Wie leest die dingen nog? Literaire tijdschriften in Vlaanderen

Door Michiel Leen, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

2010 is geen fijn jaar voor de literaire tijdschriften in Vlaanderen. Revolver, Het Trage Vuur en Met Andere Zinnen verdwenen op hetzelfde moment. De aflossing van de wacht lijkt zich niet meteen aan te dienen. Althans niet op papier: op het internet zorgde de lancering van recensieplatform De Reactor voor een (onbesliste) polemiek tussen _Reactor-_voorman Matthijs De Ridder en _Knack-_boekencoördinator Frank Hellemans. De zeven overblijvende, gesubsidieerde literaire tijdschriften vertonen een spreidstand tussen de rol die ze zichzelf toedichten en de rol die uitgevers, schrijvers en publiek nog voor hen zien. Michiel Leen ging, samen met Eric Rinckhout, op zoek naar oorzaken van de huidige malaise in het Vlaamse tijdschriftenlandschap. Hij stelt ook enkele oplossingen voor. Lees hier ook zijn volledige onderzoeksdossier.

Bij zijn aantreden als voorzitter van het Vlaams Fonds voor de Letteren durfde Jos Geysels zich in dit blad afvragen of het wel zin had om de literaire tijdschriften nog allemaal in papieren vorm uit te geven, wanneer blijkt dat ze nog nauwelijks enkele honderden exemplaren verkopen. Tegelijkertijd opperde hij het idee van een zogeheten super-DWB, een fusie tussen de verschillende tijdschriften, waardoor er een drietal grote tijdschriften zou ontstaan. Geysels ontdekte snel dat er binnen de sector geen draagvlak is voor dat idee. Ook Sven Vitse, aftredend voorzitter van de adviescommissie tijdschriften, ziet er geen heil in. ‘Het literaire tijdschriftenlandschap is niet gebaat met nog meer verschraling’, heet het in een reactie. Toch zou de fusiediscussie de tijdschriften wakker moeten schudden. Als je eigen broodheer zich al afvraagt of het nog zin heeft je tijdschrift überhaupt te drukken, is dat het teken dat er iets grondig moet veranderen.

CACHET

De Vlaamse uitgevers dichten de tijdschriften nog slechts een erg beperkte rol toe bij de zoektocht naar nieuw literair materiaal

Intussen mag blijken dat er van de traditionele poëticale en literaire laboratoriumrol waarop veel tijdschriften nog steeds prat gaan, in de praktijk weinig meer overblijft. De tijdschriften zijn uit de literaire berichtgeving verdwenen en halen nog slechts de krantenpagina’s wanneer ze verdwijnen – niet meer om de teksten en beschouwingen die ze brengen. Gerd Segers, decennialang de bezieler van het tijdschrift Revolver, stelt de zaken pijnlijk scherp wanneer hij zegt: ‘Toen ik aankondigde dat Revolver zou verdwijnen, haalden we plots weer de kranten. Ik had liever gehad dat ze het over de inhoud van het nummer hadden gehad!’ De Vlaamse uitgevers dichten de tijdschriften nog slechts een erg beperkte rol toe bij de zoektocht naar nieuw literair materiaal: het internet en allerhande wedstrijden nemen die rol over. Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen – zelf nochtans ooit aan de slag bij het tijdschrift Sampel – windt er geen doekjes om: ‘Het belang van de tijdschriften voor het literaire veld is altijd overroepen geweest. Voor uitgevers zijn ze niet interessant, want hun lezerspubliek is gelijk aan nul. Wie leest die dingen nog? Bovendien zien de tijdschriften zichzelf te veel als poëticale vechtmachines. Ze voeren misschien interessante discussies, maar je moet kunnen zeggen dat zoiets niet genoeg is.'

LEENTijdschrifteninVlaanderenToch blijft bij schrijvers een nostalgische voorliefde bestaan voor de gedrukte vorm. Voor veel auteurs betekent publicatie in een tijdschrift nog iets. Hun tekst heeft een selectieproces overleefd, de redactie heeft besloten een deel van de beperkte gedrukte ruimte ter beschikking te stellen van de tekst. De publicatie wordt een kwaliteitslabel. Enig fetisjistisch gezwijmel over de ‘tastbaarheid’ van het boekske kan daarbij niet ontbreken.

De productie van een papieren tijdschrift is echter geen evidente zaak. Toen Gerd Segers begin 2010 de stekker uit Revolver trok, deed hij dat vanwege de administratieve rompslomp die bij een gesubsidieerd tijdschrift komt kijken. Segers legt de toekomst van het literaire tijdschrift op het internet. ‘Zonder subsidies is het sowieso ondoenbaar geworden’, verzucht hij. ‘De literaire tijdschriften keren terug naar de underground, zoals in de jaren 1960. Wie nu nog een tijdschrift begint, kan dat het best doen via het internet. De gedrukte vorm is ondoenbaar geworden.’

INTERNET

Het internet was het afgelopen jaar sowieso de place to be voor liefhebbers van een stevige polemiek. De lancering van recensieplatform De Reactor ging gepaard met een artikel van Matthijs De Ridder in het tijdschrift De Leeswolf, waarin een ‘koel afscheid van de dagbladkritiek’ werd bepleit. Volgens De Ridder bieden de mainstreammedia immers geen forum meer aan doorwrochte stukken of essays. Frank Hellemans van Knack diende De Ridder van repliek en had het over ‘slimme jongetjes die de wijk nemen naar het internet.’ Les anciens verwijten les modernes een gebrek aan engagement, les modernes verklaren de literaire kritiek in de mainstream dood en stampen zelfverzekerd hun eigen platform uit de grond.

Ondanks alle bombarie stelt De Reactor voorlopig teleur. Van de panache waarmee de initiatiefnemers hun project elders verdedigen, is op de site zelf weinig te merken. De commentaarsecties blijven leeg en van de zo bejubelde ‘onbeperkte mogelijkheden’ van het internet is weinig te merken. Het geheel geeft een erg statische indruk en vooralsnog valt er op de site weinig meer te rapen dan lange lappen tekst, die de lezer van de weeromstuit weer gaat … printen. Maar misschien evolueert de site in de nabije toekomst verder. Met bijdragen van scherpe geesten als Geert Buelens, Frank Albers en Matthijs De Ridder zelf heeft De Reactor alvast potentieel genoeg om flink keet te schoppen. Maar het zou mooi zijn als er zich naast die gevestigde namen ook enkele nieuwe, scherpe pennen zouden manifesteren via De Reactor. Het zou aantonen dat de hardcore literaire kritiek effectief tot bloei kan komen op het internet.

ONZICHTBAAR

De Vlaamse literaire tijdschriften blijven intussen zo goed als onzichtbaar op het internet (zie het online onderzoeksrapport). Dat mag gerust problematisch heten. In een tijd waarin zelfs de stugste printorganen zich zijn gaan bezinnen over hun aanwezigheid op het internet – kijk maar naar de manier waarop kranten en weekbladen hun websites beginnen te heroriënteren – lijkt het loutere papierfetisjisme van de literaire tijdschriften een doodlopend spoor. De gedrukte vorm wordt, naarmate de lezersaantallen slinken, ook steeds duurder. Zonder subsidiëring zou de prijs van een literair tijdschrift vele malen hoger liggen dan vandaag het geval is. Intussen is er een generatie lezers ontstaan die haar informatie gewoon van het net plukt, waar de updates elkaar dagelijks (of nog sneller) opvolgen, in plaats van eenmaal per kwartaal. En dat helemaal gratis.

Een kleine rondvraag bij pas afgestudeerde studenten taal- en letterkunde wijst ook uit dat de literaire tijdschriften amper aan bod komen tijdens de colleges. Sterker nog: van veel titels hebben ze nog nooit gehoord. Het is een schrijnende vaststelling. Als de tijdschriften al niet meer relevant worden bevonden door jonge lezers uit een opleidingsveld waar een bovengemiddelde interesse voor literatuur een conditio sine qua non is, door wie dan nog wel? Onbekend maakt onbemind: ongetwijfeld ontsnappen heel wat interessante analyses onterecht aan de aandacht, door het simpele feit dat veel lezers worden afgeschrikt door het erudiete imago van veel tijdschriften. Een onderzoek van het Vlaams Fonds voor de Letteren uit 2007 leerde dat de gemiddelde lezer van de literaire tijdschriften een ‘cultureel actieve’ man van rond de vijftig is. Als de tijdschriften niet snel aansluiting zoeken bij de manier waarop ook jongeren hun interesse in literatuur onderhouden, dreigen ze uit te sterven. Bij gebrek aan lezers, maar evenzeer bij gebrek aan vers bloed in de redactie. Geen pijnlijkere dood dan verstoffen in het cliché van het eigen grote gelijk.

Als de tijdschriften niet snel aansluiting zoeken bij de manier waarop ook jongeren hun interesse in literatuur onderhouden, dreigen ze uit te sterven

Zover hoeft het niet per se te komen. Maar dan moeten de tijdschriften eerst in het reine komen met de beperkte rol die ze nog spelen in het literaire landschap, en met het feit dat het literair geïnteresseerde publiek niet meer automatisch naar de tijdschriften grijpt. In tijden van internet, boekenbijlagen en literaire manifestaties zijn de alternatieven legio, zowel voor het publiek als voor de schrijvers, critici en essayisten. Niet het publiek moet zijn leven beteren en de weg naar het tijdschrift terugvinden. De eigen zichtbaarheid vergroten – bijvoorbeeld door samenwerking met boekhandels, bibliotheken en scholen – zou een stap in de goede richting zijn. Daarbij zijn degelijke, dynamische websites onontbeerlijk. In tijden waarin het verdwijnen van drie tijdschriften op beleidsniveau bijna wordt beschouwd als een vorm van besparing, is het vloeken in de kerk, maar voor de ondersteuning van een dergelijke vernieuwingsoperatie zou het Vlaams Fonds voor de Letteren geld en ondersteuning beschikbaar kunnen stellen.

Bovendien zou het geen kwaad kunnen als de tijdschriften zichtbaarder aanwezig zouden zijn bij de grote literaire manifestaties (Boekenbeurs, Saint Amour, Watou, ...) en een bijdrage zouden leveren aan de literaire evenementencultuur. Als de Vlaamse literaire tijdschriften aansluiting zouden vinden bij die dynamische cultuur, zouden ze de clichés kunnen doorbreken die nu tussen het publiek en het tijdschrift staan. Zoeken naar een groter, jonger en diverser publiek hoeft niet per se een verlies van eigenheid of sérieux te betekenen. Integendeel, het is een noodzakelijke stap om opnieuw aan relevantie te winnen – binnen het literaire veld, maar ook daarbuiten.