We love you, Palmer, we do, we love you, Palmer, we do

Door Jeroen Laureyns, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De relatie tussen wat we voor het gemak van spreken 'kunst' noemen en de populaire massacultuur zit in het slop. Om een of andere reden heeft de kunstwereld zichzelf met een aanzienlijk minderwaardigheidscomplex opgezadeld, en dat manifesteert zich vaak in compensatiedrang. Ironisch genoeg is het juist daardoor dat de kunst zich vaak van haar lelijkste kant laat zien, en haar eigen waarde verdoezelt. Toch hoeft kunst zich niet noodzakelijk krampachtig tot massacultuur te verhouden. Dat bewijzen alvast de schilderijen van de Belgische kunstenaar Marc Palmer (°1974), die met de massacultuur een ontspannen verhouding aangaan en daardoor veel beter zijn dan al die halfslachtige kunstwerken die gemaakt zijn om een soort afgunst te compenseren.

LACHEN MET LESBO'S

Palmer windt er in zijn schilderijen van blote of bijna blote lustopwekkende vrouwen geen doekjes om. Het zijn geile geldmachines: blond hair — big tits. Zoals de anticommerciële moraal van de kunst het voorschrijft, drijft Palmer in zijn erotische reclamepanelen de spot met de kut als koopwaar, maar hij lacht vooral ook met zichzelf. En met de rest van het zo makkelijk op te geilen ras der mannen.

Politiek correct kun je de kunst van Palmer moeilijk noemen. In een aantal 'lesbische schilderijen' is zijn boodschap bijvoorbeeld klaar en duidelijk: ook met lesbo's mag je lachen. In een snapshot van twee verraste beroemdheden op een achterbank, waarvan de ene al dommer uit de ogen kijkt dan de andere, laat hij een van de geitjes met een geamuseerde verontwaardiging ontkennen dat ze lesbisch zou zijn: 'I am not a lesbian, but I admire their work'.

Op een ander doek biedt Palmer twee vrouwen aan die op een bed in elkaar verstrengeld liggen, als voer voor lesbiennes: 'Dip me in chocolate and feed me to the lesbians.' De pose van deze wellustige vrouwen deed me denken aan het prachtige 'La belle Rafaëlla' (1927) van de Poolse kunstenares Tamara de Lempicka. Ook Palmers afgewerkte, gecontroleerde manier van realistisch schilderen maakt hem verwant met dit icoon van de art deco. De Lempicka heeft door haar conventionele manier van schilderen en haar al even behoudsgezinde maatschappelijke opvattingen nooit een belangrijke plaats verworven in de geschiedenis van de avant-garde. Ook het werk van Palmer wijkt op ideologisch niveau sterk af van het actuele kunstgebeuren.

Dichter in de tijd ligt de stijl van Palmer in het verlengde van de Belfast murals, de bekende muurschilderingen die werden gemaakt door de rivaliserende loyalistische en republikeinse inwoners van Belfast, voor of tegen de aansluiting van Noord-Ierland bij Groot-Brittannië. Palmer is dan ook een kunstenaar die niet alleen kiest voor een toegankelijke stijl, ook zijn onderwerpen zijn voor een breed publiek bestemd. Het is een verademing dat we nu eens niet te maken hebben met een schilder die nogal krampachtig met porno omgaat. Andere schilders zoals Vincent Geyskens beoefenen de deugd van de hypocrisie door met de sensualiteit van hun verf het vleselijke kwaad in porno te lijf te gaan. Wanneer Palmer echter pornobimbo's schildert (maar dat geldt net zo goed voor zijn voetbal-, pop- en andere sterren), dan doet hij dat niet om de geringe aandacht voor kunst op te krikken, maar omdat hij een oprechte voorliefde koestert voor massacultuur. Dat neemt dan weer niet weg dat Palmers cartooneske kadrering van die populaire sterren voor een ironisch tegengewicht zorgt.

LANG LEVE DE MASSA

Strikt genomen bestaan er binnen de hedendaagse kunst twee dominante omgangsvormen met de massacultuur. Enerzijds heb je de zeurderige, intellectuele betweters die door de integratie van tv- en filmelementen in hun werk de tekentaal van de massacultuur proberen te deconstrueren, waardoor ze zichzelf dus ook meteen boven die cultuur stellen. Anderzijds zijn er ook jaloerse meelopers die door een poppy werkwijze hun werk met sexappeal overgieten, in de hoop dat de glamour van de massacultuur ook op hun kunst zal afstralen. Hoezeer die laatste soort kunstenaars ook proberen om de concurrentie tussen kunst en massacultuur als een uitdaging te zien, ze blijven er — uit angst om er in onder te gaan — buiten staan. Palmer onderscheidt zich van hen doordat hij erin slaagt om zich op een geloofwaardige manier echt deelachtig te maken aan de massacultuur.

In een portret van de Engelse, licht ontvlambare footballer turned actor Vinnie Jones (Wimbledon F.C./ Lock Stock and Two Smoking Barrels) schildert Palmer de agressieve grimas van een ontblote en getatoeëerde Mean ManVinnie tegen de achtergrond van het voetbalschild van West Ham United. In een meer recent schilderij portretteert Palmer een acteur uit de film Old Boy die op het punt staat zich een kogel door het hoofd te jagen. Zonder een ondertoon van revelatie of ontmaskering schildert Palmer elementen uit de massacultuur waar je als kijker in opgaat. Er spreekt een enthousiasme uit dat niet geproblematiseerd wordt, en dat is binnen het kader van de actuele kunst uitzonderlijk. De hedendaagse kunstenaar zeurt en bedelt al te vaak om aandacht, in plaats van vol enthousiasme over zijn passies te spreken.

Neen, dan is de kunst van Palmer een pak geloofwaardiger en oprechter. Niet alleen door zijn oprechte voorliefde voor de populaire cultuur, maar ook doordat Palmer een West-Vlaams sprekende zoon is van Britse migranten, wat de inbedding van zijn werk in de Angelsaksische cultuur verklaart. Van de volkse Engelse misdaadfiguren als Mad Franky Fraser of Ron & Reg had ik nog nooit gehoord, maar hun geschilderde smoel voorspelt alvast weinig goeds. Wie eens geen zin heeft in zeurderige, verbitterde of narcistische hedendaagse kunst, is bij Palmer dus aan het juiste adres.