Zit pop in het slop? Interview met Simon Reynolds

Door Theo Ploeg, op Sat Nov 10 2012 16:07:47 GMT+0000

In zijn boek Retromania: Pop Culture’s Addiction to Its Own Past (2011) weet de Britse journalist en auteur Simon Reynolds de tijdgeest perfect te vangen. Meer dan ooit recyclen we met z’n allen het verleden, beweert hij. Niet alleen in de popmuziek, ook in de politiek. Maar er gloort hoop, in de vorm van dubstep en nowism: ‘Dat is de viering van het moment zelf, alsof er buiten het hier en nu niets is.’

Zou Reynolds vandaag, ruim een jaar na publicatie, iets veranderen aan zijn boek? ‘Meer aandacht besteden aan dubstep. Dat genre was, toen ik Retromania schreef, nog niet zo populair als nu.’ De schrijver neemt een slok van zijn koffie. Hij sluit heel kort de ogen, buigt zijn lichaam naar voren, zoekt naar woorden. ‘Dubstep was een klein, afgebakend genre binnen het spectrum van de elektronische dansmuziek, met eigen regels. De doorbraak in de VS heeft het uit de eigen habitat gehaald. Het geluid is nu immens populair en je hoort het overal terug. Ja, er wordt teruggegrepen op rave, jungle en UK garage, maar de bass sound is nieuw.’

54_Ploeg380© Marijn Dionys.jpgPopmuziek en culturele vernieuwing zijn de thema’s die steevast terugkeren in het werk van Simon Reynolds (Londen, 1963). In Retromania: Pop Culture’s Addiction to Its Own Past is hij buitengewoon kritisch over de hedendaagse popcultuur: ze leidt aan een chronisch gebrek aan vernieuwingskracht. Het schaamteloze teruggrijpen op het eigen verleden, is daarvan een indicatie. Natuurlijk, nostalgie is altijd een belangrijk thema geweest in de popcultuur. Maar tegenwoordig zijn ook de bastions van vooruitgang ermee besmet, beweert Reynolds. Die bastions beschreef hij de afgelopen vijfentwintig jaar uitgebreid. In zijn boeken Blissed Out (1990), Energy Flash (1998) en Rip It Up and Start Again (2005) onderzocht hij respectievelijk britpop, techno- en _rave-_cultuur, en postpunk. Die stromingen hebben ooit de grenzen verlegd. Hielden de wereld een spiegel voor, al was het indirect. Nu is popcultuur als de collectie van veel musea geworden: iets van vroeger. De pop die de huidige generatie muzikanten maakt, klinkt als muziek uit de tijd waarin zij nog niet geboren waren. Een ongezonde fascinatie met het verleden, meent Reynolds.

ROMANTISCHE INBORST

‘Soms kan ik nogal kritisch zijn’, lacht hij. Die houding leverde hem al de nodige kritiek op. Zeker na zijn stellingname in Retromania: ‘Het boek heeft aardig wat negatieve kritieken gekregen. In de Duitse versie, die later dit jaar verschijnt, voeg ik een hoofdstuk toe om die te pareren.’ Het belangrijkste deel van de kritiek is terug te voeren op Reynolds’ idee van originaliteit: ‘Dat wordt tegenwoordig gezien als een ouderwets idee, een mythe. In dat extra hoofdstuk zoek ik uit waarom mensen dat vinden. Ik ben opgegroeid in een tijd waarin er geloof was in vooruitgang. Die modernistische visie wordt nu naïef en romantisch gevonden.’ Lachend: ‘Ik hou juist een pleidooi voor het romantische!’

Natuurlijk, Reynolds begrijpt waar dat verzet tegen zijn originaliteitsbeginsel vandaan komt. Nochtans heeft hij er zopas, tijdens zijn lezing over Do It Yourself-cultuur op het Incubatefestival in Tilburg, flink de vloer mee aangeveegd. Reynolds sprak met minachting over het neutrale karakter dat DIY tegenwoordig heeft. Zonder doel, zonder ideaal, is cultuur overgeleverd aan de regels van het neoliberalisme, legde hij uit. Internet lijkt ogenschijnlijk een netwerk, maar is dat niet. De machtsrelaties zijn er net zo hiërarchisch als in de niet-digitale wereld. Zo kan iedereen vrijelijk z’n eigen gang gaan, zonder echt iets te veranderen.

‘Dat bedoel ik niet cynisch’, nuanceert Reynolds nu op de rustige binnenplaats van Theater De NWE Vorst, waar de lezing plaatsvond. ‘Het is mijn taak als journalist om uitermate kritisch te zijn en continu op zoek te gaan naar vernieuwing.’ Dat doet de Brit door dwarsverbanden in de maatschappij bloot te leggen en de ontwikkeling van popcultuur in een bredere ontwikkeling te plaatsen. Die aanpak is zijn handelsmerk geworden. In Retromania haalt hij er onder meer de theorie van Fredric Jameson over de postmoderne conditie bij, om onze hang naar het verleden te verklaren. ‘Je hoort het verleden niet alleen terug in popmuziek’, legt hij uit. ‘In mijn boek beperk ik me tot cultuur, maar ook in de politiek is er sprake van nostalgie.’

RETROPOLITIEK

Reynolds woont al jaren in de VS en volgt de Amerikaanse politiek op de voet. ‘Er is duidelijk sprake van een politieke deadlock. Laatst zag ik op tv een congres van de Republikeinen. Niet alleen de ideeën, maar ook de kleding leek zo uit de jaren 1950 te komen. Alsof ik zat te kijken naar een aflevering van de serie Mad Men. Een paar dagen later zag ik een congres van de Democraten, waar Bill Clinton een retrospeech hield en de deelnemers qua kleding zo uit de jaren 1990 weggelopen leken. Dat de Republikeinen koketteren met het verleden? Dat is logisch; Ronald Reagan wilde ook altijd al terug. Maar de Democraten? Het enige verschil tussen de twee is hoever ze terug willen.’

Laatst zag ik op tv een congres van de Republikeinen. Alsof ik zat te kijken naar een aflevering van de serie Mad Men

Politiek biedt geen geloof meer in de toekomst, verzucht Reynolds, en dat is een slechte ontwikkeling. Ook popcultuur, vroeger niet te beroerd voor een kritische noot, zwelgt in het eigen verleden. Ze biedt dus geen hoop meer, ze bedwelmt alleen maar. En daar komt nog bij dat popmuziek tegenwoordig overal en altijd verkrijgbaar is. Voor een tiener zijn The Black Keys en The Who allebei bands die rammelende garagerock maken. ‘Door de beschikbaarheid vallen historische connotaties weg. Iets wat voor het oprapen ligt én niet anders klinkt dan wat er nu wordt gemaakt, kan niet oud zijn, toch? Eigenlijk doet het er niet meer toe of het oud is.’

In zijn boek haalt Reynolds een paar keer de theorie van Walter Benjamin aan. Diens idee dat de aura verdwijnt door mechanische reproductie, kan je doortrekken naar een volgende fase: die van digitale reproductie, waarin de historische context er niet meer toe doet. ‘Zo wordt het hele verleden geplunderd, en dat schuift steeds dichterbij. Zelfs de jaren 1990 en het begin van deze eeuw zijn niet langer veilig.’

ANALOOG VERSUS DIGITAAL

Digitale media hebben in die ontwikkeling een belangrijke rol gespeeld, meent Reynolds: ‘Met analoge instrumenten kan je nooit iets voor 100 % kopiëren: door de klankkleur en de manier van spelen, klinkt de kopie toch altijd net anders dan het origineel. De evolutie van muziek is daar voor een deel aan te danken. Zo ontstond variatie.’ Er is nog een belangrijk verschil tussen analoge en digitale media. Analoog dwingt om keuzes te maken. Wie maar vierentwintig foto’s kan maken én betaalt voor de ontwikkeling van de beelden, gaat voorzichtiger te werk. Bij digitale media is dat niet het geval.

54_Ploeg380_Simon Reynolds.jpgDat is niet per definitie een slechte ontwikkeling, nuanceert Reynolds, maar we weten nog niet precies wat de effecten op langere termijn zijn. ‘Mijn zoon van dertien heeft een heel ander gevoel van ruimte dan ik. Dat viel me op toen we van New York naar Los Angeles verhuisden. Hij bleef via het internet contact houden met zijn vrienden in New York. Daardoor heeft hij moeite om betekenisvolle relaties aan te gaan met zijn nieuwe omgeving.’ Vroeger werd je bevriend met mensen die fysiek aanwezig waren, legt Reynolds uit: ‘Je deelde misschien niet veel met de buurjongen, maar hij was er wel om voetbal mee te spelen. Zo ontstonden vriendschappen. Nu zoek je vrienden die jouw interesses delen, maar je weet niet hoe ze eruitzien.’

We weten nog niet genoeg over hoe informatietechnologie ons leven beïnvloedt, maar dat de invloed groot is, staat voor Reynolds vast: ‘Er groeit nu een generatie op voor wie het digitale leven normaal is. Onlangs ging ik naar een groot popfestival met mijn nichtje van zeventien. Zij bleef de hele tijd twitteren. Ze was niet alleen aanwezig op het festival, maar ook actief in haar virtuele netwerk. Zo hield ze iedereen op de hoogte. Op het terrein zag je een ontelbaar aantal minipodia: mensen die de optredens documenteerden met hun mobiele telefoons. Je moet immers bewijzen dat je er geweest bent. Maar het meest opvallende vond ik het geluid. Dat klonk in mijn analoge oren echt heel slecht en plat. Het stond zo hard: alsof iemand van iPod-dopjes enorme luidsprekers had gemaakt. Je kon er niet aan ontsnappen; mijn oren werden er moe van. Op een achterafpodium draaide iemand vinyl: daar zat dus wel diepte en nuance in het geluid.’ Reynolds hoort zichzelf bezig en moet lachen: ‘Ach, gezeur van een oude man. Ik ken het analoge leven nog en weet wat er verloren is gegaan, de jongste generatie weet niet beter.’

LEEG EN BETEKENISLOOS

Waarom is popcultuur anno 2012 dan zo zoekend? Welke behoefte bevredigt het graaien in het verleden? ‘Vergeet niet dat we nu in de toekomst leven die door techno is voorspeld’, doceert Reynolds. Zo grijpt de Britse dubstep-producer Zomby opzichtig terug naar de hoogtijdagen van de rave-cultuur aan het begin van de jaren 1990: ‘Een interessante figuur. Aan de ene kant is hij een getalenteerd producer en doet hij echt nieuwe dingen, aan de andere kant blijft hij hangen in een soort pastiche. Als geen ander vangt hij de euforie en de spanning, het geloof in de toekomst van rave, drum-‘n-bass en UK-garage. Maar het blijft pastiche en het is ironisch, al weet ik niet of hij zich daar zelf van bewust is.’

De ideologie van rave in de jaren 1990 was futurisme, benadrukt Reynolds. Er heerste een opgewonden idee van een mooie toekomst. Techno als avant-garde. Zo’n muziekstroming is nu lastig voor te stellen, geeft hij toe. Al voelt dubstep goed. Vreemd goed. ‘De basis van het genre komt uit het softwarepakket Massive van Native Instruments. Dat zorgt per definitie al voor een bepaalde voorspelbaarheid, al kan je daar creatief mee omgaan. Dubstep is creativiteit binnen een bepaalde set grenzen en sofware-instellingen.’

We leven nu in de toekomst leven die door techno is voorspeld

De Amerikaanse producer Skrillex levert het bewijs. Zijn muziek is hectisch en luid en springt van de hak op de tak. ‘Heel interessant hoe hij speelt met tempo en euforie. Het maakt zijn muziek uitdagend. Zijn liveshow is groots, met enorme visuals en videoschermen. Zijn muziek is ontzettend hard en dat staat in contrast met hoe hij overkomt: als een hele aardige, nogal nerdy vent. Dat geeft zijn shows iets liefs. De positieve energie is voelbaar, al is wat hij doet volstrekt leeg en betekenisloos’, vertelt Reynolds enthousiast. De banden met het verleden zijn er wel, maar door de naïviteit en het overdonderende effect vallen ze niet meer op.

Dat kenmerkt ook steeds meer Intelligent Dance Music (IDM), vertelt Reynolds. ‘De nieuwe ideologie van dat soort elektronische dansmuziek is nowism. Het is de viering van het moment zelf. Alsof er buiten het hier en nu niets is. Dat is een naïeve manier om tegen de realiteit aan te kijken, maar ik vind die een stuk verfrissender dan dat dwangmatige teruggrijpen.’

Verfrissend of niet, verdrinken in het nu, is niet bepaald een goede basis voor een kritische houding tegenover de maatschappij waarin we leven. Reynolds knikt: ‘Daar zit wat in, ja. Die gedachtegang ligt in de lijn van de denkers van de Frankfurter Schule. Ik heb niet veel gelezen van Theodor Adorno, maar zijn stukken over muziek zijn interessant. Mensen hebben het steeds over zijn aversie tegen jazz, maar hij heeft ook nooit echte jazz gehoord, alleen swingbands. Adorno’s idee dat popmuziek is opgebouwd uit vervangbare delen, zoals een motor van een auto, is in elk geval werkelijkheid geworden. Luister nu gewoon naar de radio: de beats zijn gestandaardiseerd, de melodieën inwisselbaar, de trucjes herkenbaar. En Autotune is helemaal Adorno. Wat Adorno van dubstep zou vinden? Geen idee.’

Theo Ploeg is socioloog, journalist en bovenal popjunkie. Hij woont en werkt afwisselend in Heerlen en Amsterdam.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met hard//hoofd.com - onlinetijdschrift voor kunst en journalistiek.