Beste Alexander Devriendt
Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2018 22:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vertelt Bert Van Raemdonck aan de theaterregisseur van Ontroerend Goed dat hij eigenlijk een schilder is. Of was het cineast? Of toch dichter? In elk geval is zijn jongste voorstelling Loopstation meer dan doodgewoon theater.
Een jaar lang heb ik voor rekto:verso brieven geschreven naar mensen die ik eigenlijk niet ken. Ik las wel hun boeken, luisterde naar hun platen of bewonderde hun azuurblauwe enkelbotjes, maar met niemand van hen heb ik ooit al gesproken. Nu ik aan mijn laatste brief toe ben, wou ik me eens tot iemand richten die ik wel ken.
Als tieners hebben we op dezelfde school gezeten. Dat is, hou je vast, een jaar of 25 geleden. Behalve dat we je toen Wolf noemden, herinner ik mij een walkman (!) met een cassette (!) van Smashing Pumpkins, een misselijke grap in de toiletten en een gedeelde interesse voor planten die misschien niet toegelaten waren, maar wel erg inspirerend voor de geest. Daarna hebben we ook een tijdje samen op de unief gezeten. Uit die periode herinner ik mij vooral de naam van Snorri Sturluson, maar dat zal zeker aan mij liggen.
Rond die periode begon je met een paar gelijkgezinden in cafés en culturele zaaltjes op te treden. Wat jullie deden leek zowel op poëzie als op performance, soms leek het gewoon helemaal nergens naar. Laat het mij zo zeggen: de zogenaamde Porror trilogie was redelijk hilarisch, maar dat geldt ook voor de naam van Snorri Sturluson, en daarmee is alles gezegd.
Wat telt, is dat je in die tijd het gezelschap Ontroerend Goed uit de grond hebt gestampt. Van op enige afstand zag ik jullie sinds dat moment almaar beter en slimmer worden, en als vanzelf ook steeds bekender en succesvoller. Vandaag is Ontroerend Goed een soort kleine multinational met een grote berg prijzen in de kast.
Onlangs zag ik Loopstation, je nieuwe voorstelling met Ontroerend Goed. Toen we elkaar na afloop spraken, gebeurde wat mij op die momenten altijd overkomt. Een slinger van woorden stortte zich schielijk tegen mijn klakkende keel te pletter, en wat moest klinken als een fontein van felicitaties verliet mijn mond als een stervende kikker. ‘Mooi’, zo klonk mijn doorwrochte recensie. Bert Van Raemdonck, altijd klaar voor een bon mot, vond je voorstelling mooi. Ik denk dat ik nog iets heb gemompeld over ‘een warm bad’, maar verder dan dat ben ik niet gekomen.
Welaan dan.
In Loopstation zoom je in op de dingen die in theater, film of literatuur normaal gezien worden overgeslagen: de dagelijkse small talk bij het ontbijt, het eeuwige wachten op de bus, de pure verveling van de ouder wordende mens. Al die schijnbaar betekenisloze fragmenten blijven zichzelf maar herhalen, zelfs wanneer we eens feest vieren houden we ons aan een welbepaald ritme, een vaste regelmaat en een voorspelbaar patroon. Je stelt de tijd daarom voor als een roterende schijf, een carrousel die je langzaam maar zeker in slaap dommelt als je er lang naar blijft kijken.
Loopstation doet om al die redenen denken aan de muziek die je een paar jaar geleden gebruikte voor Are we not drawn onward to new erA. In de Desintegration Loops van William Basinski klinken telkens dezelfde geluiden, die weliswaar langzaam maar zeker in een zachte vernieling verglijden. Dat gebeurt ook met een aantal van jouw personages, maar terwijl de ene bewust zelf inspanningen doet om aan de sleur te ontsnappen, wordt de andere door het noodlot onverwachts door elkaar geschud.
Dat laatste is jou zelf ook overkomen, toen je vader tijdens het maken van Loopstation is gestorven. Je hebt je daarover in het programmablaadje van de voorstelling ook over uitgesproken. Ik begreep die keuze eerst niet goed, vond het een beetje too much, maar op het podium zag ik geleidelijk aan waarom je het toch hebt gedaan.
Veel méér nog dan over gewoonten (in de zin van: dingen die zich herhalen) gaat Loopstation over wat wij gewoon zijn. En wat voor onszelf heel erg gewoon is, is dat wellicht niet voor iemand anders. Het is daarom, denk ik, dat je iemand opvoert die de hele dag noodoproepen beantwoordt. Voor haar zijn niet alleen de waanzinnige oproepen van allerlei psychoten dagelijkse kost, zelfs de dood wordt voor haar, welja, doodgewoon.
Wat je in Loopstation erg mooi aantoont, is dat we ons zo aan het ‘gewone’ vastklampen, dat we onmogelijk nog kunnen zien dat onze gewoonten vaak helemaal niet zo gewoon zijn. Het is niet gewoon om geen vader meer te hebben, maar het was, zo heb ik het toch begrepen, ook buitengewoon om hem wel te hebben gehad.
Ooit vertelde je me dat iemand je na een of andere voorstelling had gezegd dat je blijkbaar altijd een dichter was gebleven. Je was toen erg blij met die observatie, herinner ik mij. Zelf vind ik dat je met de jaren steeds meer een beeldende kunstenaar bent geworden.
Ik herinner mij de machtige eindscène uit All That Is wrong (een soort kruisiging van en met woorden), een van de sterkste beelden die ik in vele jaren op een podium heb gezien. In A History of Everything krioelde het van de tableaux vivants en Are we not drawn onward to new erA leek soms een levend schilderij. Dat geldt zeker ook voor Loopstation, dat op sommige momenten zo lekker met beeldende kunst ligt te vrijen dat het mij aan Peter Greenaway deed denken. Aangezien dat een cineast is, klopt de vergelijking langs geen kanten, maar je begrijpt wat ik bedoel.
Je vader heb ik nooit gekend, maar toen ik Loopstation gaandeweg als beeldende kunst begon te zien, besefte ik dat de cirkel helemaal rond was. Je bent een schilder, Alexander, net als je vader. En hoe minder woorden je gebruikt, hoe sterker je verhalen worden. Misschien is dat een definitie van poëzie, en had die ene mens dus toch (ook) gelijk.
Dat is wat ik je na de voorstelling wou zeggen. Snorri dat het toen niet meteen lukte.
Take care en tot gauw,
Bert