Am I really free? Weergave van een wenteling
Door Charlotte Boddaert, op Wed Mar 31 2021 14:00:00 GMT+0000Charlotte Boddaert zag de expo 'Am I really free?' van Mircea Cantor. Die bewoog haar tot dit tactiele verslag, meanderend van kunstwerk tot kunstwerk.
Ze is hier niet alleen. De deuren gaan open als armen, de zaal sluit haar in. Ze stapt een kamer binnen die draait: de wachtende werken aangezet, zoeken cirkelend een middelpunt. Videoloops die vragend draaien rond een (n)iemand. Aanwezigheid is de oorzaak voor hun aanzet, een aarzelende toeschouwer het punt waarop ze zich richten.
Of is ze als omstander overbodig? Middelpuntvliedende kracht: misschien dat deze publiekloze zaal de nood aan een getuige overstijgt. Dat de mens niet het centrum is, zoiets. De geopende zaal weergalmt doorheen de stille trappenhal. Een lege zaal waarin werken voor zichzelf afspelen, voor zichzelf spreken. Binnentreden lijkt bijna een inbreuk.
En toch. Er wordt haar toegang verleend, buiten waait een pandemie en haast zonder dat iemand het weet, treedt ze toe tot gesloten deuren. Alsof hier iets belangrijks gaande is. Maar tegelijk: alsof het bijna niet plaatsvindt.
Hoe dan te beginnen? Hoe een tentoonstelling te recenseren in een publieke ruimte zonder publiek? Maar de eerste stappen zijn al gezet, de eerste woorden al gezegd. Een fragmentarisch verslag rolt zich stapsgewijs uit als gevolg van deze aanvang.
Acquila non capit muscas (2018)
Na het binnengaan, onmiddellijk het stilstaan, het gadeslaan. Voor de ingang staat een cinema-groot scherm waarop een videowerk afspeelt. Links klinkt ruis, geklik. Ergens uit het rechtse warrelt een vraag: ‘Am I really free?’
Een traag deken van veren daalt neer in een groene golf van halmen. Het oog van de arend kijkt bozig verbaasd naar een krabbig wit iets. De majestueuze mantel van vleugels biedt weerstand tegen luchtstromen. Het staat in contrast met het onvermoeibaar, glijdend bewegen van de drone. Een statische vlieg die roerloos lijkt wanneer hij wordt neergehaald door de gele bek. Het vogelperspectief toont hun frontale botsing, maar er schuilt een zachtmoedigheid in: de vertragende beelden verzachten. Geen strijd tussen dier en drone, eerder een weifelende worsteling. Ze zijn beide levend, zichzelf bewegende lichamen.
Chaplet (2014), Rainbow (2014)
Waarheen? Richting rechts, waar de kinderstem nog steeds de titel van de tentoonstelling herhaalt? Deze weg volgt een wand waarop twee langwerpige papierrollen horizontaal zijn bevestigd.
Een vingerspoor loopt over het regelmatige Japanse schrift. Een duim die drukt en zo aftastende punten plaatst over het motief van het schrift. Zo bestempelt hij een nieuw motief: een prikkeldraad in zwart, een regenboog in kleur. De duim wijst op iets: de registratie van gegevens. Een vingerafdruk is als een stempel die onvermijdelijk een spoor van identiteit nalaat. Zijn we veroordeeld tot het onuitwisbare? En is die onuitwisbare eigenheid beperkend als een prikkeldraad of net een kleurrijk festijn om zich iets toe te eigenen? Waarschijnlijk beide: de LGBTQ-gemeenschap is dan wel kleurrijk, de wereld staat haar nog steeds niet toe dat volledig vrij te vieren.
United States of Mind (2014), Am I really free? (2020)
Het is hier donker. De wand gevolgd leidt naar een ruimte met zwarte muren en het knipperende licht van een video. Links hangt een foto, vooraan, iets hoger: een videoloop die het herhalende vraagteken blijkt te zijn dat al een tijdje aan oren trekt.
Op zijn handpalm staat getekend: een one dollar bill. Het materiële briefje is verdwenen, enkel de hand die het bezitten kan en de gedrukte tekens blijven over. Restanten van dat wat waarde bepaalt.
De ogen van de jongen glimlachen. Het gras kriebelt zonnig. ‘Am I really fwee?’ vraagt hij met een fronsje. Niet de waarheid uit een kindermond, maar de kinderlijke vraag waar geen mensenmond een waarheid op weet.
President Donald Trump signing an Executive Action for a wall along the Mexico Border (2018), Funia (2015)
‘Kom, deze richting uit’, lokken muziek en licht wat verderop. Ondertussen: een tekening van een man in maatpak. De titel verklaart, bepaalt het kijken, verleent het werk zijn betekenis. Daartegenover: de lichtschaduw van een videowerk. In de verte lijkt er iets te vallen.
Het gebaar blijft zichtbaar door de kwastige lijnen. Ze tekenen Trumps gretige blik: fijne punten als ogen. Ongeduldig maar zelfverzekerd zweeft zijn pen boven het blad, klaar voor het plaatsen van zijn handtekening. Die zal kordaat en direct zijn, net zoals de tekening op dit papier. Een vluchtige krabbel blijkt toch een bepalende lijn te trekken: een grens die vrijheid inperkt.
Nee, het is geen huis, het is geen hut. Wel van hout, misschien iets heiligs. Een hand volgt het houten motief van een touw. Langs de randen van een gebouw krioelt dit vijfvingerige dier. Op zijn weg komt het spinnenwebben tegen, stoffige ramen met rasters ervoor, regenpijpen en buizen. Aftastend komt het zo uit bij de deur. Die wordt niet geopend, maar dat hoeft ook niet. Het volgen van het houtige touw volstaat als leidraad voor zijn zoeken. De hand be-grijpt, omdat het de draad niet verliest.
Tracking Happiness (2009), Wind Orchestra (2012)
Doorheen de deuropening is een blanco ruimte. Een kale kamer met slechts een krakend wit van grond tot boxen tot doek tot bankje. Het scherm schemert het begin van figuren. Een ritmisch kletteren herinnert aan een tweede kamer. Het geluid tintelt achter de rug.
Snijdende tonen en mistige vlekken trillen op het wit. Bewegingen worden geslinger worden korrelig zout dat door bezems wordt weggeveegd. Roze enkels drukken een voetstap neer in het witte zand. Een bezem wist hun sporen uit. Stappend in een rij wiegen vrouwen de nadruk van hun voorgangster weg. Uitwissen, de plaats van een ander innemen, iets achterlaten, uitwissen: de intekening van hun aanwezigheid weggevaagd. Alsof het haast niet plaatsvond. In een kleurloze zandvlakte vindt de herhaling van een eindeloze daad plaats. Met bewuste tred, voorzichtig maar tevreden, verrichten deze vrouwen die herhaling bijna hemels. De lens zoomt uit, tot de cirkel niet meer wordt dan een draaiende stip. De wenteling troebelt na als een vlek voor de ogen.
De jongen plaatst de messen één voor één op tafel. Een korte knik, dan bolt hij zijn wangen, tuit zijn lippen. Zijn geblaas doet klingelen en omvallen. Vrij spel dat de grenzen van het gevaarlijke opzoekt. Even zucht hij naar het resultaat. Het doek kleurt zwart. En dan opnieuw.
Shortcuts (2004), IO (2009)
Ergens tussendoor een dwaling. Er staan pijlen op de grond, toch de draad verloren, tegendraads verdwaald. De zaal is zo ingedeeld dat elke mogelijke route een ingang biedt tot het bekijken van alle werken. Aanbeland bij het einde start opnieuw het begin. Welke weg te gaan is een eigen keuze.
De gekozen weg passeert langs zwart-witfoto’s. Omgeven door gegons herinneren ze aan andere werken.
Zijn vingers tegen het venster: zegt hij vaarwel of reikt hij naar dat wat komen gaat? Tweemaal het silhouet van een kind. Door de treinruit het einde van de tunnel. Door de treinruit het begin van de tunnel. De sporen verdwijnen als twee lijnen naar een licht eindpunt of een donker beginpunt. De doorgang gaat over naar ergens anders. Achterlaten of ernaartoe? Is het einde opnieuw een beginpunt? Misschien wel: de foto’s lijken bijna elkaars negatief.
Shortcuts: de mens kiest zijn eigen weg te gaan en laat zo zijn sporen na.
Adjective to your presence (2018)
Aangekomen bij een zwart vertrek dat oplicht door het grote scherm, klinkt er mompelende muziek. De zaal voelt vol aan. Alsof er andere mensen aanwezig zijn.
In een grootstad vol parken, bevolkte straten, tempels en toerisme loopt een groep mensen plechtig met plakkaten. Manifestanten die wandelen met doorzichtige protestborden van plexiplastic. Een groep met als boodschap enkel het feit dat ze hier staan, dat ze hier zijn. De transparante platen tonen hun gezichten, hun rustige blikken. De glazige borden weerkaatsen soms een lichtinval of schaduw: de takken op een begraafplaats, de wanden van wolkenkrabbers. Bij valavond aan de haven is de stad een silhouet dat zich tegen het warme licht aftekent. Het briest zachtjes. De mensen spiegelen de avondzon. Samen flikkeren ze een gele gloed. Het feit dat ze hier staan. Dat ze hier zijn.
Vertical attempt (2009)
Op de grond staat een oude tv. Een peuter op het aanrecht herinnert aan kinderen die herhalend spelen in andere videoloops. Het gruis van de oude video ruist. Een waterstraal uit de kraan. Hij knipt erin. Geklik.
Dichter bij de aanvang gekomen klinkt opnieuw de vragende titel: ‘Am I really free?’
Een wenteling
De schaar knipt. De jongen vraagt. De vrouwen vegen. De werken worden belicht. Het doek wordt zwart.
Stilte.
En dan opnieuw.
De zaal speelt door. Voor altijd.
Of niet?
Een vrije keuze?
Ze gaat weg. De zaal is verlaten.