Vlaamse uitgevers en hun gevecht tegen de bierkaai

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Met de aankoop van Meulenhoff Boekerij door Lannoo wordt de wens van de Vlaamse uitgeverij om zich met fictie bezig te gaan houden werkelijkheid. Maar volgens de Vlaamse onderzoeker Kevin Absillis is succes bepaald niet verzekerd. Al eeuwen is sprake van een cultureel 'Vlaams' stigma. Ook de expansiedrift van De Bezige Bij zou roet in het eten kunnen gooien.

Op 22 januari 2010 onderging de boekenmarkt in de Lage Landen een grondige reorganisatie. Na maandenlange onderhandelingen kochten de Vlaamse uitgeverij Lannoo en de Nederlandse uitgeversgroep WPG de boekendivisie van PCM, die vorig jaar in handen viel van het mediaconcern De Persgroep. De buit werd netjes verdeeld. WPG lijfde A.W. Bruna en Standaard Uitgeverij in, Lannoo annexeerde Meulenhoff Boekerij en Unieboek|Het Spectrum.

Enig chauvinisme

Na de bekendmaking van de handelsovereenkomst was in België het zelfbewustzijn niet van de lucht. "Belgen verdelen Nederlandse boekenmarkt", kopte De Standaard gretig. In het artikel werd zelfs gewag gemaakt van een Belgische 'coup' op het Nederlandse uitgeverswezen. Evenmin zonder een zweem van voldoening schreef Dorian Van der Brempt, directeur van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, in Knack: "Als je tien jaar geleden in Nederland had aangekondigd dat een Vlaamse mediagroep binnen afzienbare tijd de beste Nederlandse kranten zou overnemen en dat Vlamingen ook een belangrijke rol zouden gaan spelen in het Nederlandse boekenvak, dan hadden ze je wellicht professionele hulp aangeraden. Maar vandaag is het zover."

De NRC toonde zich nuchterder en constateerde, wellicht eveneens door enig chauvinisme aangestoken, dat WPG "de mooiste onderdelen" in de wacht gesleept had. Toch moest ook deze krant de verkoop van de boekendivisie van PCM als "een Belgisch onderonsje" betitelen. De algemeen directeur van WPG uitgevers, Koen Clement, komt namelijk van bezuiden Roosendaal, net als Eric Willems, die niet alleen de algemeen directeur van Standaard Uitgeverij is, maar ook aan het hoofd stond van de boekendivisie van PCM. Belgisch is tot slot natuurlijk ook de door Christian Van Thillo geleide De Persgroep, die op de alweer doorverkochte NRC na de voormalige PCM-kranten beheert (de Volkskrant, Trouw en AD).

Symbolische machtsverhouding

Geleidelijk aan raakte de idee ingeburgerd dat een getalenteerde Vlaming vroeg of laat met een Nederlandse uitgever kon samenwerken, en dat al de anderen dus wel halve of hele knoeiers moesten zijn

Bij de lichte euforie in de Belgische (Vlaamse) pers, die met het nog niet helemaal verteerde Fortis-debacle verband zou kunnen houden, mag niet worden vergeten dat een symbolische machtsverhouding in het literaire segment van de boekenmarkt vooralsnog onaangetast blijft. Typerend in dat verband is de verklaring van Matthias Lannoo dat hij door de overname van Meulenhoff eindelijk opnieuw in fictie zal kunnen investeren. Niet-ingewijden zouden spontaan gaan denken dat het onder Vlaamse vlag verboden is om literatuur te publiceren. Letterlijk gesproken is dat niet het geval natuurlijk. Maar de directeur van het familiebedrijf Lannoo gelooft kennelijk al enige tijd dat het entameren van een literair fonds in Vlaanderen zou uitdraaien op een gevecht tegen de bierkaai. Zo zette hij op 26 oktober 2006 in Boekblad uiteen: "Mochten we iets doen met fiction, dan vanuit Nederland, niet vanuit België. Het is het oude verhaal van de Vlaamse schrijver die hier debuteert en meteen naar een Nederlandse uitgeverij verkast, ja. Ik vind dat ook niet onlogisch. Wie iets wil betekenen in de literatuur moet in het hart van het taalgebied zitten. En Lannoo zit nu eenmaal buiten-middelpuntig."

De cijfers lijken Matthias Lannoo gelijk te geven. Het werk van de bekendste Vlaamse auteurs verschijnt vandaag de dag in Nederland, en omgekeerd worden Vlaamse uitgeverijen door Nederlandse schrijvers gemeden. Maarten Dessing berekende onlangs voor het weekblad Knack dat van de 206 boeken die in de loop van 2009 voor de Libris Literatuur Prijs werden ingestuurd er slechts twaalf door Vlaamse uitgevers werden gepubliceerd. Ook de vertalingen van bijna alle belangrijke buitenlandse auteurs, van Nobelprijswinnaars tot bestsellerproducenten, hebben trouwens een Nederlands imprint. Voor die opmerkelijke toestand is een historische verklaring.

Waarborg van degelijkheid

Om de Vlaamse natie op te stoten in de vaart der volkeren en weerbaar te maken tegen de dominante Franstalig-Belgische cultuur, hebben de eerste generaties flaminganten in de negentiende eeuw een geïdealiseerd beeld van Nederland in stand gehouden. Vlamingen moesten zich aan hun broeders in het Noorden spiegelen door hun taal, stijl en culturele gewoonten zo goed mogelijk te imiteren. Het Zuiden had namelijk een beschavingsachterstand op het Noorden die het moest en zou goedmaken. Het paradoxale neveneffect van die in eindeloos veel variaties en verschillende contexten herhaalde boodschap was dat de Vlaamse natie juist een niet onbelangrijk onderdeel van haar emancipatie werd ontzegd. Het gehamer op Vlaanderens culturele achterstand verhinderde namelijk dat deze regio een zelfstandig cultureel gezag kon ontwikkelen. Vooral de autoriteit om 'goede' van 'slechte' taal en 'waardevolle' van 'waardeloze' literatuur te onderscheiden werd vrijwillig goeddeels aan Nederland afgestaan. Met enige zin voor overdrijving zou je kunnen stellen dat in het Nederlandstalige gedeelte van België het Noord-Nederlands de dominantie van het Frans overnam.

Als Vlaanderen af zou willen van charismatische Amsterdammers die komen uitleggen hoe je goede literatuur uitgeeft, dan kan het een artistiek bevlogen evenknie van Christian Van Thillo gebruiken

Vlaamse schrijvers ondervonden in die omstandigheden algauw dat hun werk automatisch meer en beter gewaardeerd werd als het door een Nederlandse uitgever in de markt werd gezet. Zo riep de beroemde dichter Karel van de Woestijne een "Hollandsch impressum" in 1922 uit tot "een waarborg van degelijkheid". Luttele jaren later noteerde zijn landgenoot Lode Zielens dat zijn 'prestige' er flink op vooruit zou gaan als zijn nieuwe roman bij "een Hollandsche firma" het licht zou zien. Geleidelijk aan raakte de idee ingeburgerd dat een getalenteerde Vlaming vroeg of laat met een Nederlandse uitgever kon samenwerken, en dat al de anderen dus wel halve of hele knoeiers moesten zijn. Daarbovenop kwam nog de af en toe deels terechte, maar veel vaker overdreven tot zelfs volkomen onterechte beschuldiging dat Vlaanderen systematisch faalde om het talent van zijn eigen goede schrijvers te erkennen. Anders dan vaak is gesuggereerd, werden Louis Paul Boon en Hugo Claus bijvoorbeeld door Vlaamse critici ontdekt, met Vlaamse prijzen bekroond en door Vlaamse uitgevers gepubliceerd lang voor nog maar iemand in Nederland hun naam had gehoord. Natuurlijk waren hun werk en persoon in Vlaanderen ook omstreden, maar dat heeft hun status er alleen maar grootser op gemaakt. Wie controverse vandaag nog verwart met miskenning, heeft ofwel niet goed opgelet ofwel geen belang bij historische accuratesse.

Provincialisme

Tegen de voorstelling van Vlaanderen als het Beotië aan de Noordzee, waar het boekenvak aan semi-analfabeten was overgeleverd, waren de ondernemers die in de twintigste eeuw in Brussel, Antwerpen, Tielt of Leuven een literair fonds stichtten, niet opgewassen. Niet in de laatste plaats had dat te maken met het feit dat ze bijna altijd geacht werden om zich te conformeren aan talige en literaire normen uit Nederland. Terwijl Vlaamse schrijvers onder de pannen van een Nederlandse uitgeverij opmerkelijk complexloos 'Vlaams' konden zijn — het bezorgde hun werk in Nederland doorgaans zelfs een exotische meerwaarde en extra zichtbaarheid — waren uitgevers in Vlaanderen veroordeeld tot een achtervolging zonder einde. Zij kwamen van ver, waren er steeds bijna, maar arriveren deden ze nooit. Van alle Vlaamse uitgevers heeft de twee jaar geleden overleden Angèle Manteau wellicht het meest van de symbolische achterstand kunnen afdoen, maar zelfs in haar geval bleef 'bijna' nog ver van 'helemaal'. Meer dan twintig jaar stond ze aan het hoofd van een eigen uitgeverij in Brussel toen ze in 1960 aan Reinold Kuipers en Tine van Buul vroeg of zij het Manteaufonds in Nederland wilden verspreiden onder de naam van Querido. Zo stuitend was het gebrek aan waardering voor wat ze trachtte op te bouwen dat de Belgische uitgeefster zich gedwongen zag om haar boeken dus als Nederlandse producten te vermommen. Nog eens tien jaar en vele frustrerende ervaringen later, staakte de Iron Lady van de Vlaamse letteren haar inhaalrace en vertrok ze moegestreden naar Amsterdam om er voor uitgeverij Elsevier een literair fonds op te zetten.

Terwijl Vlaanderen in de tweede helft van de twintigste eeuw uitgroeide tot een van de meest welvarende regio's in de wereld, bleef de bijna dwangmatige associatie tussen Vlaanderen en allerlei vormen van geestelijke nooddruft de geloofwaardigheid van Vlaamse uitgevers ondermijnen. Zowel voor een Nederlandse als een Vlaamse culturele bovenlaag stond hun 'buiten-middelpuntige' positie voor provincialisme, bekrompenheid en een belegen kijk op literatuur. Hoewel na decennia van concernvorming en globalisering de vraag naar zoiets als de nationale herkomst van bedrijfskapitaal haast volkomen anachronistisch geworden is, kiezen Vlaamse auteurs nog altijd massaal voor Nederlandse imprints. Zowel in Nederland als in Vlaanderen worden die merknamen net als vroeger beschouwd als een soort garantie op (meer) erkenning en uiteindelijk ook commercieel succes. "Vlaamse schrijvers verwachten van Nederlandse uitgevers blijkbaar nog altijd […] een ruimere verspreiding en een groter prestige", noteerde Marc Reynebeau in 2007 in De Standaard. Onderzoek van mijn Utrechtse studenten toont aan dat titels uit Vlaamse fondsen als Houtekiet en Vrijdag in de Nederlandse pers nauwelijks gerecenseerd of zelfs nog maar opgemerkt worden. Alleen Meulenhoff │Manteau, een in 2003 door Meulenhoff en Standaard Uitgeverij gevormd Vlaams-Nederlands fonds dat door omstandigheden echter snel als een louter Vlaams initiatief werd beschouwd, is enigszins opgewassen tegen Querido, De Bezige Bij en andere concurrenten. Toch valt het nog op dat Meulenhoff │Manteau-auteurs als Paul Verhaeghen (Omega minor, 2004) of Jeroen Olyslaeghers (Wij, 2009) minder weerklank krijgen in Nederland dan in Vlaanderen vergeleken met de Vlamingen wier werk in Nederland wordt uitgegeven.

Wishful thinking

Hoe anders functioneert intussen de markt van non-fictie! Grofweg (en het W-boek buiten beschouwing gelaten) speelt het Vlaamse circuit zich helemaal parallel af aan het Nederlandse. Het legioen van Bekende Vlamingen geeft zijn boeken vanzelfsprekend uit in Vlaanderen, net als Vlaamse journalisten, geschiedschrijvers, opiniemakers, chef-koks en fotografen. Alleen non-fictie die een stilistische meerwaarde wordt toegeschreven (David Van Reybrouck, Geert van Istendael), verschijnt — en dat tekent de situatie wederom — nog wel vaak bij Nederlandse uitgevers. BN'ers, Nederlandse geschiedschrijvers, chef-koks enzovoort, brengen hun werk even vanzelfsprekend onder bij Nederlandse uitgeverijen. Slechts bij hoge uitzondering (Geert Mak, Paul Scheffer) worden hun boeken nog opgemerkt in Vlaanderen. In dat opzicht stemt de Vlaamse markt van non-fictie min of meer overeen met sectoren als mode, kunst, muziek, film, televisie en de dag- en weekbladpers. Wie in die domeinen in Vlaanderen de toon aangeeft, kijkt ook nog slechts sporadisch in de richting van Amsterdam.

Van de zakelijke kant bekeken is de recente herverdeling van de Nederlandstalige boekenmarkt zonder meer ingrijpend. Maar zal ze ook een culturele impact hebben? Dorian Van der Brempts opmerking in Knack dat Kortrijk en Amsterdam na 22 januari 2010 "weer iets dichter bij elkaar liggen" is tot nader order een door oude idealen aangejaagde vorm van wishful thinking — en zijn droom van een Vlaams-Nederlands dagblad zal de eerste tijd zeker precies dit blijven: een droom. De productie en consumptie van non-fictie in Vlaanderen en Nederland lijkt niet van karakter te zullen veranderen, ook al krijgen enkele voorname fondsen een nieuwe eigenaar en heeft Lannoo zich in deze sector ontwikkeld tot de grootste speler in de Benelux.

Sappig exotisme

Een interessante vraag is of Lannoo er via Meulenhoff Boekerij in zal slagen om iets succesvols 'met fiction te doen'. Met de bestsellerfondsen Arena en De Boekerij lijkt op dit ogenblik weinig mis te kunnen gaan. Maar wat met J.M. Meulenhoff? Reanimatie van dat literaire fonds belooft zo al een bijzondere opgave te worden omdat het ooit zo befaamde uitgevershuis aan de Herengracht zoals bekend meermaals ten dode werd opgeschreven en na vele jaren van mismanagement veel van zijn aanzien heeft verloren. Voor het Vlaamse Lannoo is die uitdaging zo mogelijk nog groter. In het licht van de hier slechts rudimentair geschetste mentaliteitsgeschiedenis is het immers lang niet zeker of Vlamingen de culturele glans van een Nederlandse uitgeverij wel zullen kunnen herstellen. Intussen moet het Vlaamse Meulenhoff │Manteau, nu de wegen van Meulenhoff en Standaard Uitgeverij zijn gescheiden, op zoek naar een nieuwe naam en misschien wel een nieuwe koers.

Niet minder interessant is tot slot de vraag hoe Robbert Ammerlaan op de recente ontwikkelingen zal reageren. De directeur van De Bezige Bij heeft aangekondigd bijzondere plannen te koesteren voor Vlaanderen, waar de boekconsumptie stijgt, maar literaire uitgeefinitiatieven moeilijk van de grond komen. Als hij erin zou slagen om in Antwerpen een min of meer autonoom Bezige Bij-filiaal op te richten, dan zou de euforie in de Vlaamse pers snel kunnen omslaan in het oude gevloek over Vlaanderens geestelijke armoede. Zo bekeken is het vandaag misschien dan ook minder opportuun om achter Hollandse gevels artistiek te proberen te doen. Dringender lijkt het om te investeren in duurzame strategieën die een cultureel stigma ('Vlaams') kunnen veranderen in een kwaliteitslabel dat in Nederland desnoods maar een 'sappig' exotisme moet uitstralen. Of om eens krachtig te vloeken in de kerk: als Vlaanderen af zou willen van charismatische Amsterdammers die komen uitleggen hoe je goede literatuur uitgeeft, dan kan het een artistiek bevlogen evenknie van Christian Van Thillo gebruiken: een vindingrijke ondernemer die lak heeft aan misplaatste nederigheid, het niet meer met de realiteit overeenstemmende idee-fixe van Vlaamse 'buitenmiddelpuntigheid' vrolijk negeert en zo in het eeuwenoude gevecht tegen de bierkaai de rollen eens kan omdraaien.