Weg met het allochtonentheater

Door Wouter Hillaert, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Toen de multimediale theatermonoloog 'Wraak, mijn nooit gelezen brief' van Kunsten-collectief Chahoula eind vorig seizoen door Vlaanderen en Nederland toerde, gebeurde dat vrijwel onopgemerkt. Waaraan dat ligt? Misschien aan het feit dat Chahoula een piepjong en niet-meer-dan-projectgesubsidieerd gezelschap is. Of aan het feit dat voortrekster Nadia Abdelouafi ondanks haar vroegere rollen bij onder meer KVS/de bottelarij, TheaterMalpertuis en Bronks én haar verschijningen in TV-series als 'Heterdaad' en 'Recht op Recht', nog steeds niet erg bekend is bij het grote publiek. Of ligt het dan toch aan het thema van de voorstelling: het laakbare lot van vrouwen in de Marokkaanse gemeenschap? Wie zal het zeggen? Wouter Hillaert ging twee maal kijken naar deze nooit-gelezen-brief, en schrijft er nu een terug.

Gent, juni 2003

Beste Nadia Abdelouafi,

Wraak, mijn nooit gelezen brief. Wat een vreemde titel eigenlijk voor een Vlaamse voorstelling. In Vlaanderen, waar de Vlamingen thuis zijn en de rest de straat onveilig maakt, wordt een theatertheater al lang niet meer gebruikt om toeschouwers te confronteren met grote anti-gevoelens. Wij danken de overheid voor haar geldelijke steun en doen deemoedig ons ding. Dat ding van ons. Als er in onze donkere, veilige zalen al eens sprake is van bijvoorbeeld wraak, dan is het meestal gewoon Shakespeare die spreekt. Of Sofocles of Racine of nog een andere van onze gekoesterde klassiekers. Nooit wijzelf. Wij spreken niet uit 'mijn' naam. Niet hier, Nadia. Wij representeren. Eufemiseren en ironiseren. Wij schrijven geen open wraakbrieven aan de gemeenschap. Niet op een theatertheater.

Jij dus wel. Jij schreef en speelde Wraak, mijn nooit gelezen brief. Ik heb het epistel gezien en gelezen. En overlezen. Ik kan niet anders dan er een terug te schrijven. Omdat ik veel vragen heb, en een aantal opmerkingen. En vooral omdat wij als toeschouwers en kunstcritici eindelijk maar eens moesten beginnen aan een serieuze babbel. Met jou en met al die andere Vlamingen/Belgen-van-vreemde-afkomst die de laatste tijd steeds opvallender op onze theaterpodia klimmen om daar hun eigen zeg te doen. Want eerlijk, we weten bij God en de Vlaamse leeuw niet hoe we ons daartoe moeten verhouden. Dus geven we jou en de anderen -de 'Anderen'- dan maar wat goedbedoelde schouderklopjes, en we gaan achteraf extra hard applaudisseren voor jullie 'prestatie'. Dat moet maar eens gedaan zijn.

Wraak, mijn nooit gelezen brief is geen supervoorstelling. Een theatergebeuren dat amper drie kwartier duurt, kán dat ook moeilijk zijn. Tegen de tijd dat je als toeschouwer een beetje ingewerkt bent geraakt in de specifieke codes van de gekozen regie of de gebruikte speelstijl, is het onherroepelijk afgelopen. Voor jouw voorstelling gaat dat des te meer op. De interdisciplinaire sound- en videocodes die op je eigenlijke brief zijn aangelegd, maken hem als geheel immers niet meteen makkelijk leesbaar. De gemiddelde toeschouwer moet flink wennen aan het bevreemdend disharmonische elektrogedruis dat Stevie Wishart live onder de voorstelling schuift, én aan de traag kruipende videolijnen die Alexis Destoop tegelijkertijd op het theaterbrede voordoekgaas projecteert. Ze zijn bijzonder, die steriele klanken en beelden. Maar niet direct communicatief.

Ze krijgen bovendien af en toe zodanig lang de alleenheerschappij over de tekst-fragmenten dat ze de nood van een theaterpubliek aan betekenisvolle inhouden voortdurend opschorten - en op die manier net een grotere verwachting creëren naar het vervolg toe. Zo bewegen zich bij aanvang van de voorstelling langzaam vier flinterdunne witte videolijnen over het voordoek, elkaar snijdend van een klein vierkant naar een steeds groter kader. Als toneelgordijnen die openschuiven, of een doek dat opgaat. Het is een venster waarachter zich iets zal openbaren dat voorheen 'nooit gezien' is geweest, associeer ik dan. Er zal op het podium dat achter het gaasdoek onderbelicht zichtbaar wordt, een bepaalde kern vrijgelegd worden. Over het vergeten lot van vrouwen in de Marokkaanse gemeenschap, want daar gaat de voorstelling tenslotte toch over. Ik, Vlaming-thuis-in-Vlaanderen, zal achter het Maghrebijnse voorhang mogen kijken en geconfronteerd worden met een verborgen, maar complexe problematiek. Het is een verwachting die nog versterkt wordt door een vroeg videobeeld waarop de camera een kaal, donker huis binnendringt, tot helemaal vanbinnen. Tot de kern van de Marokkaanse zaak. Maar, oh anti-climax, die diepste kamer blijkt volstrekt leeg. Het is een veeg teken. Nog geen drie kwartier later zit ik onder aangefloept zaallicht met nog steeds diezelfde verwachting van in het begin. De kern werd niet vrijgelegd. De voorstelling heeft zo kort geduurd dat hij maar moeilijk vrijgelegd kon worden.

Maar er is natuurlijk meer dan die duur, Nadia. Er is allereerst al een verzachtende omstandigheid. Amper een maand voor de première lag je nog in het ziekenhuis voor de geboorte van je eerste kind. Proficiat, trouwens. Het zal het repetitieproces wel niet bevorderd hebben en misschien zat een langere voorstelling er dan ook helemaal niet in. Soit. Je zwangerschap haal ik vooral aan omdat je net daarmee je monoloog begint, na de langzame sound- en video-introductie. Je vertelt achter het gaasdoek hoe je je moeder belde om te zeggen dat je in verwachting was en hoe zij je vroeg hoe ver je al was. Ik citeer: "'Nog niet zo lang', zei ik. Mijn moeder antwoordde onmiddellijk: 'Dat is heel goed. Dan kan je het nog laten aborteren.' En toen begon ze te zeggen dat het een schande was, dat ik niet getrouwd was... Ik heb opgehangen." Je hing dus op. De toon is gezet.

Wat volgt, tussen projecties van citaten en videobeelden door, is een 'wraak'zuchtige en nagenoeg autobiografische afrekening met je verleden als Marokkaanse dochter en zus. In een bepaald tekstfragment komt kort je allereerste herinnering aan het licht: je moeder die door je vader geslagen wordt. In een ander vertel je hoe je zelf bont en blauw geklopt wordt door je tirannieke oudste broer, als hij ontdekt dat je tegen zijn verbod in toch naar de bib bent blijven gaan. Marokkaanse vrouwen horen niet buiten. Ze zullen binnen blijven en deugdzaam de afwas doen. Ik herinner me vooral die ene zin die door Wisharts elektronica eindeloos en in echo herhaald wordt: "Persoonlijk ben ik alleen vrij in mijn gedachten."

Heavy stuff is het allemaal, ik geef het grif toe. Maar is het nieuws? De anti-Arabische machine die na elf september op volle toeren is gaan draaien, heeft ons al haar halve en hele waarheden al zodanig effectief weten in te lepelen, dat we onderhand meer dan eens gehoord hebben wat je ons daar vertelt. En ook al vormt jouw theatrale vertellen - als vrouw uit een vrouwbeperkende gemeenschap - op zich waarschijnlijk al een verzetsdaad, toch vind ik dat je wraakverhaal te beperkt blijft. Het mist tegenover de massamediale clichébeelden een diepe grond die het allemaal wat meer kadert, wat meer nuanceert en wat meer integreert. Misschien is het wel in de eerste plaats dáárom dat ik aan het einde op mijn honger blijf zitten.

Maar nu hoor ik je meteen repliceren: misschien is het wel in de eerste plaats jóuw hongerende verwachting die problematisch is, en niet míjn voorstelling. Daar heb je een punt. Meneertje theaterliefhebber en Vlaming-thuis-in-Vlaanderen krijgt gewoon niet waar hij voor gekomen is: dramatiek. De basis van de theatrale beleving. Je gunt het ons niet. Je vormt de hele voorstelling lang nauwelijks meer dan de stem van een donker silhouet, diep verscholen achter je gaasdoek. Je sluier, wou ik bijna zeggen, maar dat zou al te typisch zijn. In elk geval krijgen we je amper zicht op je gezicht. Het representatieve Marokkaanse gezicht waar we voor gekomen zijn. Jij representeert niet, Nadia. Je presenteert. En dat zijn wij niet gewoon. Niet in Vlaanderen. Hier rust een vreemde vloek op dat soort van docutheater-recept waar jij je persoonlijke historie zo vetvrij in laat sudderen. Op het doek passeren verstilde beelden van een bomenrij, een golvend wateroppervlak en een naakt vrouwenlichaam zonder gezicht. Het is de anonieme natuurverzachting die je ook wel ziet in televisiereportages over een terminale kankerpatiënt of een tragisch maatschappelijk feit dat omzichtige beeldvorming behoeft. Dingen die te werkelijk zijn voor ironie of entertainment. De reële beelden moeten een louterende werking genereren, zonder dat er — in jouw geval - al een catharsis is geweest.

Je laat nog wel meer documentaire ingrediënten indikken. Uit het diverse klanktapijt achter je voorstelling komen naast eindeloos herhaalde Marokkaanse (scheld?)woorden ook stukken van interviews met twee andere vrouwen in jouw situatie. Ze zwakken jouw scherpe verhaal wat af. Vermoeden we, want duidelijk hoorbaar waren ze niet altijd. Zo zegt de oudere van de twee over het patriarchale concept van voorhuwelijkse maagdelijkheid: "Dat je maagd moet zijn, dat is nergens zwart op wit vastgelegd, maar ik heb de indruk dat het gaat om een mengeling van zowel gebruiken als traditie en religie." Geprojecteerde citaten van een Marokkaanse antropologe zijn dan weer bijzonder strijdbaar. Zoals: "Vrouwen verlaten het huis twee keer: om naar het huis van hun bruidegom te gaan en om begraven te worden." Of, vreemd apart van de rest: "Achterklap en kwaadsprekerij zijn in de Marokkaanse gemeenschap geen zeldzaamheid." Gewoon door hun naakte vormhoedanigheid van citaat geven zulke uitspraken aan je heel persoonlijke brief een soort van onbemiddelde objectiviteit die niet alleen onverwacht on-theatraal is, maar het geheel ook nog eens als de werkelijke waarheid verkoopt.

Begrijp me niet verkeerd, Nadia. Dat documentaire appèl aan de werkelijkheid ligt me wel. Het maakt je voorstelling allereerst al uniek. Want hoe vaak zie je dat nog, kunstenaars die zich verhouden tot de actuele werkelijkheid en daarover óp hun podium hun nek durven uitsteken? Niet zo gek vaak meer, inderdaad. Jouw documentaire appèl confronteert. Als vorm dan toch. Het schopt me in het kruis van mijn Vlaams-mannelijke verwachtingen als theaterlezer van jouw brief. Omdat het geen gezicht geeft aan dramatiek, en weinig gevoel uitstraalt. En die steriliteit ga ik achteraf zelfs de meest passende uitdrukking vinden voor de uitgebeelde thematiek. Van het ondergeschikte lot van Marokkaanse vrouwen tonen jullie niet het schrijnende, maar het kwijnende. Wisharts en Destoops wancommunicatieve elektronica én jouw achterdoekse schaduwoptreden ensceneren bovenal hun volstrekte anonimiteit, niet hun 'zieligheid'. Ook al vormt jullie waardig-anonieme esthetiek natuurlijk niet echt een alternatief voor een citaat als "Men zegt van een respectabele familie dat men nog nooit de schaduw van haar dochters voor de deur [bij jou voor het voordoek] heeft gezien", toch wordt je statement doorheen de voorstelling meer dan duidelijk geformuleerd. Alleen al dat computer-gesimuleerde draaibeeld waarin een gesluierde vrouw zich transformeert tot een opgebaarde mummie, zegt alles ineens.

Maar wat zegt het? Wat ik al denk te weten. En wat ik graag nóg wou weten, wordt niet gezegd. Waar komt die patriarchale onderdrukking vandaan? In welke grotere structuren passen ze? Waarom 'gaf je moeder je broers altijd gelijk'? Het zijn volgens mij pertinente vragen. Ze hebben niet langer iets te maken met mijn verwachting als voyeuristisch ingesteld theaterbezoeker-op-zoek-naar-dramatiek, maar alles met mijn hoedanigheid als deelgenoot van een wereldsamenleving. Want, geef toe, wat voor jou aan den lijve ondervonden onrecht is (die werkelijkheid die je niet representeert, maar presenteert), blijkt in een groter perspectief heikele politieke stof. De gebonden positie van de Arabische vrouw - godsdienstig of niet - is verworden tot één van de felst wapperende vlaggen waaronder mondiaal en Vlaams rechts tegenwoordig ten strijde trekt tegen 'de islam', waarmee gemakkelijkheidshalve dan maar meteen de Arabische cultuur in het algemeen bedoeld wordt.

Een greep uit het aanbod. Vrouwonderdrukking was voor George W. Bush zowat het hoofdalibi om Afghanistan en Irak binnen te vallen. In Nederland zorgde politica Ayaan Hirsi Ali na haar overstap van de Partij van de Arbeid naar de VVD maandenlang voor een media-hype door de islam in steeds scherpere bewoordingen te verketteren als een achterlijke godsdienst, die niet alleen vrouwonderdrukkend, maar ook nog eens dictatoriaal, terroristisch en simpelweg pervers zou zijn. In Vlaanderen is een vergelijkbaar discours ondertussen zodanig sterk geworden dat de Antwerpse AEL-vrouwen van Abou Jahjah op 11 mei 2002 -precies twintig maanden na 'the fall of the two towers' en drie dagen na de première van Wraak - de straat optrokken onder de slogan 'Niet de hoofddoek onderdrukt ons, wel het systeem!'. Ze bedoelden met dat 'systeem' niet alleen openlijk racisme, maar ook de dieper ingebakken uitsluitingsmechanismen van een volledig maatschappelijk bestel. En eventueel ook nog het ideologische taalsysteem waarin 'moslim' en 'extremist-fundamentalist-terrorist' tegenwoordig gewoon synoniemen geworden zijn.

Werk jij dat systeem met je vlakke wraakbrief niet gewoon in de hand, Nadia? Of ga ik nu te ver? Politiek in de kunstkritiek, dat hoort natuurlijk niet. Niet hier. Wat recensies over Frank Vercruyssens Vraagzucht - over de Amerikaanse oorlogspolitiek - of Shock van De Queeste - over de Palestijnse kwestie - niet te na gesproken, liep het in Vlaanderen al lang niet meer zo uit de hand. De genoemde kritiekjes evalueerden de politieke inslag in die twee voorstellingen dan ook eerder negatief. Politiek staat niet. Niet op een theaterscène. We hebben er in de jaren tachtig voorgoed komaf mee gemaakt en sindsdien representeren en ironiseren we. Dekken we de potjes toe en spelen we onze gekoesterde klassiekers. Doen we aan kunst. Of aan entertainment, al naargelang. Dat jij dat met Kunstencollectief Chahoula net níet doet, of tenminste niet uitsluitend, dat juich ik alleen maar toe. Alleen heb ik dus een 'maar'. Er zit - ondanks de diverse vormelijke structuur ervan - geen nuance in je 'wraak'. Niet dat ik de noodzaak van je statements in twijfel trek (wie ben ik daarvoor?), maar ik verwacht op een theaterscène wél een complexer alternatief voor mediaclichés dan datgene wat ik in jouw voorstelling voorgeschoteld krijg. Je monoloog over de Marokkaanse vrouw legt geen fundament bloot dat de funderingen van mijn beeld van haar dooreen schudt. Is dat nu een argument? Dat is de vraag.

Het is de vraag waar elke kritische doorlichting van om het even welke 'allochtone' voorstelling uiteindelijk mee aan het worstelen gaat. Meer algemeen luidt ze: "Waarop beoordeel je een artistiek product gemaakt door Belgische-makers-van-vreemde-origine en met welke argumenten?" De vraag is de laatste tijd steeds vaker aan de orde, omdat het aantal voorstellingen en gezelschappen waarop ze van toepassing is, ook voortdurend stijgt. Het allochtone segment van het podiumkunstenlandschap is flink veranderd. Er is niet langer enkel meer de Antwerpse theatergroep Woestijn '93 van Irakees Hazim Kamalledin en de iets bekendere danscompagnie Hush Hush Hush, met vooral Marokkaanse breakdancers. De laatste seizoenen zijn niet alleen door jou, Nadia, maar ook door verschillende andere acteurs die voorheen in diverse theatergezelschappen aan de slag zijn geweest, eigen los-vaste collectiefjes opgericht.

Het mooiste voorbeeld is wellicht Les Glandeurs, onder leiding van Zouzou Ben Chikha en Mourade Zeguendi. Het collectiefje maakte met de steun van Théâtre de la Galafronie het enthouiast onthaalde Grensstraat 41 Rue de la Limite, over drie Marokkaanse broers die in een klein Brussels appartementje veel te dicht op elkaars lip zitten en bij het verschijnen van het Belgische vriendinnetje van één van de drie, compleet uit de bol gaan. Op Theater aan Zee gingen Les Glandeurs in première met Café Hafa. Uit een presentatiemoment in KVS/de bottelarij werd begin april al duidelijk dat dezelfde intern-Arabische confrontatie nu verlegd zal worden naar de Noord-Marokkaanse rots van waarop de overtocht naar Europa gewaagd zal worden. Op het Halqa-festival van vzw Touba in alweer KVS/de bottelarij toonden zes toevallig samengebrachte (mannelijke én vrouwelijke) performers in Marocains.be tot wat zo'n emigratie allemaal kan leiden. In een duistere sfeer van opgegeven-hebben-en-zijn vertelden ze elk apart aan hun eenzaam cafétafeltje over hun wedervaren in België. Over hun gevoel van ontheemding in een bureaucratisch, racistisch en bovenal koud land. Over de ellende van een onderbetaalde job als glazenwasser, met de neus aan het venster van het kapitalistische building-Brussel. Of nog: over hoe een intelligente vrouw in een traditioneel huwelijk tot zwijgzaamheid gedwongen wordt. Ja, ook daar kwam jouw thema aan bod, Nadia.

Desondanks vind je het natuurlijk volstrekt verkeerd dat ik al die voorstellingen onder dezelfde noemer plaats. Alleen al die noemer zelf is — inderdaad - problematisch. 'Allochtonentheater' klinkt wel érg bevoogdend, ja bijna paternalistisch. 'Theater van Belgen met een andere afkomst' is properder, maar al even ziek in het bedje van wij-versus-de-rest. Wat denk je van 'Maghrebelgen-makers'? Een plotse vondst... Sorry. Het probleem is natuurlijk in de eerste plaats dat welke terminologie dan ook zich zal blijven grondvesten op een onderscheidend basiscriterium als afkomst, om niet te zeggen 'ras'. We moeten gewoon van de bundeling zelf af. Want 'afkomst' en 'podiumkunsten' hebben allerminst iets met elkaar te maken. We zijn natuurlijk allemaal in de eerste plaats kunstenaars, geen Vlamingen of Marokkanen of Balinezen. Kunst creëert een taal die zoveel universeler is, staat er in grote letters te lezen achter een al duizendmaal ingetrapte deur.

Maar klopt dat cultuur-universalistische cliché wel? Ik draai nog niet zo gek lang mee, maar ik heb nog nooit een 'allochtone' - ik blijf de term maar even gebruiken - theatervoorstelling gezien die níet de eigen (invraagstelling van de eigen) gemeenschap ensceneert. Bij Woestijn ´93, waar je ooit zelf nog meespeelde in De uren nul, staan al lang geen allochtone acteurs meer op het podium, maar de inspiratie voor de uitgebeelde verhalen blijven hoe dan ook oriëntaals. El Addade, hun geslaagde laatste productie, was daar nog een mooi staaltje van. Bruine Suiker van Nit Nithei Garabam (nu Union Suspecte, van Zouzou en zijn broer Chokri Ben Chikha) had dan wel Hugo Claus' oer-Vlaamse toneelklassieker als uitgangspunt, maar bekeek die door een Maghrebijnse bril. Dat de Vlaamse seizoensarbeiders-in-Frankrijk uit Suiker in Bruine Suiker allochtone afwassers werden aan de Belgische kust, illustreert dan ook perfect wat ik bedoel. De artistieke producten waar 'jullie' mee uitpakken, zijn nagenoeg zonder uitzondering terug te voeren tot 'jullie' identiteit als kunstenaars-met-een-anders-dan-Belgische-afkomst die in België wonen en vaak ook geboren zijn.

Dat is natuurlijk niet meer dan logisch, én volstrekt gerechtvaardigd. De eigen identiteit ensceneren, dat doen Vlaamse makers uiteindelijk ook, met hun dierbare Westerse klassiekers of hun zelfexpressieve eigen teksten. Alleen valt ons dat minder op. Want hoezeer ook over de multiculturele samenleving gekraaid wordt, we zitten nog steeds in een onderscheidende structuur waarin wij Vlamingen-thuis-in-Vlaanderen de norm vormen en de rest 'het Andere' is. Getuige daarvan deze brief, die een divers deel van het theaterveld zomaar onder één noemer plaatst, catalogiseert, antagoniseert.

Alleen, en dat wou ik even kwijt, gebeurt die catalogisering dus tóch niet alleen op basis van 'ras', maar evenzeer - en nog meer - op basis van de thematiek waar 'jullie' voorstellingen zonder uitzondering op terug te voeren zijn. Er zijn trouwens nóg gemene delers waardoor 'allochtone' voorstellingen tot dezelfde deelverzameling gerekend kunnen worden. Ze wraken bijvoorbeeld niet in de eerste plaats Vlaamse eigendunk, Vlaamse discriminatie of Vlaamse wat-dan-ook, maar wel bepaalde cultuurverschijnselen in 'de eigen gemeenschap'. Wat voor jou de onderschikkende rol van je moeder en de misogyne houding van de Marokkaanse mannen is, blijkt in Grensstraat het Maghrebijnse machismo en in Bruine Suiker het intern-allochtone racisme tegenover zwarten. Gegeneraliseerd gezegd is kop van jut dus niet Philip Dewinter, maar Abou Jahjah.

Een meer steekhoudend bundelend kenmerk is ten slotte ook het feit dat jullie als 'allochtone makers' niet zelden sociaal-artistieke projecten met (allochtone) jongeren hebben begeleid. Zelf ben je daar natuurlijk het typevoorbeeld van, Nadia. Je maakte voor Bronks de voorstelling X-raté met jongeren van jeugdhuis Chicago en deed voor Malpertuis Zwarte Veldrevue en Sorry dat... met door de jeugdrechter geplaatste jongeren van de gesloten instelling De Zande. De broers Ben Chikha zetten met Union Suspecte al jaren vergelijkbare projecten op. Hun laatste, VIVeALDI, toont een tiental jongeren die met heel wat liefdeshistories en breakdance-nummertjes zelf een supermarkt runnen. Zelfs een eerder individueel opererende kunstenaar als Ben Benaouisse engageerde voor zijn Het is Lam een tweetal seizoenen geleden allochtone kinderen. Sociaal-artistieke projecten zijn natuurlijk lang niet jullie alleenrecht, maar omgekeerd zien we allochtone acteurs heel vaak binnen zo'n kader op een scène verschijnen. En het gebeurt steeds frequenter. Alleen al in de laatste maand van vorig seizoen gingen drie zulke projecten in première: S.T.O.E.M.P. in KVS/de bottelarij (begeleid door Dito'Dito), Green Light presents op het BASTA-festival van diezelfde KVS/de bottelarij (door professionele Afrikaanse performers, begeleid door Paul Kerstens) en Periferie Deluxe in Victoria (door pas in België gearriveerde Afrikanen en Aziaten, begeleid door Dominique Willaert).

Die sociaal-artistieke projecten zijn - ondanks hun fundamenteel amateuristische karakter - erg representatief voor de hele 'Vreemden'-vijver waarin ik hier ongenuanceerd zit te vissen. Ze resulteren zonder uitzondering in voorstellingen waarin de acteurs zowat samenvallen met hun allochtone rol. Ze presenteren veeleer dan te re-presenteren. Tekenend is natuurlijk de titel waaronder Green Light z'n allereerste voorstelling bracht: Green Light presents. Kern van hun onaffe onderzoeksproductie was een lange discussie waarin de Afrikaanse performers zich bogen over de vraag hoe ze zich moesten verhouden tot podium en publiek. 'Moeten we Shakespeare spelen of net uitgaan van onszelf?' Ze kozen voor het laatste en ensceneerden en ironiseerden Westerse stereotypen van 'de zwarte': de politieke vluchteling, de koloniale entertainer met de witte mond, of gewoonweg de kwekkende telefoneerder met het thuisland. Hun keuze is typerend.

Elke 'allochtone' voorstelling gaat in de diepte steeds over identiteiten, over beelden van identiteiten en over hun verhouding tot de maatschappelijke context. Ze geeft zich uit voor theater, maar blijkt steeds erg dicht op de werkelijkheid te plakken, documentair of niet. Ze is tegen wil en dank al politiek nog voor ze begint, omdat ze net tot stand komt in een samenleving die 'de vreemde identiteit' nog steeds percipieert als vreemd en afwijkend van de norm. En dat is heel bedroevend, Nadia, maar het is wel een feit. Binnen dat specifieke maatschappelijke kader wordt jouw ongenuanceerde kritiek op de minderheidspositie van Marokkaanse vrouwen sowieso een bevestiging van de minderheidspositie van de Marokkaanse gemeenschap als geheel. Je voorstelling formuleert simpelweg geen duidelijk antwoord op de politieke (anti-Arabische) vertogen die over 'het vreemde' circuleren. Ze mist een bepaald politiek inzicht.

Is dat nu een argument? In het geval van jouw documentaire voorstelling wel, vind ik. Maar ook in het algemeen - en tegen wil en dank - is dit soort van maatschappelijke, buiten-artistieke beoordeling niet verwonderlijk. 'Allochtone' voorstellingen zijn gewoon méér dan kunstproducten. Ze trekken een hele achterliggende werkelijkheid mee het podium op en laten zich dus niet enkel afmeten met het traditionele kritische alaam dat de recensent in zijn werkbak meepakt. Vorm en inhoud en politiek en afkomst blijken in jullie theater niet los te koppelen. Precies om de redenen die ik hierboven allemaal heb opgesomd.

De allerbelangrijkste reden heb ik natuurlijk nog niet vernoemd. 'Allochtone' voorstellingen spelen gek genoeg alleen maar voor een Vlaams publiek. Hoe groot de inspanningen in theaterhuizen als KVS/de bottelarij in Schaarbeek en culturele centra als Rataplan in Borgerhout ook mogen zijn, de betrachte publieksverbreding naar de allochtone bevolking toe lukt (nog) niet. Zelfs voor het Halqa-festival, waar uitsluitend Belgisch-Maghrebijnse producties speelden, daagden Maghrebijnse toeschouwers maar in heel minieme getale op. Behalve voor één voorstelling: het cabareteske One Human Show van de bekende TV-figuur Sam Touzani. 'Ze komen alleen als het om te lachen is', zoals je me zelf ooit zei. Op theater en dans rust in de Maghrebijnse gemeenschap een soort van taboe. Dat het niet alleen als toeschouwer, maar als acteur moeilijk is om binnen zo'n gemeenschap serieus genomen te worden, heb niet alleen jijzelf aan den lijve ondervonden. Talrijk zijn ook de verhalen van allochtonen jongeren die meespelen in sociaal-artistieke projecten en dat thuis moeten verzwijgen. Theater staat gewoon niet hoog ingeschreven op het Arabische lijstje van cultuurbeleving. Of zoals Paul Schyvens van Rataplan het zei in een interview in Tijd Cultuur, naar aanleiding van de heropening van de Roma: "In de berbergemeenschap leeft niet de cultuur om 's avonds uit te gaan om voorstellingen bij te wonen. Men zit liever thuis of in een theehuis". En daar kunnen zelfs lagere prijzen, promo-flyers in het Arabisch of intensieve publiekswerkingen in buurthuizen weinig aan veranderen. Artistiek theater is een Westers cultuurproduct waar Maghrebijnen zich niet in herkennen, zo simpel is het.

En wat krijg je dan? Allochtone voorstellingen die tussen twee stoelen doorvallen en door geen van de twee echt op zijn waarde beoordeeld worden. Aan de ene kant zit de Marokkaan die er niet zit. Op het eind van de voorstelling van Wraak, mijn nooit gelezen brief in de Warande in Turnhout werd ik daar plots erg mee geconfronteerd toen na drie kwartier het zaallicht weer aanging en wij van op onze kleine provisorische publiekstribune óp het podium doorheen jullie gaasdoek oog in oog kwamen te zitten met de grote, eigenlijke zaal vol lege stoeltjes. De vijfhonderd lege stoeltjes van het allochtone publiek dat er niet was. Want aan hen was je monoloog uiteindelijk toch gericht. Je wou ze confronteren met hoe ze met hun vrouwen omgaan, of met hoe ze zich door hun mannen-vaders-broers laten behandelen. Alleen kwamen ze onder jullie tournee maar hier en daar eens vluchtig kijken én was hun reactie alleen maar dat je leugens vertelde en de Marokkaanse gemeenschap in een slecht daglicht stelde. Zo vertelde je het me toch zelf in Turnhout. Je brief werd niet gelezen. De stoeltjes bleven leeg.

Aan de andere kant van die onbezeten stoeltjes zitten wij dus, Vlamingen-thuis-in-Vlaanderen. Je voorstelling is eigenlijk helemaal niet -of toch niet in de eerste plaats- voor ons gemaakt, maar we eigenen ons wel het recht toe je te beschuldigen van een clichématige beeldvorming van iets wat we nog niet in het minst ooit zelf hebben ervaren. Het is het jammerlijke lot van alle 'allochtone' voorstellingen: gepresenteerd te worden voor een publiek dat niet het 'eigen' publiek is. Precies daar vindt de hele problematiek van schouderklopjes, Maghrebelgen-terminologie en werkelijkheids- en identiteitsensceneringen zijn diepste oorzaak. De theaterzaal is het pijnlijke schouwtoneel van een slag tussen 'wij' en 'de Anderen'. Twee polen tussen wie het zelfs in het dagelijkse leven nog allerminst snor zit, zeker niet wat de machtsverhoudingen betreft. Allochtone artistieke producten worden bijgevolg gepresenteerd, ja zelfs geëxposeerd voor een Westerse normblik en jammerlijk herleid tot 'het Andere'. De specifieke producten worden juist dáárom niet in de eerste plaats artistiek beoordeeld, maar teruggevoerd tot hun 'andere' afkomst. Het ruikt bijna naar het koloniale museum van weleer. Ik overdrijf om het scherp te stellen. En geef je een min of meer illustratief citaatje mee, van Edward Said in After the Last Sky. Palestinian Lives:

"We kunnen onszelf aflezen tegen het patroon van andere volkeren, maar aangezien dat patroon niet het onze is (...) treden we steeds op als de effecten, de zetfouten en de tegenverhalen ervan. Van zodra we onszelf proberen te vertellen, blijken we stoornissen in hun weergave."

Waarschijnlijk is het allemaal lang niet zo erg als ik het hier abstraheer, en waarschijnlijk vind je jezelf al helemaal niet terug in dat beeld van 'dat Andere', dat 'niet-Vlaamse'. Je voelt je natuurlijk gewoon Vlaming-thuis-in-de-Vlaamse-kunst. Maar waarom kom je na de voorstelling het publiek dan niet groeten? (Iets wat in de goed 250 voorstellingen die ik vorig seizoen gezien heb, nooit vertoond werd). Je deed het toch niet enkel omdat er weinig verschil was tussen jezelf als rol en jezelf als performer? Wel omdat je niet deemoedig wou buigen voor je Vlaamse publiek. Geen medelijden wou genereren. Dat zijn de termen waarin we spreken en ze illustreren hoe niemand zich in de kijkslag tussen 'wij' en 'jullie' op z'n gemak en onbevooroordeeld voelt. Ook wij niet, hoor. Wij nopen onszelf tot een vreemdsoortig politiek-correct denken. Hoe verdacht eigenlijk allemaal.

Zijn er oplossingen? Laten we allereerst maar die dubieuze term 'allochtonentheater' afschaffen. Het is immers de meest typische uiting van onze Vlaamse normblik. Vanaf nu stop ik met het catalogiseren van volledig verschillende voorstellingen onder dezelfde noemer, beloofd. Weg met het allochtonentheater! Elke voorstelling voor zich en alle artistieke uitingen als artistieke uitingen! Ik kan echter zo luid roepen als ik wil, vanzelf zal het niet gaan. De echte veranderingen moeten op het veld gebeuren. Onze - die van ons en die van jullie én dezelfde - theaterzalen moeten in veel grotere mate smeltkroezen worden, om nog maar eens een uitgehold woord te gebruiken. Vlaamse makers moeten maar eens niet-Europese klassiekers gaan spelen. Vlaamse makers van niet-Vlaamse origine moeten toch maar eens een Shakespeare gaan doen. Laten beide partijen tegelijk de koloniale en patriarchale structuren van die klassiekers uit hun hengsels lichten. Anders verandert er geen letter. Verder moet ook een alternatief gevonden worden voor het feit dat allochtone acteurs steeds enkel maar als een groep van enkel allochtonen gepresenteerd worden. Mixen! Jouw Wraak toonde perfect hoe dat moet. Ook Abdelmalek Kadi en Raven Ruëll deden dat, in Un barbare en Asie op het BASTA-festival. Alleen moet Kadi in het vervolg maar eens niet zichzelf-de-Maghrebijn spelen, want dat gebeurt al genoeg. Allochtone acteurs in een Vlaamse voorstelling, zoals Zouzou Ben Chikha in Niet alle Marokkanen zijn dieven van Arne Sierens, staan daar steeds alleen maar in hun hoedanigheid van Maghrebijn, voor een rol als Maghrebijn. Waarom in hemels- en Allahs naam?

En dan is er het publiek, natuurlijk. Als de allochtoon niet naar de theatertempel komt, moet de theatertempel naar de allochtoon. Op welke manier dan ook, maar zonder opdringerig te worden. Er is nood aan (nog) meer sociaal-artistieke projecten waarin allochtone én Vlaamse jongeren aan den lijve ondervinden wat theater is en hoe het werkt. Ze komen achteraf zelf wel terug. Dat zullen ze óók doen, als de educatieve diensten van verschillende theatergezelschappen zich meer op concentratiescholen gingen richten, in plaats van gewoon weer de geijkte partnerscholen uit te nodigen. Omgekeerd mogen culturele centra in navolging van stadstheater KVS/de bottelarij wat vaker alle hierboven genoemde makers programmeren en aan hun Vlaamse publiek voorstellen. En wie weet - politiek in de kunstkritiek - moet dat fameuze stemrecht voor migranten er eindelijk maar eens doorkomen. Pas als dat alles zou kunnen gebeuren, wordt de afschaffing van 'het allochtonentheater' niet enkel een cosmetische operatie. Pas dan zal het onderscheid tussen de Vlaming en 'de Andere' in theater - als in de muziek - outfaden tot een normaal communicatieniveau en kunnen we eindelijk op ons gemak naar elkaar gaan kijken. Wie weet slaan die maatschappijkritische gensters waarmee jullie onze donkere Vlaamse theaterzalen af en toe zo fel verlichten, dan wel wat meer over naar de rest van het veld en zetten ze de boel eindelijk eens écht in lichterlaaie? Gedaan met ironiseren en potjes toedekken. Potten breken!

In de hoop uiting gegeven te hebben aan mijn kritische appreciatie voor je werk en daarbij niet al te vaak vervallen te zijn in eurocentrische algemeenheden, verblijf ik.

Groetekus, Nadia!