Beste Pascal Chabot
Door Harold Polis, op Thu Aug 19 2021 12:00:00 GMT+0000Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Harold Polis schrijft naar de Belgische filosoof Pascal Chabot, die in het boek Avoir le Temps een hernieuwde tijdsbeleving bepleit, wars van haast en efficiëntiedenken. 'Avoir le temps is een poging om de tijd te verbreden terwijl onze wereld net lijkt te versnellen.'
Met veel plezier heb ik uw nieuwe boek Avoir le temps. Essai de chronosophie (Puf) gelezen. Ik raad het iedereen aan die in de wurggreep van de efficiëntie zit, de moderne afgod aan wie we elke dag offers brengen. Het is niet uw bedoeling om op te roepen tot inefficiëntie, maar wel tot kwaliteit. Het gaat u niet om het aantal meetbare seconden in een mensenleven, maar om een betekenisvolle tijdsbeleving (en die bevindt zich voor u niet in de versnelling). Daarom beoefent u een filosofie over de tijd die u ‘qualitariste et temporisée’ noemt.
Het neologisme ‘qualitariste’ hebt u eerder uitgewerkt in het boek Traité des libres qualités (2018). Daarin pleit u ervoor om een nieuwe verhouding te vinden tussen kwaliteit en vrijheid. U noemt kwaliteit zelfs een ‘nieuwe vorm van het Goede’, met hoofdletter dus, als verwijzing naar de levenshouding die Plato voorschreef. De metafysica van het Goede, het Ware en het Schone lijkt op een onleesbare allegorische prent die duizend-en-een keer is verfrommeld en gladgestreken, in stukken is gescheurd en aan elkaar gekleefd, vergeten is en verketterd, maar telkens weer wordt herontdekt. Sinds Plato proberen we er eigenlijk van af te geraken; in de moderne tijd hoofdzakelijk omdat systeemdenken dat niet getest kan worden onbruikbaar is voor ons. Al wat ontsnapt aan de door experimenten getoetste waarheid van de fysica behoort tot het rijk van de speculatie.
In uw teksten lees ik de drang om nieuwe alomvattende dimensies van onze moderne tijd te ontdekken.
De eindeloze schakeringen van de waarheid vormen een ander populair argument om metafysica uit te schakelen en zachtjes weg te glijden in het mercantiele nihilisme dat onze wereld tekent. Omdat er geen eensluidende waarheid zou zijn, zijn alle waarheden om het even, behalve de levenshoudingen die je kan commercialiseren – die zijn uiteraard het meest waard. Er wordt bijvoorbeeld meer geld verdiend met de economie van het hardlopen dan met de verkoop van culturele tijdschriften. Maar dat verschil zegt dus niets over de betekenis van lezen of hardlopen, laat staan dat er een tegenstelling zou bestaan tussen die twee eerder prettige bezigheden. Net het samenbrengen van uiteenlopende ervaringen maakt ons leven aangenamer.
Ik weet dat u het begrip ‘qualitariste’ meer opvat als een deugd, of zelfs als een imperatief, maar mij is bij het lezen van uw teksten vooral de drang opgevallen om nieuwe alomvattende dimensies van onze moderne tijd te ontdekken. Uw nieuwsgierigheid wordt haast zelf een stijlfiguur. Avoir le temps is zo helder geschreven dat ik oprecht ontgoocheld ben dat ik maar 200 pagina’s van u heb gekregen. Met veel souplesse verweeft u (kunst)geschiedenis en filosofie met elkaar. In uw associatieve, wat apodictische manier van schrijven doet u vorm en inhoud perfect samengaan.
U bent niet tegen economische groei en pleit er onomwonden voor om een nieuwe dynamiek te vinden voor de vooruitgang.
Uw chronosofie bevat vier hoofdperiodes: de lotsbestemming, de vooruitgang, de hypertijd en het respijt. Toen we in West-Europa de goddelijke betovering van de wereld nog niet hadden losgelaten, zaten we in de periode van het lot. In die antropocentrische en cyclische wereld kende de mens zijn plaats en zijn toekomst. Het is de wereld van Les Très Riches Heures du Duc de Berry, het adembenemende gotische getijdenboek dat zich integraal afspeelt onder de azuurblauwe hemelboog vol gouden sterren.
Die harmonie verandert in een wedloop eens de vooruitgang goed en wel doorbreekt. De tijd slaat op hol, wordt gemechaniseerd en koloniseert het menselijk bestaan volledig. Bovendien ontstaat er een afgrijselijk verleden dat moet worden afgezworen en een glorievolle toekomst waar we allen naar moeten streven. Die ontwikkeling valt grotendeels samen met de wetenschappelijke ontwikkeling sinds de Verlichting en de opkomst van de kapitalistische globalisering.
U omschrijft de synthese van uw chronosofie als een gelegenheid, u noemt het ‘l’occasion’.
Met het begrip hypertijd verwijst u naar de simultaneïteit waarin we ons vandaag bevinden, waarbij we via technische hulpmiddelen en beeldschermen een werkelijkheid oproepen die niet fysiek bestaat. Door het wegvallen van tijdsgrenzen lijken verleden of toekomst niet meer te bestaan. Alles zit vervat in een langgerekt nu.
Een laatste periodisering is volgens u die van het respijt. Door de klimaattransitie ontstaat de indruk dat er geen tijd meer is of zal zijn, dat onze voorraad tijd beperkt wordt door de afnemende levensverwachting van de planeet. We zijn eigenlijk aan het aftellen tot het allemaal achter de rug is.
De grote vraag volgens u is hoe we de idee van vooruitgang verder kunnen ontwikkelen. Hoe kunnen we weer de grote poort naar de toekomst openen?
U gaat niet akkoord met die collapsologie, onder meer omdat ze onze nakomelingen een toekomst ontzegt en praktisch handelen uitschakelt. U wilt daarentegen een creatieve invulling van de menselijke verantwoordelijkheid. Meer nog, u bent niet tegen economische groei en pleit er onomwonden voor om een nieuwe dynamiek te vinden voor de vooruitgang. De belangrijkste reden voor dat optimisme is dat u positief tegenover technologie staat. U bent ervan overtuigd dat er een technische cultuur mogelijk is, een samenleving dus waarin de technisch-wetenschappelijke ontwikkeling een volwaardige plek vindt in de menselijke symbolische orde (die we hoofdzakelijk in taal beleven). In die vorm van denken over samenleving en techniek laat u zich inspireren door filosofen als Gilbert Simondon, de Brusselse bio-ethicus Gilbert Hottois en ongetwijfeld ook de protestantse anarchist Jacques Ellul. Mensen die een heel ander pad namen dan Heidegger en zijn ‘völkisch’ getint technologisch pessimisme.
Ik moest vooral aan Jacques Ellul denken toen ik las hoe u de synthese van uw chronosofie omschrijft: als een gelegenheid. U noemt het ‘l’occasion’. In de Griekse mythologie gaat het dan om het jongste goddelijke kind van oppergod Zeus: Kairos. Hij is de personificatie van het juiste moment om iets voor elkaar te krijgen. De grote vraag volgens u is hoe we de idee van vooruitgang verder kunnen ontwikkelen. Hoe kunnen we weer de grote poort naar de toekomst openen?
Geen enkele van de vier tijdsvormen zal het hopelijk halen: een meervoudige geschiedenis is het beste waarop we kunnen rekenen.
De spiraal is voor u het symbool van het hergebruiken en herdenken van oude denkschema’s. In het samengaan van de lotsbestemming, de vooruitgang, de hypertijd en het respijt worden diachrone en synchrone opvattingen van tijd gemengd. Geen enkele van de vier door u benoemde tijdsvormen zal het hopelijk halen: een meervoudige geschiedenis is het beste waarop we kunnen rekenen. De vier manieren om tijd te beleven, zijn voor u ook niet gebonden aan een bepaalde periode. Het is niet omdat het dagritme van het getijdengebed uit onze wereld is verdwenen, dat we bijvoorbeeld geen nood meer zouden hebben aan geduld of geen respect meer zouden moeten hebben voor het ritme van de natuur. En dat ervaren van de seizoenen hoeft niet in tegenspraak te zijn met het ontwikkelen van een dieper begrip van de verwevenheid van ruimte en tijd, zoals de speciale relativiteitstheorie van Einstein aantoont.
Misschien zijn we de wereldoorlogen aan het vergeten en is naïviteit telkens weer nodig om een Toekomst met hoofdletter te verzinnen.
Avoir le temps is een poging om de tijd te verbreden terwijl onze wereld net lijkt te versnellen. Het is u niet om het uitdiepen van de herinnering te doen, zoals Proust en zijn vele navolgers. U probeert een andere conceptuele voorstelling van de tijd zelf onder woorden te brengen. Dat kan voor velen als te idealistisch overkomen, omdat uw pluralistische kijk op tijd ook een als waarde vermomde willekeur kan zijn. Wat met het ontelbare aantal mensen van wie het leven geen enkele herinnering heeft achtergelaten? Het is inderdaad net door die lineaire, extreem doelmatige tijdsbeleving dat zoveel levenstijd als nutteloos wordt ervaren. Om weer vooruit te kunnen gaan, moeten we ermee ophouden een blind vertrouwen te hebben in de toekomst, schrijft u. Maar wanneer hebben we dat eigenlijk nog gehad, na de wereldoorlogen en ideologische catastrofes van de twintigste eeuw?
Misschien zijn we die oorlogen aan het vergeten en is die herwonnen naïviteit telkens weer nodig om een Toekomst met hoofdletter te verzinnen. Of misschien is uw wens om de tijd te verbreden een even individuele als sociale uitdaging, zoals Hartmut Rosa betoogt in zijn teksten over resonantie. Ook Rosa is een vertragingsdenker die de weg naar het goede leven zoekt door te laveren tussen consumptiedwang, afstompende eenzaamheid en technosolutionisme. Met resonantie duidt Rosa op ‘een relatie waarin het subject en de wereld antwoordend tegenover elkaar staan’. Rosa beschrijft hoe je die resonantie kan vinden in je familie, de natuur, je werk, in kunst, muziek of een kerkgemeenschap (hij is zelf een fervent organist).
Aan die nieuwe, opbouwende kritische theorie hebt u een belangrijk hoofdstuk over tijd toegevoegd. Ik kijk reikhalzend uit naar het vervolg.
Met vriendelijke groet,
Harold Polis