Beurskritiek: over Art Brussels
Door Bram Ieven, op Wed May 30 2018 22:00:00 GMT+0000Precies een maand geleden, van 25 tot 28 april, bezette Art Brussels vier dagen de Belgische kunstwereld, als jaarlijks kristallisatiepunt van wat die wereld uiteindelijk is: een speciaalzaak voor de verfijnde portemonnee. Toch is een kunstbeurs geen platte commercie. Eerder een kunst op zichzelf, een illusoir spel met de kijker. Welke mechanismen verschuilen zich achter de etalage? Art Brussels herbekeken.
Hoewel Art Brussels zich presenteert als de op één na oudste ter wereld (dit jaar precies 50 jaar oud), is de kunstbeurs het resultaat van zoeken, falen, stoppen, en herstarten. Na een relatief succesvolle start in 1968 wordt Art Brussels daarna slechts af en toe georganiseerd, over het algemeen zonder een consistente inhoudelijke lijn. Alles werd uitgeprobeerd: de ene keer met meer galeries, de andere keer met minder galeries en iets exclusiever, of lokaal georiënteerd met een duidelijke artistieke lijn…
Maar nu de concurentie van de grotere kunstbeurzen steeds groter wordt, moet ook Art Brussel zich profileren om te overleven. Wat kan die overlevingssttrijd ons vertellen over de wisselwerking tussen kunst en markt?
1. Beursgang
De kunstbeurs of art fair heeft niet altijd de dominante rol gehad die ze inmiddels heeft verworven op de kunstmarkt. Integendeel. Het concept van de handelsbeurs is oud, en gaat zelfs terug tot de vroege moderniteit, maar pas in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond het idee om een beurs op te starten voor hedendaagse kunst.
De eerste beurzen waren bovendien relatief bescheiden, zeker in vergelijking met andere handelsbeurzen. Art Brussels, toen nog de Foire d’Art Actuelle, had slechts elf galeries in haar oprichtingsjaar, in 1968. Art Basel, dat vandaag tot de onbetwiste top van beurzen behoort, ging in 1970 van start en zette met negentig deelnemende galeries meteen groot in.
Als knooppunten die in korte tijd enorm veel kopers aan verkopers kunnen koppelen, blijken beurzen het ideale platform voor het snelle circuleren van het groeiende kapitaal dat op de kunstmarkt omgaat.
Maar de beurzen groeiden en ze bleven groeien. Rond het begin van dit millennium begon hun invloed op de kunstwereld en kunstmarkt echt duidelijk te worden. Als knooppunten die in korte tijd enorm veel kopers aan verkopers kunnen koppelen, blijken beurzen het ideale platform voor het snelle circuleren van het groeiende kapitaal dat op de kunstmarkt omgaat.
Nieuwe kunstbeurzen, zoals de Frieze Art Fair (sinds 2003), creëren bovendien een hip festivalgevoel met lezingen, performances, workshops en zo verder. Daar komt nog bij dat de echte topbeurzen zich nu mondiaal gaan profileren. Frieze kent inmiddels een tak in Londen en in New York. Art Baselheeft afdelingen in Basel, Miami en Hong Kong.
Het toenemende belang van beurzen op de kunstmarkt heeft in de eerste plaats vrij grote consequenties voor galeriehouders. Wie als galeriehouder wil meetellen, moet deelnemen aan de belangrijke beurzen. Die deelname is niet alleen exclusief, maar kost bovendien tienduizenden euro’s voor een paar dagen. Om die kostprijs te compenseren moet een galerie dus héél goed verkopen.
Die financiële druk laat zich duidelijk aflezen aan de selectie van kunstenaars die tijdens beurzen geëxposeerd worden. Het toch al op commercie gerichte concept van de beurs wordt doorgetrokken: een expositie op een beurs is het resultaat van wie of wat op dat moment beschikbaar is, in combinatie met een onverholen gooi naar de aandacht van de kijker. Die kijker, ten slotte, is meestal ook een potentiële koper en kijkt dus zelf ook weer met een commerciële blik.
Zo ontstaat op kunstbeurzen al snel een commerciële feedbackloop die de manier van kijken, de selectie van kunstwerken en uiteindelijk zelfs het soort kunst begint te bepalen.
Wat ooit begon als een interessante strategie van enkele Europese galeriehouders om in te spelen op de groeiende groep kopers van hedendaagse kunst buiten Europa (in het bijzonder de VS), is inmiddels uitgegroeid tot een mondiaal fenomeen dat niet meer weg te denken is uit de kunstwereld, met een cruciale rol in de groeiende druk van de kunstmarkt op de kunstwereld.
2. De beurs overleven
Inmiddels voelen ook de beurzen zelf de druk. In het bijzonder de kleinere beurzen moeten vechten om relevant te blijven in een kunstwereld die inmiddels verzadigd raakt van heel erg grote, heel erg invloedrijke beurzen.
In het bijzonder de kleinere beurzen moeten vechten om relevant te blijven in een kunstwereld die inmiddels verzadigd raakt van heel erg grote en invloedrijke beurzen.
Puzzelen met kalenders om een goed moment te vinden, afwegingen maken over de inhoudelijke profilering (lokaal of internationaal, een specifiek soort kunst of algemeen), een aantrekkelijke randprogrammering en een duidelijke online presence zijn vandaag van doorslaggevend belang, zeker voor de kleine en middelgrote beurzen die zich willen onderscheiden van de grotere spelers. Art Brussels is daar een uitstekend voorbeeld van.
Juist de zoektocht die Art Brussels de afgelopen jaren doormaakte, maakt de beurs boeiend. Het is één doorlopende poging om zich te onderscheiden met inhoudelijke en artistieke resultaten die in eerste en laatste instantie worden ingegeven door een commercieel belang: als kleinere beurs overleven temidden van grotere beurzen die voor de meeste internationale kunstkopers veel aantrekkelijker zijn. Overleven betekent hier overleven op de markt.
Dat inhoudelijke keuzes worden vormgegeven door marktwerking, maakt die keuzes natuurlijk niet noodzakelijker minder boeiend. Integendeel, wat boeit is hoe de inhoudelijke lijnen die Art Brussels heeft uitgetekend voortkomen uit commerciële noodzaak – de autonomie van kunst op haar kop gezet – en toch een eigen artistiek universum weten op te roepen. Onbedoeld kan Art Brussels duidelijk maken hoe kunstwereld en kunstmarkt op elkaar inspelen.
In de indeling van Art Brussels wordt een onderscheid gemaakt tussen Discovery, Prime, en Rediscovery. De eerste categorie, Discovery, bestaat uit een selectie van een dertigtal jonge galeries met relatief jonge kunstenaars. Zij krijgen de kans om zich te bewijzen op de beurs – en de beurs hoopt met die zorgvuldige selectie van jonge galeries natuurlijk ook haar eigen relevantie te bewijzen.
De tweede categorie, Prime, omvat een veel grotere groep van gevestigde galeries. Dit zijn de galeries met al een langere reputatie, en Art Brussels ontleent vervolgens weer bestaansrecht aan het feit dat alle echt grote Belgische galeries op één plaats bij elkaar zijn gebracht.
Maar werkelijk boeiend wordt het met de Rediscovery-selectie. Die bestaat uit slechts vier galeries die vergeten of ondergewaardeerde kunstenaars van tussen 1917 en 1987 tentoonstellen. Art Brussels zet hier een inhoudelijke lijn uit die nog net geen cureren is. De commerciële overwegingen achter deze Rediscovery-piste mogen misschien niet onmiddellijk duidelijk zijn, maar onrechtstreeks zijn juist dit soort initiatieven van groot belang voor een beurs die zich wil onderscheiden.
Het waagstuk is natuurlijk dat de ‘vergeten’ kunstenaars dan wel echt herontdekt moeten worden. En wat betekent herontdekken hier dan? Precies, hernieuwde interesse van de markt. Als die hernieuwde interesse er komt, of als er succesvol verkocht kan worden, dan bouwt dat mee aan de reputatie van Art Brussels als een beurs waar je interessante werken, trends of kunstenaars kan herontdekken.
3. Camouflagetechnieken
Die strijd om zich te profileren leidt op Art Brussels, net als op andere beurzen, ook tot allerlei vertakkingen: een samenwerking met Artsy als een van de grootste internetplatforms voor galeries en tentoonstellingsnieuws, een groot sculpturenproject in de tuinen van Turn & Taxis, en een artistiek project in samenwerking met het Hoger Instituut voor Schone Kunsten (HISK).
Een kunstbeurs moet de idee kunnen creëren dat ze meer is dan enkel een commercieel product: ze moet een event worden, een fair in de zin van een kermis.
Waar de samenwerking met Artsy de zichtbaarheid op het internet moet garanderen – een gooi naar de aandacht van een groeiend online publiek van kunstliefhebbers die van plaatje naar plaatje scrollen, een markt waarin Artsy groot is – geeft het sculpturenproject, waarvan de resultaten buiten op het plein voor Turn & Taxis te zien waren, een meer publiek karakter aan de beurs.
Verder kon je naar panelgesprekken over nieuwe trends in hedendaagse kunst (crash courses in ‘post-internet art’) en over de do’s & dont’s van het aanleggen van een eigen verzameling (meestal met gerenommeerde verzamelaars): een discursief programma voor mensen met centen, zeg maar.
Een beurs die op de kunstmarkt relevant wil blijven, moet die inhoudelijke elementen aanbieden, en moet kunnen spelen met de (vaak nauwelijks verholen) commerciële uitgangspunten voor die inhoudelijke programmering. Alleen op die manier kan een beurs tot een knooppunt worden in het netwerk van vraag en aanbod.
Want om een knooppunt te kunnen zijn, moet een beurs meer doen dan alleen de communicatie tussen koper en verkoper faciliteren. Wanneer de beurs te duidelijk tot haar commerciële karakter teruggevoerd kan worden, is het ook weer niet goed. Wil een kunstbeurs een duurzaam knooppunt zijn, dan moet ze de idee kunnen creëren dat ze meer is dan enkel een commercieel product: ze moet een event worden, een fair in de letterlijke zin van een kermis. Alleen dan is een beurs een ruimte waarin iets mogelijk wordt, en dat wil zeggen: waarin een wereld gecreëerd wordt die we de kunstwereld kunnen noemen.
Alleen, de kunstwereld die door de beurs in het leven wordt geroepen, is een soort fata morgana: het is de illusie van een wereld die wordt opgetuigd door de markt omdat ze begrijpt dat die illusie – dit ‘artificiële klimaat’ – een noodzakelijke voorwaarde is voor de kunstkoper om tot kopen over te gaan. Ook in dat opzicht is de beurs een kermis.
4. Beurzen vreten aan de blik
Wie een kunstbeurs bezoekt, komt niet alleen goede, slechte en middelmatige kunst tegen, of kunst die je verrast, ontgoochelt of tegenvalt. Wie een kunstbeurs bezoekt, kijkt naar kunst die verkocht kan worden. Dat vreet aan je blik: kijken wordt onvermijdelijk een spel waarin je gaat gissen naar de commerciële motivatie.
Art Brussels etaleert hoe de kunst in wezen conservatief is, door een gooi te doen naar de gevestigde smaak.
De selectiecriteria zijn daardoor ook net iets anders dan op een gemiddelde tentoonstelling, zelfs in een galerie. Zo vind je op Art Brussels bijvoorbeeld werken waar kapitaalkrachtige verzamelaars van recente Duitse schilderkunst nog naar op zoek zijn, zoals werk van Markus Lüpertz (bij de galerie van Susanne Tarasieve) of Markus Oehlen (Martin Asbaek Galery). Zowel Lüpertz als Oehlen hadden een belangrijk aandeel in de heropleving van de schilderkunst tijdens de jaren 1970 en 1980.
Enerzijds herinnert de aanwezigheid van zulke namen aan welke impact die opleving had op de kunstmarkt, of misschien beter omgekeerd: dat die heropleving zelf het resultaat was van een enorme financiële injectie die de kunstmarkt in de jaren 1980 kreeg en tot op zekere hoogte nog steeds de kunstmarkt bepaalt.
Anderzijds, en daar natuurlijk direct aan gekoppeld, tonen zulke werken ook het ‘vermogen’ van een galerie. Lüpertz of Oehlen aanbieden op Art Brussels is onvermijdelijk strategisch: je laat niet alleen zien wat je in huis hebt, maar wat je verder nog in huis zou kunnen hebben. Andere galeries doen iets gelijkaardigs met recent werk van Erik van Lieshout (Galerie Krinzinger) of werken van de Chinese Huang Rui (1956), die geldt als een van de voortrekkers van de contemporaine Chinese schilderkunst (10 Chancery Lane Galery). Niet alleen beurzen moeten zich profileren, ook galeries doen dat.
Zowel in de presentatie van zulke gevestigde namen als in de presentatie van opkomende namen, schuilt voor de goede kijker de gelaagde complexiteit van de kunstmarkt.
Die markt is in laatste instantie terug te voeren tot de koop en verkoop van kunst, maar grijpt ondertussen ook cultureel om zich heen. Hij usurpeert op de kunstwereld, die hij in eerste en laatste instantie als commercieel domein benadert, maar herschept die wereld ook. Kunstbeurzen zijn knooppunten in een proces waarin de kunstwereld wordt opgeslokt door de kunstmarkt.
Bijna alles speelt in op net iets te simpele (want enigszins voorspelbare) esthetische strategieën, niets is echt unsettling.
Een van de meest zichtbare effecten daarvan is de diep conservatieve esthetica die op de kunstmarkt regeert. Kunst kan hier experimenteel zijn, zelfs eender welke vorm aannemen, zolang dat experiment en die vorm te verenigen zijn met de verkoopbaarheid van het product. In die logica opent kunst geen wereld meer, maar houdt ze een markt aan de praat.
Juist in dat opzicht is de zogenaamde subtop van de kunstbeurzen interessant. Art Brussels is daar een even prachtig als pijnlijk voorbeeld van. Ze etaleert hoe de kunst in wezen conservatief is, door een gooi te doen naar de gevestigde smaak, in een nauwelijks verhulde poging om die smaak te voorspellen. Die smaak heeft vaak iets uitgesproken veiligs: gevestigde namen, populaire thematieken of beproefde werkmethodes die experimenteel worden ingekleed.
Het is net die uitgesproken veiligheid die een werkelijk engagement met kunst op een kunstbeurs bijna onmogelijk maakt. Bijna alles speelt in op net iets te simpele (want enigszins voorspelbare) esthetische strategieën – niets is echt unsettling. Maar wellicht komt dat ook omdat niet alleen de kunst, maar ook de kijker verandert in de artificiële omgeving van de art fair. Beurzen vreten aan de blik.