegen binnen voorgeschreven patronen, moet het lichaam een poging doen om het machinale en het werktuiglijke te overstijgen.
Maar wie gelooft dat de grens tussen eigenheid en volgzaamheid duidelijk kan worden getrokken, komt bedrogen uit. Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen opeisen en overnemen? Wanneer Menzo’s billen in roze latex twerkend alle aandacht opeisen en ze even later in een korte pauze onbeholpen om zich heen kijkt, of wanneer ze in een vloeiende beweging van een seksscène in een verkramping schiet, staat ze ontredderd tegenover het publiek: een relatie die abrupt iets wegheeft van een vleeskeuring. Een zelfverzekerde vrouw maakt plaats voor een vraagteken. Op een algemener niveau stelt ze de vraag in hoeverre je eigenlijk weet wat je wilt. En of je wel wilt wat je denkt te willen. Is mijn mening echt de mijne? Zijn mijn keuzes zelf gemaakt? Zit ik in het theater om mijn sociale positie te bevestigen? Zijn we getuigen van genot of onrecht?
De hele voorstelling deint heen en weer tussen sensualiteit en provocatie, tussen overgave en oppressie, tussen kritiek en affirmatie. Menzo sleurt haar personages mee tussen uitersten in een poging de regie in eigen handen te houden. Daarin slaagt ze wonderwel. Ze weigert een oordeel te vellen over de wereld waarin degene die ze ten tonele brengt rondhangt, want alle argumenten bestaan al en het publiek kan ze zelf afwegen. In plaats daarvan belichaamt ze uiteindelijk een zeer algemeen spanningsveld van intersubjectiviteit en eigenheid dat de oppervlakte van een vrouwonvriendelijk muziekgenre overstijgt. En tenslotte verdwijnt Menzo weer in de mist, beklijven alleen de schimmen van de rollen die ze aannam, laten de schijnwerpers haar gaan in de duisternis.