Waarom Vlaanderen niet bezuinigt op cultuur

Door Karl van den Broeck, op Thu Jan 05 2012 14:03:27 GMT+0000

Terwijl de cultuursector in Nederland moet afrekenen met een draconische besparing van twintig procent, krijgt de Vlaamse cultuurminister op haar donder omdat ze het cultuurbudget voor volgend jaar niet heeft kunnen doen ... stijgen. Ligt België dan écht op een andere planeet?

Waarom doet staatssecretaris Halbe Zijlstra in Nederland een graai van twintig procent in het cultuurbudget, terwijl in Vlaanderen cultuurminister Joke Schauvliege twee keer zachtjes met de kaasschaaf langskwam om in totaal vijf procent te besparen? Schauvliege krijgt bovendien forse kritiek, omdat ze die besparingen van de voorbije jaren niet wil terugschroeven.

49.5_VdBroeck_CultuurcentrumWestrandinDilbeek,'waarvlamingenthuiszijn'.jpg

Waarom blijft cultuur in Vlaanderen buiten schot, terwijl het in Nederland buitenproportioneel moet inleveren? Volgens minister Joke Schauvliege is in Vlaanderen het draagvlak voor cultuursubsidies veel groter. ‘Wij hebben een laagdrempelig systeem, met nadruk op spreiding. Onze cultuurcentra brengen cultuur dicht bij de mensen’, zei ze vorig jaar in een interview. Klinkt goed, maar klopt dat wel?

'TWEE MILJOEN CULTUURCENTRA!'

Even terugspoelen naar ... 1971. Frans Van Mechelen, de eerste Vlaamse minister van Cultuur, houdt een toespraak bij de inhuldiging van een nieuwe sociale woonwijk. Hij ligt zwaar onder vuur omdat hij in sneltempo cultuurcentra bouwt in de Vlaamse gemeenten. ‘In het parlement heeft men mij ooit gevraagd hoeveel culturele centra er in Vlaanderen zouden moeten worden opgericht. Een eenvoudige berekening laat mij het aantal gezinnen in Vlaanderen schatten op een twee miljoen. Wel, zo veel culturele centra hebben we nodig. Elk gezin, elke woning zou een cultureel centrum moeten worden.’

Die woorden drukken perfect het 'spreidingsideaal' uit waarvan de Vlaamse cultuurpolitiek de voorbije veertig jaar doordrongen was. De overheid moest aan 'volksverheffing' doen. En daartoe zouden niet alleen de openbare omroep, de bibliotheek en het cultuurcentrum, maar ook de huisvestingsmaatschappij bijdragen. Vandaag heeft dan ook zowat elke Vlaamse gemeente een cultuurcentrum: een neutraal cultuurhuis, dat zelf weinig of geen voorstellingen of tentoonstellingen organiseert, maar vooral receptief werkt. Het is een model dat vele landen Vlaanderen benijden.

De verwevenheid van de politiek en de cultuursector is een oud zeer in België

De cultuurcentra zijn – vooral in landelijke gemeenten – sterk verweven met het lokale verenigingsleven. Dat is in Vlaanderen nog steeds springlevend. Niet alleen amateurkringen voor theater, maar allerlei socioculturele verenigingen die – in een steeds minder verzuild landschap – activiteiten organiseren in de culturele centra. Het gaat om meer dan 200 000 vrijwilligers, die negen miljoen mensen bereiken met hun activiteiten: een stijging van tien procent in vergelijking met tien jaar geleden. De professionalisering van de cultuursector is in Vlaanderen – behalve in Gent en Antwerpen – een zeer recent verschijnsel.

'DE ASCETISCHE ELITE'

Op 7 september 2000 liet toenmalig cultuurminister Bert Anciaux een bom ontploffen in de theaterzaal van de Vooruit in Gent. Boven het podium van dat voormalige socialistische 'arbeiderspaleis' prijkt al sinds 1914 de slagzin 'Kunst veredelt'. Anciaux was daar heilig van overtuigd. Kunst en cultuur moesten worden ingezet om de verzuurde samenleving te 'verzoeten'. Cultuurparticipatie werd hét toverwoord van zijn beleid, dat zo'n tien jaar lang zou duren. Anciaux lag er wakker van dat de kunsten slechts de 'happy few' bereikten. Hij maande de sector aan om niet afzijdig te blijven. Hij kondigde een verdubbeling van het cultuurbudget aan, maar waarschuwde wel dat hij ‘niet van plan was om het geld van de gemeenschap te laten inpakken in kwaliteitsstandaarden die enkel nog een nieuwsoortige elite kunnen dienen: een ascetische elite die zich als intellectueel en artistiek curiosum complexloos kan bewegen in de salons van de noblesse du nom en de noblesse de l'argent’. Zij die geen inspanningen wilden leveren om kunst ook bij de massa te brengen, speelden volgens Anciaux met vuur: ‘Begrijpen die mensen niet dat de sector als zodanig zichzelf moet openbreken, ofwel zal verdwijnen?’

Vlaanderen zou tien jaar lang een boeiend, bijwijlen bits debat kennen over de rol van kunst en cultuur in de samenleving én over de vraag hoe de overheid de sector moet subsidiëren.
Anciaux hanteerde een breed kunstbegrip. Net die genres die door de gatekeepers van de beoordelingscommissies als populair, commercieel of pulp werden beschouwd, kregen steun: strips, popmuziek, musical, circus en ook sociaal-artistieke projecten. Anciaux was er zich van bewust dat de legitimiteit van cultuursubsidies in een neoliberale en populistische omgeving enkel kan worden gehandhaafd, wanneer Jan Modaal ook merkt dat die subsidies 'breed' besteed worden. Dus niet alleen geld voor opera en filharmonisch orkest, maar ook voor amateurtheater, circus en optredens in rusthuizen. Een tweede luik van zijn beleid, de participatie aan de zogenaamde Schone Kunsten verhogen, verliep stroever.

In Nederland is het debat over het draagvlak voor de kunst pas gestart wanneer het al te laat was. De remedies die stonden opgesomd in het zomernummer van het tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid Boekman ('Draagvlak voor kunst'), klinken haast naïef in de oren van een Vlaming die het cultuurdebat in zijn land al een tijdje volgt. Veel baatte het trouwens niet, want ondanks betogingen, opiniestukken in kwaliteitskranten en donderpreken in praatprogramma's of de Tweede Kamer, gaf Zijlstra geen krimp. Wie in Nederland bespaart op cultuur, wordt daar electoraal voor beloond.

Houden de Vlamingen dan zo van hun kunstenaars? Helemaal niet. Maar ze tonen zich alvast niet zo overgevoelig als de Nederlanders, wanneer er nog eens honderdduizend euro naar een tentoonstelling voor conceptuele kunst gaat. En dát hebben de Vlamingen dan weer aan Jan Hoet te danken ...

'HET IS DE SCHULD VAN THORBECKE'

Jan Hoet is een Gentenaar. In zijn eentje overtuigde hij in de jaren 1980 zijn stadsbestuur en de Vlaamse overheid om een museum voor actuele kunst (het S.M.A.K.) op te richten. Toen hij dat niet voor elkaar kreeg als directeur, stapte hij zelf in de politiek. Hij 'bekende' zich tot de christendemocratische CD&V. Nu is het S.M.A.K. een vaste waarde. Hoet is nu 75 en als een missionaris gaat hij overal op de planeet de actuele kunst promoten, tot in China toe. Zijn beproefde recept: kunst van gerenommeerde kunstenaars in de publieke ruimte brengen. Op straten en pleinen. Dat zorgt voor debat en controverse, maar ook voor betrokkenheid.

49.5_VdBroeck_kunstveredelt.jpgOok Eric Antonis legde die weg af. Hij kreeg van zijn stadsgenoot Frans Van Mechelen in de jaren 1970 het cultuurcentrum De Warande in Turnhout in handen. Daarna verkaste hij naar het Zuidelijk Toneel in Eindhoven, om uiteindelijk intendant te worden van Antwerpen Europese Culturele Hoofdstad 1993. Toen hij voorvoelde dat de vernieuwingen die hij tijdens het cultuurjaar had kunnen doorvoeren, zouden worden teruggeschroefd, stapte hij in de politiek. Ook bij CD&V. Eric Antonis wordt nu beschouwd als de beste wethouder van cultuur die Vlaanderen ooit gehad heeft. Antwerpen is ook nog steeds dé culturele hoofdstad van Vlaanderen.

De verwevenheid van de politiek en de cultuursector is een oud zeer in België. Tot diep in de jaren 1990 kon een kunstenaar enkel hopen op subsidie of een officiële bekroning, wanneer hij de juiste partijkaart had en wanneer het de beurt was aan zijn partij. De verzuiling leidde tot cliëntelisme en revanchisme. Nadien omhelsde Vlaanderen de Thorbecke-doctrine: er kwamen – naar Nederlands voorbeeld – beoordelingscommissies en fondsen voor literatuur en film. De politiek moest zich laten leiden door experts.

Praten over Vlaamse cultuur kan dan ook niet zonder te praten over de Vlaamse strijd

Het was al onder minister Bert Anciaux dat dat systeem werd teruggeschroefd. Het leidde volgens de minister tot een kunst- en cultuursector die geen voeling meer had met de samenleving en die een wereld op zich zou worden. Anciaux viste regelmatig gezelschappen of orkesten op die door de beoordelingscommissies waren geschrapt. Joke Schauvliege legt het sluwer aan boord. Zij kondigt bijvoorbeeld in de kunsten een besparing aan, maar vraagt aan de adviescommissies om zelf te beslissen welke theaters er moeten verdwijnen. In een verkiezingsjaar als 2012 is zo'n 'objectivering' lekker handig.

Pascal Gielen, docent cultuurpolitiek in Groningen, waarschuwt dat de 'depolitisering' van het cultuurbeleid nefaste gevolgen kan hebben. ‘Natuurlijk is pure politieke inmenging in artistieke oordelen uit den boze. Toch is het goed dat politici zich met cultuur inlaten. In Vlaanderen hebben ministers of wethouders dossiers van kunstenaars of instellingen gelezen. Zo zei een vroegere minister van Cultuur me ooit dat hij Anne Teresa De Keersmaeker had leren kennen door haar subsidiedossier te bestuderen. Door de lokale verwevenheid is er ook veel meer community art in Vlaanderen. Je ziet Vlaamse wethouders van Cultuur dan ook zelden in de opera, maar wel altijd op het straattheater in de wijk.’

TROTS OP KUNST EN CULTUUR

In september openen traditioneel alle Vlaamse en Nederlandse cultuurhuizen hun deuren.  Pietjan Dusee, drijvende kracht achter het Productiehuis Brabant in Tilburg, sprak op 10 september in de Warande in Turnhout de culturo's toe op een 'academische zitting'. Het leek wel een noodkreet van een culturele vluchteling. Op 1 januari 2013 moet zijn organisatie zichzelf opdoeken. Dusee lanceerde een oproep: ‘Politiek, bemoei u met de kunst en cultuur. Laat zien dat u er belang aan hecht, dat u ervoor, ertegen, erachter, eronder, erboven staat. Maar ik roep ook iedereen die met de kunst en cultuur begaan is op: bemoei u met de politiek. Bemoei u met het beleid en geef de politiek nooit vrij spel. Maar vecht, lach, ruzie, eet en drink en – met een goed Nederlands woord – “steggel” met elkaar. Maar laat elkaar niet onverschillig.’

Dusee eindigt met een prikkelend idee. De relevantie van cultuursubsidies moet niet gemeten worden aan de hand van bezoekerscijfers. Een beter criterium is ... trots. ‘Als de keuze voor de tien beste voorstellingen voor het Theaterfestival weer bekendgemaakt wordt en u merkt dat u die ook in uw theater had kunnen zien – maar dat u niet bent geweest, en ook niet van plan bent om alsnog te gaan – wees dan toch trots. Want het is úw theater, úw stad!’ Dusee verwees naar het voetbal: ‘Een op de dertig inwoners van Tilburg bezoekt daadwerkelijk de wedstrijden van Willem II. Toch is de impact veel groter. Gisteravond kwam ik thuis van een voorstelling. Het eerste wat ik vroeg, was: wat heeft Willem II gedaan?’

Trots. Is de Vlaming trots op zijn kunstenaars? Niet meer dan andere naties, wellicht. Toch is cultuur van cruciaal belang in de almaar toenemende autonomie van Vlaanderen. Praten over Vlaamse cultuur kan dan ook niet zonder te praten over de Vlaamse strijd. Meer dan 150 jaar lang moesten Vlamingen in België vechten voor hun eigen taal en het autonome beslissingsrecht over hun cultuurbeleid. In 1970 was cultuur de eerste bevoegdheid die door de federale staat werd overgedragen aan de deelgebieden.

Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat een partij als de N-VA keihard zal snoeien in cultuur. Vooral erfgoed is een troetelkind van de Vlaams-nationalisten. Cultuur kan perfect dienen om de uitstraling van de deelstaat te bevorderen. De vaderlandse trots verhogen is dan ook een belangrijke doelstelling van de N-VA. Zo wil de partij het cultureel ambassadeurschap verhogen: elke Vlaming moet in het buitenland een ambassadeur zijn van de cultuur van zijn land. De hardnekkigheid waarmee de N-VA een zitje opeiste in het bestuur van het Vlaamse cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam, is dan ook geen toeval.

Als er al kritiek is van de N-VA op de cultuursector, dan is het op het sterke belgicisme dat bij vele kunstenaars leeft. Coryfeeën als Arno of Luc Tuymans laten zich vaak zien op belgicistische manifestaties die soms het karakter krijgen van anti-N-VA-bijeenkomsten. Maar meer dan wat vragen stellen in het parlement, gebeurt er niet. Nog nooit heeft de N-VA het toekennen van subsidies gekoppeld aan het verkondigen van de flamingantische heilsleer.

49.5_VdBroeck_BertAnciaux.jpgToch is Pascal Gielen er niet gerust op: ‘De N-VA heeft de Vlaamse cultuur nodig om de Vlaamse “natie” gestalte te geven. Maar toch heeft de partij ook een sterke neoliberale kant. Besparen, privatiseren, responsabiliseren. Het zijn slogans die de N-VA steeds vaker gebruikt. Vanuit die optiek zou er wel eens een pleidooi kunnen komen om de subsidies te verminderen en meer een beroep te doen op mecenaat.’

Laat dat nu net het probleem zijn. Tot voor enkele decennia was de burgerij in Vlaanderen Franstalig. Ze richtte zich op de Brusselse haute finance. Het ontstaan van een zelfbewuste Vlaamse burgerij is een verschijnsel van zeer recente datum. Dat die burgerij nu ook op haar strepen begint te staan, is een van de verklaringen voor het succes van de N-VA. Die vertegenwoordigt de 'hardwerkende Vlaming', de middenklasse die zich heeft opgewerkt en nu niet langer geneigd lijkt om nog veel van zijn rijkdom te delen. Noch met de Walen, noch met de (kans)armen in het land.

Men zou durven hopen dat het ontstaan van een echte burgerij ook het mecenaat zal doen opbloeien in Vlaanderen. Dat is momenteel verwaarloosbaar. Terwijl in Nederland (naar Angelsaksische – of is het protestantse? – traditie) gul wordt gegeven aan theaters, orkesten en musea, blijft de bijdrage van de doorsnee Vlaamse burgerman aan het cultuurleven het aankopen van een lotje voor de tombola van de plaatselijke jeugdbeweging. Vlaanderen telt geen enkel privaat cultuurfonds die naam waardig.

AANDEELHOUDERS

De Vlaming Jan Raes, al drie jaar directeur van het Concertgebouworkest in Amsterdam, is goed geplaatst om de Vlaamse situatie te vergelijken met de Nederlandse: ‘Het Concertgebouw werd in 1888 uit de grond gestampt door lokale ondernemers. Nederlanders vinden dan ook meer dan Vlamingen dat cultuur geen zaak voor de overheid is, maar van de burger. Naast inkomsten uit tickets en subsidies heb je in Nederland een volwaardige derde geldstroom via giften. Het voordeel is dat kapitaalkrachtige Nederlanders ook vaker naar de opera of het theater gaan. Ik heb vier jaar lang het grootste Vlaamse orkest geleid (deFilharmonie van Philippe Herreweghe, KvdB), en ik heb zelden of nooit een politicus gezien. Ze gaan liever naar een voorstelling van amateurtoneel.’

Vlaanderen telt geen enkel privaat cultuurfonds die naam waardig

Ann Demeulemeester, voorzitster van de Verenigde Verenigingen, ziet een typisch Vlaamse variant van het mecenaat ontstaan. Zij promoot het coöperatieve model. Zo zouden cultuurorganisaties hun bezoekers tot medeaandeelhouders kunnen maken, wat hen een bevoorrechte relatie met de organisatie zou kunnen geven. De christelijke arbeidersbeweging ACW opperde al zo’n verfrissend idee na de storm op Pukkelpop. Mochten de tienduizenden Pukkelpop-gangers hun geld terugvragen, zou dat voor het festival het bankroet betekenen. Het ACW stelde voor om iedereen die een ticket had gekocht, meteen aandeelhouder van een coöperatieve te maken. Zo zou Pukkelpop in handen komen van de fans en niet van Live Nation, zoals nu het geval is. Het blijft voorlopig bij een droom, maar het coöperatieve idee – dat onder meer FC Barcelona groot heeft gemaakt – slaat aan bij de huidige generatie jongeren.

BAK EEN PANNENKOEK!

Leeft de cultuursector dan niet boven zijn stand? Is elke euro die er ingepompt wordt, écht wel broodnodig? Of kan het allemaal wat zuiniger? Waarom kost een ticket voor Rosas in New York 100 dollar en in Vlaanderen amper 20 euro? Is het logisch dat minder dan de helft van de subsidies ook naar kunstenaars gaat, en de andere helft naar overhead, consultants, huurlingen en adviseurs?

‘Het lijkt alsof Vlamingen zich sneller durven te engageren in artistieke projecten die risicovol zijn, en waar de overhead bijeen wordt gescharreld met de opbrengst van pannenkoekenavonden’, zegt Bert Anciaux. ‘In Nederland gaat het vaak over management en businessplannen en minder over de kunstenaar zelf.’ Jan Raes is het daar niet mee eens. Hij ziet de versnippering vooral in Vlaanderen. Hij neemt het zelfs op voor Zijlstra. ‘Het is natuurlijk akelig wat er in Nederland gebeurt, maar ik heb toch respect voor de staatssecretaris. Hij heeft tenminste keuzes gemaakt.’ Volgens Raes zal Vlaanderen daar niet aan ontsnappen: ‘Nu houdt men drie orkesten in stand, terwijl men maar geld heeft voor één. Kies voor het beste van de drie en bouw dat uit op internationaal niveau. Er is in Vlaanderen evenveel talent als in Nederland, maar de versnippering is enorm. Natuurlijk moet er ruimte zijn voor experiment, maar zorg er ook voor dat de grote theaters, musea en orkesten zich kunnen ontplooien.’

De oude Belgische wapenspreuk 'Eendracht maakt macht' kan ook die van Vlaanderen en Nederland worden

Dorian Vander Brempt van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren hoopt dat de crisis in Nederland perspectieven biedt voor een nauwere samenwerking met Vlaanderen: ‘Vlaanderen heeft traditioneel een minderwaardigheidscomplex. Niet alleen tegenover de Walen, maar ook tegenover Nederland. Nu Vlaanderen het goede voorbeeld lijkt te geven, is er een kentering merkbaar. Bovendien is de interesse van Nederland voor 'onze' kunstenaars zeer groot. Zij koesteren klasbakken als Ivo Van Hove, Guy Cassiers, Sidi Larbi Cherkaoui of Wim Vandekeybus. Ook onze Vlaamse schrijvers doen het goed: ze kapen de ene na de andere grote literaire prijs weg. Het moment is aangebroken om op een volwassen manier te gaan samenwerken. Dat kan ook – door schaalvergroting – een bezuiniging opleveren. Opera's, orkesten, balletten zijn duur. Als je in de Europese champions league wil meedraaien, moet je topkwaliteit brengen. Door langere reeksen te maken en de Vlaamse en Nederlandse ticketprijzen iets meer op elkaar af te stemmen, zouden we allemaal winnen. Door Nederlandse en Vlaamse theater- en dansgezelschappen systematisch te laten samenwerken, zouden we in Noord en Zuid meer goede voorstellingen kunnen brengen met dezelfde budgetten.’

Vander Brempt besluit: ‘Als wij alle Nederlandse en Vlaamse kwaliteiten op cultuurgebied bundelen, zijn we het meest culturele land ter wereld.’ Of hoe de oude Belgische wapenspreuk 'Eendracht maakt macht' ook die van Vlaanderen en Nederland kan worden.

Karl van den Broeck was chef Cultuur bij De Morgen en adjunct-hoofdredacteur bij Knack; momenteel is hij chef Boeken bij De Morgen.