‘Als jullie er allemaal voor ons zijn, waarom zijn jullie er dan niet voor ons?’
Door Wouter Hillaert, Lieven Van den Weghe, op Thu Aug 01 2019 22:00:00 GMT+0000‘Het is tijd voor een nieuwe solidariteit’, vindt theatermaker Lucas De Man. ‘Vandaag helpen we elkaar in de cultuursector totaal niet, we zijn vooral concurrenten.’ Tot daar gaat vakbondsman Robrecht Vanderbeeken helemaal akkoord. Maar wie moet die zorg voor de freelance kunstenaar dan opnemen? Culturele instellingen, de vakbonden, de overheid, kunstenaars zelf? Daarover klettert het meteen tussen beide bevlogen heren. ‘Moeten we echt wachten tot de vakbond het over 150 jaar eens gaat oplossen?’
Symbolisch genoeg is het daags na de Dag van de Arbeid dat beiden samen aanschuiven op een Gents terras. ‘Vast werk is voorbij’, betoogt De Man, gastcurator van Theater Aan Zee. Als uitgeweken West-Vlaming in Nederland kent hij de kunsten onder en boven de grens als geen ander. Met zijn Stichting Nieuwe Helden sloopt hij al tien jaar de schotten tussen de podiumkunsten en de wereld daarbuiten. Hij zet grote stadsprojecten op, speelt voor boeren én bankiers en maakt tussenin zaalvoorstellingen over het wel en wee van zijn generatie.
Noem hem gerust een cultureel ondernemer, met een behoorlijke kritische kijk op wat hij verwarde en verstarde cultuurinstellingen noemt. ‘Ik heb geleerd te overleven in een wereld die én niet betaalt én zo conservatief is dat men vindt dat ik niet het juiste theater maak.’
De Mans pleidooi voor ondernemerschap én solidariteit fascineert Robrecht Vanderbeeken, vakbondsverantwoordelijke voor ABVV-ACOD Cultuur. Als filosoof is hij een compromisloos pennenslijper tegen alles wat ruikt naar (neo)liberaal beleid.
'Cultuur is de tweede snelst groeiende freelance sector in België, maar heel veel leeftijdsgenoten werken keihard voor niks.'
‘Gisteren op 1 mei hebben we zowaar moeten strijden voor de achturendag, omdat onze hele arbeidsorganisatie aan het verglijden is: mensen moeten langer en harder werken, verdienen minder, werken steeds meer deeltijds en zonder vast contract. Onder een neoliberaal bewind dat hard inzet op flexibilisering zie je nu een hele grijze zone van onduidelijke statuten opkomen. De cultuursector lijkt er wel het laboratorium van.’
Werkgevers tegenover werknemers, flexibilisering versus sociale bescherming, Vlaanderen tegenover Nederland: het debat over arbeidsomstandigheden in cultuur is een strijdperk tussen vele tegenstellingen.
De Man gooit er meteen nog één op tafel: ‘Besef dat er naast de instituten ook enorm veel individuele kunstenaars zijn die door niemand geholpen worden: noch door de neoliberalen, noch door de socialisten. Cultuur is de tweede snelst groeiende freelance sector in België, maar heel veel leeftijdsgenoten werken keihard voor niks. Gemiddeld 15.000 euro per jaar, dat is rond de armoedegrens! Hoe gaan we dat aanpakken, zonder in een neoliberale val te trappen of nostalgisch te worden naar een verleden met iedereen nog in vaste dienst?’
Moeten er meer subsidies direct naar kunstenaars gaan?
'Subsidies krijgen wil zeggen dat je niets doet wat de overheid stoort.'
DE MAN: ‘Ik ben heel erg voor subsidies: ze helpen je om risico’s te nemen met kwetsbare projecten. Alleen zijn ze niet zaligmakend. Meestal volstaat dat geld van de overheid zelfs niet om je mensen eerlijk te betalen. En het is een illusie dat je er meer autonomie mee krijgt, want er hangen allerlei eisen aan vast. Eigenlijk word je een soort ambtenaar. Subsidies krijgen wil zeggen dat je niets doet wat de overheid stoort. Maar ik ben kunstenaar, ik wil soms dingen maken die wel storen. Mijn doel is vrij te zijn in wat ik doe. Na tien jaar krijgen ook wij nu wel subsidies, maar met dat geld kan ik maar een tiende doen van wat ik nu doe. En dus zorg ik ook voor 70% eigen inkomsten. Waarom hangt daar in Vlaanderen nog altijd zo’n taboe rond?’
Hoezo? Aanvullende financiering was de kern van Gatz’ cultuurbeleid.
DE MAN: ‘Zeker, maar als je als artiest je eigen geld probeert te verdienen, ben je voor de sector meteen een neoliberaal. “Ondernemer” is hier een scheldwoord. “Aha, meneer maakt theater met de Rabobank? Uitverkoop!” Maar optreden in de Rabozaal of op een festival met KBC als hoofdsponsor, is dat dan geen uitverkoop? In Nederland is er veel hypocrisie, maar in Vlaanderen nog meer. Zo lijkt het alsof er twee kampen zijn: pro subsidie of pro liberaal denken. Kunnen we alstublieft naar een derde piste gaan, die uitgaat van die autonomie van freelance kunstenaars en daar dan sociale oplossingen voor aanreikt?’
Hoe zie je dat derde spoor? Liberaal én sociaal, kan dat wel?
DE MAN: ‘Neem Stichting Nieuwe Helden: dankzij keihard werken hebben wij zoveel eigen inkomsten dat ik niet alleen de vrijheid heb om projecten op te zetten buiten de geijkte kaders, maar ook 28 mensen eerlijk kan betalen. Het blijven alleen wel freelancers, omdat er soms meer of minder werk is en niet iedereen altijd in elk project past. Als ik iedereen in dienst zou nemen, ga ik meteen failliet. Noem ons dus een sociale freelance organisatie. Mensen mogen zelf hun loon bepalen, dat is allemaal transparant. Maar we hebben ook een verzekering voor als ze arbeidsongeschikt raken. En we helpen ze bij een burn-out.’
VANDERBEEKEN: ‘Is dat geen paradox, niet in een neoliberale val willen trappen en wel ondernemerschap promoten? Het klopt dat mensen niet bij de pakken mogen blijven zitten, maar je gaat voorbij aan één structureel probleem: de onderfinanciering. Het subsidiebudget in Vlaanderen én bij de EU is schandalig laag, terwijl er een collectief schaamtegevoel heerst om meer te vragen. Intussen probeert een slimme neoliberale minister zowel instellingen als kunstenaars financieel afhankelijk te maken van alternatieve financieringsmodellen als de tax shelter en de Cultuurbank: dé manier om te beletten dat een groep zich collectief organiseert. Met jouw pleidooi voor ondernemerschap ga je daar gewoon in mee. Het dreigt de verantwoordelijkheid voor die onderfinanciering bij het individu te leggen: wie het financieel moeilijk heeft, heeft daar zelf schuld aan. Dat is een heel gevaarlijke piste.'
'Als in een opgewarmde popcornpan zie je nu een burnout-epidemie oppoppen met de omvang van de negentiende-eeuwse stoflong.'
'Kijk naar Nederland. Na de kaalslag in 2011 kwam er een enorme dadendrang vrij: men schrok dat de sector zo’n negatief imago had en leek dat te willen compenseren met nog harder werken. En zo zie je nu, als in een opgewarmde popcornpan, een burnout-epidemie oppoppen met de omvang van de negentiende-eeuwse stoflong. Zelfs de rechtse regering in Nederland erkent dat door het ZZP-model voor ‘zelfstandigen zonder personeel’ een enorme precariteit is ontstaan.’
Tegelijk is die verfreelancing van cultuur ook een simpele realiteit. Je kan die toch niet alleen op besparingen of rechts-liberaal cultuurbeleid steken?
VANDERBEEKEN: ‘Klopt, maar waarom zou een deftige verloning niet het nieuwe normaal kunnen zijn? Als dat aan de universiteit kan, waar mensen zes jaar zekerheid en dus vrijheid krijgen om intellectuele arbeid te doen, waarom niet ook voor kunstenaars? De hoge artistieke vrijheid die jij vooropstelt, kan alleen maar als je ook economisch een bepaalde vrijheid hebt.’
DE MAN: ‘Absoluut, maar wie zal die eerlijke verloning voor al die kunstenaars betalen?’
VANDERBEEKEN: ‘Een mogelijke piste kan uit de instellingen komen. Kijk naar Monty: zij geven jonge kunstenaars een contract voor zes maand én de vrijheid om aan hun eigen project te werken, zonder dat ze moeten bezig zijn met hun huishuur. Of kijk naar alle instellingen die de fair practice code zijn gaan volgen en dus inzetten op eerlijke verloning.’
DE MAN: ‘Maar wat als ik, zoals 80% van de kunstenaars, niet in een instituut binnenraak en voor mijn project ook geen subsidies krijg omdat ik geen vriendjes heb in commissies? Zo hoorde ik onlangs nog twee jonge makers vertellen dat ze na tien subsidiedossiers nog altijd niets hadden gekregen. Dát is de praktijk: gewoon een loterij.’
VANDERBEEKEN: ‘En private financiering is geen loterij? Het diepere probleem is dat de cultuursector in vergelijking met andere beroepen heel gek in elkaar zit. Mensen financieren hun eigen artistieke activiteit met een andere job. Dat is de logica van de “entrepeneurial poor”: begin tegen heel lage condities en er zal wel eens een succes volgen. Zo duw je een hele groep naar de bodem. Normaal betaalt de werkgever je inkomen, maar in de kunsten is dat heel versnipperd. Naast subsidies heb je de financiering van instellingen, maar een groot deel komt ook van het zogenaamde kunstenaarsstatuut. In principe is dat bedoeld als vangnet voor kunstenaars met een atypische werksituatie, met periodes zonder inkomen tussen creaties door. En als vakbond verdedigen wij die voordeelregels in de werkloosheid natuurlijk, omdat we weten hoe belangrijk ze zijn voor kunstenaars.'
'Al die flexi-jobs zijn nefast. En wat doet de cultuursector intussen? Die gaat daar zo’n beetje de voorhoede in lopen.'
'Maar intussen gaan instellingen die regeling steeds meer zien als een “basisinkomen” waardoor ze freelancers niet meer moeten betalen voor al het voorbereidende werk. En voor het beleid zijn zulke uitzonderingsregels handige neoliberale instrumenten om te experimenteren met bijklussen, de KVR, flexwerken, artikel 1bis... Allemaal regelingen om straks uit te rollen in andere beroepen, in naam van de ultieme flexibiliteit. Dát is wat er allemaal schuilgaat achter die realiteit van verfreelancing.’
Is het Nederlandse ZZP-model niet veel helderder? Je werkt als zelfstandige, hoeft een deel van je winst niet aan te geven én krijgt een fiscaal voordeel van algauw 10.000 euro.
VANDERBEEKEN: ‘Tegelijk verlies je wel al je sociale rechten: weg ziekteverzekering, weg pensioen! Je moet dat allemaal zelf organiseren. En als zelfstandigen kan je je ook niet zomaar syndicaal of collectief organiseren. Er is wel de Kunstenbond, maar als die een cao wil onderhandelen, kan er een veroordeling voor kartelvorming volgen. Zo zette het beleid de ZZP-er dus twee keer met de rug tegen de muur. Dat model is echt in het leven geroepen om het werknemersmodel te ondergraven. In België worden de sociale rechten op vele niveaus veel beter verdedigd.’
DE MAN: ‘Maar ook in België heb je daar uiteindelijk toch geen reet aan? Kunstenaars zijn hier even arm. Je kunt wel voor twee maand ingeschreven zijn en zo sociale rechten opbouwen, maar daarna heb je weer niks. Natuurlijk is de neoliberale tendens in Nederland absoluut doorgeslagen, maar ook in België is arbeidsongeschiktheid een probleem: als mensen uitvallen, worden ze niet geholpen. Dus mijn vraag blijft: wat zeg je tegen al die kunstenaars die niet vast in dienst zijn en slechts af en toe een tijdelijk contractje krijgen? “Wacht tot de staat meer geld geeft en klop intussen op je kin?” Mijn antwoord is: laat ons zelf meer voor elkaar zorgen.’
Wat kan dan een mogelijke invulling zijn van zo’n derde spoor?
DE MAN: ‘Een van die alternatieven vind ik bijvoorbeeld een broodfonds, waarin twintig tot vijftig freelance ondernemers in Nederland maandelijks een bedrag afdragen om elkaar toch sociale bescherming te bieden bij tegenslagen.’
'Ik kan meteen tien cultuurhuizen noemen die echt lijden onder dood personeel dat daar al dertig jaar vast betaald zit.'
VANDERBEEKEN: ‘Ik vind zo’n broodfonds echt gênant, negentiende-eeuws! Daarmee geef je een lange sociale strijd zo weer op voor allerlei flexibele modellen waarmee we onze eigen precariteit organiseren. Voor kunstenaars zijn flexibele werkomstandigheden natuurlijk belangrijk, maar iemand die nachtshiften moet draaien in de zorg is daar veel minder blij mee. Al die flexi-jobs zijn nefast: zij trekken de reguliere jobs mee naar beneden. En wat doet de cultuursector intussen? Die gaat daar zo’n beetje de voorhoede in lopen en zich mee “anders organiseren”. Ik zeg niet dat we niet moeten proberen te vernieuwen en ondernemerschap terug moeten uitvinden, maar wees je bewust van de gevaren.’
DE MAN: ‘Ik ben niet dom, hoor. Ik zie de armoede ook wel. En ik steun die neoliberale golf absoluut niet, laat dat duidelijk zijn. Alleen klinkt het alternatief altijd even simplistisch. We moeten gewoon onze instellingen beter bij de les krijgen en meer subsidies geven? Sorry, maar ik kan meteen tien cultuurhuizen noemen die echt lijden onder dood personeel dat daar al dertig jaar vast betaald zit. En intussen moet al de rest maar een beetje aanmodderen en zien te overleven. Ik vind dat niet echt “samen”. Die instituten zijn als ouders die tegen hun kinderen zeggen: “we zijn er voor jullie”, maar alleen met hun eigen boterham bezig zijn.’
Is er dan echt zo weinig solidariteit tussen instellingen en freelance kunstenaars?
VANDERBEEKEN: ‘Ik kom vaak in huizen waar het vaste personeel die gedeelde strijd met en voor freelance kunstenaars soms vergeet, ja. En hoe sommige instellingen met artiesten omgaan of pas bevallen moeders durven te ontslaan, dat is ronduit schandalig. Maar via dat vaste personeel proberen we ook het lot van freelancers te verbeteren. Zo zal de Vlaamse Opera zijn freelancers voortaan dezelfde barema’s en faciliteiten bieden als vaste werknemers. En ook in De Munt hebben we een akkoord over gelijke loonschalen en maaltijdvergoedingen voor deeltijdse werknemers. Alleen lukt dat enkel in huizen met een sociaal overleg. Veel culturele organisaties houden de vakbonden bewust buiten om in hun personeelsbeleid vrij spel te hebben.’
DE MAN: ‘Waarom verwijt je ons dan dat we ons ondertussen organiseren in een broodfonds? Wat moeten we anders? Wachten tot de vakbond het over 150 jaar eens gaat oplossen?’
VANDERBEEKEN: ‘De bonden hebben er net voor gezorgd dat een broodfonds niet meer nodig was!’
DE MAN: ‘Maar ze hebben niet kunnen vermijden dat het nu weer wel nodig is. Net daarom is ons vertrouwen in de vakbond niet heel groot en is er dringend nood aan een nieuwe vorm van collectiviteit en solidariteit.’
Voor een vakbond moet dat toch tragisch klinken, Robrecht? Het precariaat is klaar voor de collectieve strijd, maar herkent zich niet meer in het aloude instrument daarvoor.
'Veel culturele organisaties houden de vakbonden bewust buiten om in hun personeelsbeleid vrij spel te hebben.’
VANDERBEEKEN: ‘Blijkbaar is het te weinig bekend wat vakbonden doen. Maar ik geef wel toe dat zij zich te veel zijn gaan terugplooien op louter dienstverlening. Een vakbond moet terug een progressieve strijdbeweging worden, die inzet op het organiseren van de werkende mens in de eenentwintigste eeuw.’
DE MAN: ‘Ik ben niet tegen samen strijden.’
VANDERBEEKEN: ‘Dat cultuurwerkers zich niet collectief organiseren in een vakbond, is vooral jammer. Want anders dan gildes of andere belangenbehartigers hebben wij als sociale partner nog altijd een mandaat om met de minister of met de werkgevers te onderhandelen over minimumlonen en cao’s, over antiracisme en antiseksisme. In Nederland is dat officiële sociaal overleg door het ZZP-model grotendeels afgeknepen.’
DE MAN: ‘Maar wat gebeurt er dan, als ik als jonge gast met de vakbond ga praten? Dan krijg ik het verwijt dat ik geen cultuurhistorisch besef heb omdat ik niet weet dat mijn broodfonds uit de negentiende eeuw stamt!’
VANDERBEEKEN: ‘Voor alle duidelijkheid: het is schitterend dat jouw broodfonds er is, maar tegelijk is het ook heel erg dat het er moet zijn. Ook daarom moeten vakbonden meer in het veld gaan staan, tegenkracht opbouwen van onderuit: daarmee bereik je zoveel meer dan met louter vergaderen op sectorniveau. Daarom steunen wij ook kunstenaarsinitiatieven als Engagement, State of the Arts of Platform BK in Nederland. Tot zich iets voordoet als bij Jan Fabre. Dan voel je echt het gemis aan een cao syndicale afvaardiging in de podiumkunsten. Dan kunnen wij in zo’n organisatie wel iemand individueel helpen, maar het personeel heeft niet eens het recht zich collectief te organiseren! Als dat in de film of de beeldende kunst wel kan, en zelfs werknemers in fastfoodketens dat recht hebben, waarom dan niet in de “progressieve” podiumkunsten? Werkgevers vinden die wetgeving uit 1971 te ouderwets, hoor je dan. De waarheid is dat ze zelf een halve eeuw achter lopen.’
DE MAN: ‘En dus zien wij een machteloze vakbond en arrogante instituten. En wij denken: wat nu?’
Jij bent toch ook zelf werkgever, Lucas? Hoe pak jij het aan?
Eigenlijk zouden we collectief moeten zeggen: “Nee, onder die prijs doen we het niet.”
DE MAN: ‘Ik vind fair practice belangrijk en wil mijn medewerkers eerlijk betalen. Maar als iemand van die zelfstandige freelancers zwanger wordt, mag ik haar officieel niet helpen, want dan heb je ineens een fout werkverband. Hoe kunnen wij elkaar dan steunen? Directeurs zeggen: “Sorry, wij kunnen niets doen.” En de vakbond roept: “Wij zijn onmachtig!” Als jullie er allemaal voor ons zijn, waarom zijn jullie er dan niet voor ons? Ik wil als kunstenaar meer vertrouwen krijgen. En dan regel ik zelf wel hoe ik mij moet organiseren.’
Hoe moet die zelforganisatie er dan uit zien?
DE MAN: ‘Picasso zei: je werkomstandigheden regelen is de helft van je genialiteit. Begin dus met kunstenaars les te geven over hoe ze zich organiseren. Dat kan op school, maar ook door zakelijk leiders die vanuit hun praktijk cursus geven over verzekeringen, businessplannen... We zouden veel meer van elkaar moeten leren. Zelf geven wij met Nieuwe Helden bijvoorbeeld gratis workshops over pricing: wat ben je waard? Veel kunstenaars zijn dat niet gewoon. En zo onderwaardeert iedereen zichzelf én ons hele beroep. Eigenlijk zouden we collectief moeten zeggen: “Nee, onder die prijs doen we het niet.” Dát is elkaar helpen.'
'Tegelijk zouden huizen veel vaker kunstenaars kunnen inhuren voor allerlei werk dat ze nu uitbesteden aan dure commerciële bedrijfjes, zoals consultancy of debatten. Er gaat in de sector zoveel geld om dat nooit bij de kunstenaars raakt! Alsof wij allemaal arme schaapjes zijn die alleen maar kunstjes willen doen. Nee, wij zijn hoogopgeleid! Engageer voor je sectorbijeenkomst of je reorganisatie dus liever kunstenaars. En verder droom ik van een soort overlevingsbasisbudget voor freelancers, zodat die tenminste geen honger hoeven te lijden en hun ding kunnen doen.’
Begrijp jij ‘zelforganisatie’ heel anders, Robrecht?
VANDERBEEKEN: ‘De uitdaging is: hoe ga je vanuit individualisme naar een nieuwe wij? Heel boeiend vind ik nu hoe er een veel breder idee van fair practice begint te leven. Dat gaat niet meer alleen over verloning, maar ook over antiseksisme, antiracisme, ecologie, inspraak, duurzaamheid, transparantie… Hoe kunnen we freelancers dan concrete tools aanreiken om dat ook af te dwingen? Zelf promoten wij reguliere dagcontracten voor alle voorbereidend overleg over projecten: al die fameuze ‘koffies’, waarom moet dat onbetaalde werktijd zijn, terwijl je recht hebt op een dagvergoeding? Of ik denk aan onze Art Watch, een online meldpunt voor wantoestanden, en de Cultuurcalculator: een site waarop je voor elke opdracht het juiste bedrag kan berekenen op basis van je anciënniteit, je diploma’s, het soort opdracht… Zulke tools kunnen cultuurwerkers echt empoweren in hun onderhandelingen met opdrachtgevers.’
'Het probleem is ook dat onze generatie kunstenaars te veel in overlevingsmodus zit. Op een slagveld is overleg niet je eerste zorg.'
DE MAN: Dat klinkt allemaal heel cool, maar waarom kennen al die kunstenaars dat niet? Waarom worden wij daar zelden bij betrokken? Alleen zo kan er echt een nieuwe wij komen.’
Inderdaad, hoe ga je tussen al die initiatieven naar een vruchtbare kruisbestuiving? Nu blijft alles nogal versnipperd, nee?
VANDERBEEKEN: ‘Dat komt omdat er zoveel soorten statuten zijn, waarmee verschillende beroepsgroepen tegen elkaar uitgespeeld worden: kunstenaars tegen techniekers, freelancers tegen vaste beroepen. Een klassieke neoliberale truc.’
DE MAN: ‘Het probleem is ook dat onze generatie kunstenaars te veel in overlevingsmodus zit. Op een slagveld is overleg niet je eerste zorg.’
VANDERBEEKEN: ‘Dat allemaal samenkrijgen om het systeem te veranderen is dus best moeilijk. Er is weinig solidaire strijdbaarheid in de cultuursector, het individualisme steekt er steeds een stokje voor. En naast de macht van “de werkgevers” is er ook nog de buitenwereld die tegen de kunstwereld wordt opgezet met vijandbeelden als “de culturele elite”. Dat moeten we goed beseffen.’
DE MAN: ‘Dat beseffen wij maar al te goed. Ik ben afgestudeerd toen in Nederland zowat de helft van de subsidies werd geschrapt en wij nagewezen werden als subsidieslurpers en linkse paria’s. Zo krijg je een onzettend raar schisma tussen de theaterwereld die zichzelf enorm belangrijk vindt, en een wereld die jou scheef bekijkt omdat jij ook uit die wereld komt.’
'Ik vind de cultuursector de minst sociale en progressieve wereld die ik ken. Zeker qua diversiteit lopen wij enorm achter.'
VANDERBEEKEN: ‘Rechts jaagt bewust een boosheid aan tegen progressieven die iets positiefs proberen te maken van de globaliserering, door hen weg te zetten als postmoderne relativisten. Alles wat er misgaat in een snel veranderende wereld, wordt ineens hun schuld. Handig, want zo hoef je het niet over de echte oorzaak te hebben: de winsthonger van het kapitalisme. En de kunstwereld denkt: “Wij zijn helemaal geen rijke elite, wij zijn sociaal en geëngageerd, wij zijn voor diversiteit en inclusiviteit, wij zijn toch goed bezig, waarom worden wij weggezet?”’
DE MAN: ‘Maar we zijn helemaal niet goed bezig. Ik vind de cultuursector de minst sociale en progressieve wereld die ik ken. Zeker qua diversiteit lopen wij enorm achter. Het blijft een bedrijf gerund door oude blanke mannen, ontzettend conservatief en hiërarchisch. Ik ben niet tegen instituten, maar alles gaat zo traag, zeker in België. Beperk dus de tijd dat directeurs huizen en festivals mogen leiden, en zet liever meer kunstenaars op die stoel.’
VANDERBEEKEN: ‘Maar daar wordt toch wel aan gewerkt? De grootste uitdaging blijft om terug een maatschappelijk relevante positie te verwerven. Daarom volg ik jouw pleidooi wel om echt aan de slag te gaan met de maatschappij.’
Is er in zo’n sceptische samenleving wel genoeg betaald werk voor kunstenaars?
DE MAN: ‘Natuurlijk! Er is net ontzettend veel vraag naar mensen die verbeelding inzetten en creatief nadenken. Kijk naar al die theatermakers die de jongste jaren aangetrokken zijn door begrafenisondernemers. Wij zijn nu eenmaal verhalenvertellers. Wij zijn degenen die de tegenstellingen in deze maatschappij weer bij elkaar kunnen brengen. Maar dan moeten we dat wel doen, en dat ook doortrekken in onze instellingen. Ik pleit ervoor om alles door elkaar te halen: we spelen én voor de bank én voor het vaste theaterpubliek.'
'Nu vindt de kunstwereld zichzelf fantastisch, maar naar buiten toe klinken we als Calimero’s.'
'En we gaan ons heel anders profileren naar de buitenwereld. Nu vindt de kunstwereld zichzelf fantastisch, maar naar buiten toe klinken we als Calimero’s. Ik zou dat willen omdraaien: wat meer bescheiden naar binnen en veel rustiger naar buiten. Nu hanteren we de slechtste verdediging ooit: “Kunst is belangrijk omdat het kunst is.” Of we claimen de morele waarheid, maar doen even racistisch als de rest. Wij zijn niet beter of juister. We zijn ook maar gewoon een hoop mensen die het niet weten.’
VANDERBEEKEN: ‘Het grote boetekleed, dus?’
DE MAN: ‘Neen, voorbij het boetekleed! Nu maken we inderdaad veel boetevoorstellingen over dekolonisering of over hoe we de natuur kapotmaken. Maar ons echte gevecht moet zijn om samen iets te veroorzaken in die grote wereld. Intussen moeten we zeker bekijken hoe wij als freelancers binnen jullie structuren meer druk kunnen helpen zetten, daar wil ik gerust in geloven en aan meewerken. Het is én de vakbonden én de kunstenaars én de instellingen. Die nieuwe solidariteit moet bij onszelf beginnen. Maar ze mag daar zeker niet eindigen.’