Wat theater nodig heeft
Door Wouter Hillaert, op Wed Jan 11 2012 21:45:00 GMT+0000Laura van Dolron noemde haar jongste theatervoorstelling Wat nodig is. Dat klinkt zo ongeveer alsof de paus Pedo IV zou heten. Theater dat zegt wat er moet gebeuren, mag niet. Laat staan met zoveel moralisme en zo weinig ironie. Heel fout, Laura! Net goed.
We beginnen met een leuke quiz. Wie stel je je op toneel voor bij de volgende replieken? ‘Als iedereen die een flesje water koopt, naar de kraan zou lopen, en twee euro zou storten op een rekening, zou de honger uit de wereld zijn.’ Juist, een bebrilde pastoor met het vingertje hoog in een uitgelaten schoolvoorstelling. Nog eentje. ‘Geluk heeft niets met geld te maken. Geluk heeft met water te maken, en met adem. Met golven die rollen en tranen die over je wangen biggelen. En dat je hand opeens op je borstbeen ligt en dat je je gekoesterd en veilig voelt, in het universum.’ Wie anders zie je deze zinnen in theater uitspreken dan de karikatuur van een moderne goeroe, met een theatrale galm in zijn stem, in een komedie over neo-spiritualisme?
HARMONIE
Maar nee, hoor. Het is allemaal Laura van Dolron. Of Oscar van Woensel, dan wel Steve Aernouts, die in Wat nodig is mee op scène staan, en het minstens zo hard menen. Niks geen geginnegap, geen verkleedkleren, geen ironie. Wat nodig is is een keuze voor oprechte ernst. Van Dolron heeft er zelfs haar belangrijkste handelsmerk voor opgegeven: haar eeuwige tegenspraak met zichzelf. Doorgaans staat de Nederlandse theatermaakster-met-comedy-invloeden graag te fulmineren tegen alles wat we in deze tijd fout begrijpen, om dan ineens haar eigen tirade onderuit te halen als het toppunt van wat er fout loopt. Hier zie je echter geen spoor van dat kritische, zichzelf steeds nuancerende multiperspectief. Elk conflict is uitgebannen. Van de scène straalt juist een diepe rust: dat gevoel van decompressie dat je ook kan overvallen in een kerk. Dat begint al bij het sobere toneelbeeld. Op de scènevloer is met concentrische zeepvegen een grote cirkel getrokken, terwijl van het plafond tientallen twinkellichtjes neerhangen, als keek je uit op een sterrenhemel. Wat nodig is wordt gesponsord door het Al. Het conflict is gewisseld voor harmonie.
De theatermaker zal op scène niet uitspreken waar hij zelf voor staat
Dat voel je niet alleen, Van Dolron zegt het ook heel duidelijk. Met serene stem: dat ze onze verwachtingsvolle blikken zo mooi vindt, dat we maar eens lekker onderuit moeten zakken, en dat we ons voor één keer mogen permitteren om er niet meteen iets van te moeten vinden. ‘Wij willen je wat moed en wat kracht geven, een bad van stilte voor als je straks weer naar buiten loopt.’ Niet toevallig schreef Van Dolron haar tekst na een tiendaagse stiltestage in Thailand. Dat verklaart de boeddhistische inzichten die het trio toepast op allerlei herkenbare ervaringen van ons westerse levensgevoel. Heel persoonlijk worden ze er bij het publiek in gemasseerd. We zijn te veel hoofd, te weinig lichaam. We denken te vaak in ‘wij’ en ‘zij’, te weinig als een universeel ‘ons’. Wat we van dingen vinden, ligt niet aan die dingen, maar aan onszelf. Behoeftebevrediging is geen uiting van vrijheid, maar van onvrijheid. Contrair doen is puberaal, terwijl orde en structuur zoveel meer opleveren.
De Volkskrant concludeerde dat dit geen theater is, maar een ‘sessie’ – die Hein Janssen wel als louterend ervoer. Door een Vlaamse bril zie je veeleer stukjes katholieke liturgie. Zo wordt elke scène eerst opgedragen aan een specifieke doelgroep: ‘dit is voor mensen met pijn’, ‘dit is voor wie een goed mens wil zijn’, ‘dit is voor intellectuelen’... Het lijken wel voorbeden. Steeds weer moet ik een ‘laat ons bidden, heer’ onderdrukken. En nog frappanter is een repetitief stukje schuldbelijdenis. ‘Ik wil sorry zeggen tegen mijn lieve vrienden en mensen in de bus, omdat ik jullie niet zag. Sorry, ik hoorde niet wat jullie te zeggen hadden, omdat mijn eigen schreeuw om liefde zoveel harder was.’ Het is het begin van een lange reeks sorry’s. Eén keer kan ik het niet meer houden. ‘Vergeef ons, heer!’ Het zijn oude rituelen die Laura van Dolron in een mens wakker maakt. Voor één keer wou ze op toneel geen diagnose stellen, maar een medicijn bieden. Wat is nodig voor een beter leven?
ZELFBESEF
We onderbreken even voor een kleine bezinning. Sluit je ogen, keer in jezelf. Ban allereerst je laatste spoortje kritische scepsis. Wat Van Dolron doet, is echt niets anders dan wat het is, er is geen tweede laag. Er volgt straks géén grote peripetie. Weg die gedachte, hoe hard ze ook in je theatersysteem zit ingesleten. Relax. Stel je nu oprecht de volgende vragen. Ben je het met Janssen eens dat deze creatie geen theater kan zijn? Zou je ze zelf willen zien? Waarom niet? Wat stoort je er precies aan? Ontspan je gekrulde tenen. Open je ogen. Je hebt gelijk.
Wat nodig is pleegt minstens vier inbreuken op het grote Wetboek der Geboden van de Hedendaagse Schouwspeelkunst. 1) De theatermaker zal op scène niet uitspreken waar hij zelf voor staat, dat is een aanslag op de eigen verbeelding van het publiek. Hieronder hoort: eenduidig zijn, een opinie verdedigen, zichzelf op één positie plaatsen. 2) Absoluut uit den boze voor de theatermaker is moralisme. Theater dient niet om openlijk te zeggen wat goed of beter is voor mens en wereld. Wel toegelaten: goed en kwaad representeren zonder positie te kiezen, het menselijke aantonen in het kwade en een morele kijk wegmoffelen achter genoeg metaforiek of een ‘open’ vorm. 3) Op optimisme bij de theatermaker staat de verbanning naar de commerciële sector, op happy endings de uitwijzing naar het kindertheater. De wereld is in crisis en gaat gigantisch naar de kloten, terwijl de mens innerlijk verscheurd is en niet tot samenleven in staat blijkt. Andere mens- en wereldbeelden wordt de toegang ontzegd. Eén uitzonderingsregel geldt voor theater met glorende ochtenden na een lange reis door de nacht. 4) De theatermaker zal voor de getoonde malaise geen oplossingen of alternatieven bedenken. Constructief zijn is niet zijn werk, maar dat van politici, pastoors, activisten en verkopers. Die doen al genoeg voorstellen, die toch nergens naar lijken. De roeping van de theatermaker is te tonen wat niet werkt, te deconstrueren en te ontmaskeren. Theatermaker, blijf bij je leest.
Waarop baseren deze geboden zich? In elk geval niet op de specifieke natuur van theater. Het vormingstheater van de jaren 1970 peperde zijn publiek heel precies in welke opinies zijn makers deelden. Minstens zo helder als middeleeuwse moraliteiten bij hun toeschouwers verdedigden welke waarden ze moesten nastreven om betere mensen te worden. Optimisme was dan weer de core van het futuristische theater. En oplossingen uitdragen is de eerste zorg van elke Afrikaanse educatieve theatervoorstelling, pakweg rond aids. Natuurlijk zijn dit geen vormen van theater die we vandaag (terug) willen zien. Volgens het grote Wetboek gelden ze als ideologieën in een theaterverpakking, waarbij elk vormbesef zoek is, en de ontvoogde toeschouwer categoriek mismeesterd wordt. Allemaal waar. Maar om het met Van Dolron te zeggen: wat we van dingen vinden, ligt niet enkel aan die dingen, maar ook aan onszelf.
DISCIPLINE
Ook wat vandaag als goed theater geldt, is ideologisch gekleurd. Onze theateropvattingen bouwen nog steeds op de modernistische kunstvisie zoals die vorm kreeg in de vroege twintigste eeuw: een complexe combinatie tussen de idee van een kritisch-maatschappelijk voorgangerschap, het geloof in eigenzinnige autonomie en het ideaal van subversieve vormvernieuwing. Onder die vaandels wist de kunst zich honderd jaar geleden voor het eerst in haar historiek te manifesteren als een onafhankelijk veld met eigen wetten en gebruiken. De kunst zou anders zijn, of niet zijn. De vrije kunst was tegen, dat was haar voorstel. Ze daagde de burgerlijke moraal uit door haar feestelijk te negeren. Vocht tegen traditionele vormen, omdat er betere expressies denkbaar waren voor de versplinterde werkelijkheid. Enfin, we kennen die hele geloofsgeschiedenis van de artistieke tegencultuur onderhand wel.
Boeiender is Van Dolrons kijk op wat er vandaag van dat contraire kunstenaarschapsidee geworden is. Zeker bij monde van Oscar van Woensel. De ex-schrijver van Dood Paard was in het Nederlandse theatermilieu lang het icoon van de artiest-bohémien, het oertype van de modernistische kunstenaar: drank, drugs, seks en rock-’n-roll de klok rond. Nu is hij afgekickt, en een paar inzichten rijker. ‘Toen ik “non-conformistisch” was, was ik de droom van elke marketingfiguur, een antikapitalistische topconsument’, laat Van Dolron hem in Wat nodig is terugblikken op zijn wilde jaren. ‘Ik praatte over vrijheid met een sigaret, een biertje en een mobieltje in mijn hand. Blijkt nu dat vrijheid discipline is! Wie had dat gedacht?’ Wie van Van Woensel zijn nogal cynische spelbenadering bij Dood Paard kent, smelt meteen voor de kwetsbare, bijna verontschuldigende toon die hij hier hanteert. ‘Natuurlijk kun je geestesverruimende drugs aanwenden. Maar je kunt ook op tijd naar bed gaan, gezond eten en veel water drinken.’
Er is inderdaad iets pathetisch komen te hangen over de modernistische idealen, wanneer zij vandaag in de mond worden genomen door theatermakers en -organisaties. Wat rest er nog van? De flexibiliteit en vrije verbeelding van kunstenaars is het arbeidsmodel van het postfordisme geworden. Hun immoralisme is gerecupereerd door nieuwe media als Geen Stijl. Oudere media als tv en internet hadden eerder al hun aanspraak op het publieke forum de pas afgesneden. Het parool van kunstenaars dat ‘de kern van hun verhaal een zaak van de toeschouwer is’ delen ze tegenwoordig met het populisme. De ‘verwarring’ die ze prediken, is die van onze hele tijd. En hun doorgedreven autonomie en artistieke specialisering heeft ervoor gezorgd dat ze vandaag zowat alleen staan te betogen tegen de culturele kaalslag van een neoliberale regeringpolitiek. In elk geval in Nederland lijken maar weinig andere middenveldkrachten wakker te liggen van gekortwiekte kunsten. Waar is het fout gelopen?
GEESTESVERRUIMING
Even een waarheidstest. Bedenk voor jezelf wat jij de drie grootste problemen van deze tijd vindt, kwesties waar je wakker van kan liggen of je schuldig over voelt. En hoeveel theatervoorstellingen heb je de laatste drie jaar dan gezien die je in die kwesties een inzicht hebben verschaft waar je mee aan de slag kan? Antwoord naar waarheid. Hoe vaak gebeurt het je nog dat je na een voorstelling spontaan de behoefte voelt te discussiëren over wat de makers wilden vertellen, in plaats van of het wel of niet goed gedaan was? Antwoord naar waarheid. Het progressieve theater heeft de moraal compleet aan rechts uitgeleverd, waar of niet? Makers zeggen niet mee te doen aan de meningencultuur, maar ook meer diepgaande constructieve beschouwingen zie je ze zelden vormgeven, waar of niet? Zou het kunnen dat theater zichzelf daarmee wat verwaarloosbaar aan het maken is? Antwoord naar waarheid.
In ons modernistische geloof zijn we zo hard doordrongen geraakt van het adagium ‘theater moet niets’ dat het theater ons ook niet meer mag komen vertellen wat wij zouden moeten doen. De liberale vrijheidsgedachte is alom. Ze zit diep in ons geworteld. Maar waarom zou Van Dolrons boeddhistische medicijn, haar prekende houding, haar openlijke moralisme, haar opgestoken vingertje voor meer lijfelijkheid ... onze ontvoogding de kop indrukken? Ik voel me juist meer aangesproken: eindelijk een verhaal, een voorstel om me toe te verhouden. Van Dolron levert mij ideeën op, niet af. Dat haar appel aan intellectuelen om naar hun hele lijf te leren luisteren, best te overwegen valt, bijvoorbeeld. En dat haar boeddhistische pleidooi voor algehele ‘zen’ tegelijk een bedenkelijke aanvaardingslogica en verzetsloosheid propageert. Net door een oprecht punt te verdedigen, zorgen de makers voor geestesverruiming in plaats van -begrenzing. In hun beperking van de gewoonlijke laissez-faire tussen voorstelling en publiek, dwingen ze extra werkzaamheid af. Je kritische zin kan niet anders dan reageren.
Laat de kunst weer ergens voor zijn, in plaats van eeuwig tegen
In al haar overtredingen eert Laura van Dolron de oorspronkelijke geest van het modernisme trouwens een stuk meer dan heel wat ander hedendaags theater. Wat nodig is stelt een project voor, waarvan de makers geloven dat het een leemte in de samenleving vult. Het wil ons leven vooruit denken. Het biedt een uitgesproken alternatief. Het propageert wat juist is, in plaats van te dissecteren wat fout zit. Spaar ons van de dag dat alle theater er zo uitziet, maar op scène iets voorstaan kan dus wel degelijk anders dan enkel met vormingstheater of Afrikaanse educatieshows. In tijden waarin niemand het nog weet, zou je van kunstenaars – vrijgesteld door de gemeenschap om anders over de dingen na te denken – toch mogen verwachten dat ze met wat visionaire ideeën op de proppen komen? Laat de kunst weer ergens voor zijn, in plaats van eeuwig tegen.
Beken, ook jij hebt dit nodig. Theater heeft dit nodig. Er is hulp voorhanden, leert Van Dolron aan het slot van haar ‘sessie’, die wel degelijk theater is. ‘Als ik u moet helpen moreel te leven, meld dat dan even straks, ik doe het graag ... Een goed mens zijn is lastig, maar wel wat nodig is, denk ik. Zijn er nog vragen? Nee. Mooi, dan zijn we klaar.’
Wouter Hillaert is podiumredacteur van rekto:verso.
Wat nodig is reist nog tot 31 januari door Nederland, zie www.nationaletoneel.nl.