Vlaamse theatermakers in Nederland: Joachim Robbrecht

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Enkele jaren geleden trokken met Guy Cassiers en Dirk Tanghe twee grote Belgische namen weg uit het Nederlandse theater. Als laatste Vlaamse strohalm bleef Ivo Van Hove over. Nu lijkt dat tij gekeerd. Er is in onze polder een jonge garde Vlaamse theatermakers opgestaan, die links en rechts prijzen winnen en gretig worden opgepikt door de Hollandse productiehuizen. Onder hen verdient zeker Joachim Robbrecht aandacht.

Naast Robbrecht zijn er Sarah Moeremans, Lucas De Man, Leen Braspenning, Jef Van Gestel, Bram De Sutter en Sarah Vanhee. Bijna allen zijn ze afgestudeerd aan Nederlandse toneelopleidingen, en samen staan ze garant voor een erg breed spectrum: van schreeuwerig testosterontheater (De Man) tot subtiele lecture performance (Vanhee) en alles daartussenin. Het enige wat hen eigenlijk bindt, is dat ze als Vlaming in Nederland onherroepelijk tegen cultuurverschillen aanlopen. De kloof tussen Nederlanders en Belgen is misschien smal, maar zeer diep, juist omdat beide culturen ogenschijnlijk zo veel van elkaar weg hebben. We verstaan elkaar, eten beiden patat, maar in duizend dagelijkse dingen openbaart zich een levensgroot verschil in opvattingen, gewoontes en mentaliteit. Als de jonge Vlaamse makers dus al iets delen, is het de schizofrene ervaring van je eigen taal te spreken en toch een vreemde te zijn. Dat levert hen een kritische afstand op tot hun nieuwe thuisland: een relativerende, on-Nederlandse kijk op het wel en wee van de Lage Landen.

GEËNGAGEERDE CYNICUS

In het werk van Joachim Robbrecht is die blik het duidelijkst aanwezig. Robbrecht kwam in 2002 naar Nederland en studeerde vier jaar later af aan de Amsterdamse regieopleiding, vlak voor er in Nederland een hevige discussie losbarstte rond de landelijke identiteit. Politici en opiniemakers beweerden dat we niet meer wisten wie we waren, roepend dat een volk dat zijn geschiedenis niet kent een verloren volk is. Prompt werden er commissies gevormd en stichtingen uit de grond gestampt. We kregen een officiële canon van het vaderlandse verleden, een landelijke archiefdag, een online versie van het Nationaal Historisch Museum en een Week van de Geschiedenis.

De kloof tussen Nederlanders en Belgen is misschien smal, maar zeer diep

ROBBRECHTUnknown-3Gefascineerd door die poging om het Hollandse verleden nieuw leven in te blazen, besloot Robbrecht een theaterserie te maken rond de Nederlandse identiteit. Zijn afstudeervoorstelling Adam in Ballingschap won meteen de Ton Lutzprijs, die jaarlijks wordt uitgereikt aan een veelbelovend theatermaker. Bij het Gasthuis, het platform voor jonge makers dat inmiddels is gefuseerd met Frascati, maakte hij nog drie voorstellingen over die ‘zotte zoektocht naar wortels’ van de Nederlanders. Vooral het tweede deel IJs werd een succes. Het groteske stuk speelt zich af tussen twee winters. Een man en een vrouw, vervreemd van hun geschiedenis, zoeken hun heil in beroemde oud-Hollandse ijslandschappen in het museum. In hun fantasie transformeert de vrouw tot een jong boerenwicht, zwierend met een bos takken over bevroren wateren. De man wordt de fiere boerenknaap die haar vraagt hem te vergezellen naar de zomerspelen. Hun taal is hoogdravend, hun spel lachwekkend groot en de tekst zit vol met romantische clichés over het vroegere Nederland. IJs liet geen twijfel bestaan over Robbrechts positie: hij is een kritisch observerende buitenstaander. Zelf noemt hij zich een ‘geëngageerde cynicus’, die de boel gadeslaat met opgetrokken wenkbrauwen en een glimlachje om de mond.

SATIRE VOOROP

In het theater reageert Robbrecht op het debat in de samenleving. Als premier Balkenende een nogal onhandige oproep doet om de ‘VOC-mentaliteit’ te hervinden, maakt Robbrecht met collectief De Warme Winkel !VOC!: een satire rond het rijke Hollandse handelsverleden, met acteurs in pofbroek en regentenkraag. De personages hebben overdreven Hollandse namen als Anna Hanna Johanna en Jan Piet Joris en strooien met maritieme termen alsof ze al een leven lang de zeeën bevaren. Het zijn, kortom, wandelende clichés. Ze moeten geen empathie oproepen, maar vragen. Die karikatuur is inmiddels Robbrechts handelsmerk geworden. Hij toont hoe het zich vastklampen aan een illusie van volk en vaderland en nationale identiteit behalve verwerpelijk ook gewoon hilarisch is. Zijn vaak zelfgeschreven teksten geven met oppervlakkigheid commentaar op oppervlakkigheid. Niet verwonderlijk dat hij zowel René Pollesch als Elfriede Jelinek rekent tot zijn inspiratiebronnen: twee beruchte nestbevuilers, die liever pleisters van de wonden trekken dan valse troost te bieden.

En wat vindt een Nederlandse kijker als ik van al die parodieën? Na IJs vond ik dat Nederland wel erg simplistisch was weggezet en had ik de neiging iets te doen of zeggen om mijn land te verdedigen. Tijdens !VOC! betrapte ik mezelf erop vaak te denken dat dit uiteindelijk niet over mij ging. En weer was er dat wrevelige gevoel dat het land waar ik ondanks alles toch van hou een beetje onrecht was aangedaan. Ben ik dan toch een patriot? Kan ik geen kritiek verdragen? Vereenzelvig ik me zo met de cultuur waar ik uit voortkom? Ondanks illusies over wereldburgerschap blijft nationale identiteit ook voor mij een gevoelige snaar, en Robbrecht raakt hem. Voer voor nagesprekken in het café.

LOST IN HOLLAND

In zijn nieuwe voorstelling Rosto in Turansureishon lijkt Robbrecht echter uitgekeken op de dwepende, zoekende Hollanders. Op het toneel geen Anna en Pieter, maar twee Japanse acteurs die, in het Japans, de film Lost in Translation van Sofia Coppola naspelen_._ Daarin dwalen een Amerikaanse man en vrouw door het exotische Tokio. In Robbrechts theaterversie is het een Japans stel dat in een hotel ergens in de Randstad zit, vol verlangen zich te verliezen in de vreemdheid van Nederland. De twee, uitgedost als buitengewoon hippe Japanners, hebben zich uit pure verveling teruggetrokken in de karaokebar van het hotel. Het decor is simpel: een groot projectiescherm, een microfoon en drie grote, witte (wereld?)bollen waarop zo nu en dan licht of beeld geprojecteerd wordt. Rechts zit de muzikant achter zijn keyboard en laptop. Het is een onbepaalde plek.

Ondanks illusies over wereldburgerschap blijft nationale identiteit een gevoelige snaar

Weer zijn er de typische Robbrecht-ingrediënten: wollig taalgebruik, hysterische personages, fysiek spel en veel citaten in tekst én beeld. In een collage van klefferige karaokeliedjes, wilde dansen en mierzoete videoprojecties van galopperende paarden en tropische stranden, is de hoofdrol wederom weggelegd voor het cliché: de Japanner, de westerling, Nederland met zijn tulpen en molens. Alleen worden ze deze keer niet benaderd vanuit Robbrechts eigen vreemde blik, maar vanuit de blik van andere vreemden. Robbrecht plaatst de Japanners tussen zichzelf en zijn onderwerp. De afstand verdubbeld.

LEVENSVERVREEMDING

Een Japans gesproken stuk van een Vlaamse maker over de Randstad: het voelt als kijken naar iets wat volkomen vreemd én volkomen normaal is. De (Nederlands ondertitelde) Japanse teksten gaan over dingen die ons bekend zijn, maar het vervreemdende spel blijft ongrijpbaar. De personages zelf zeggen dan weer niets van Nederland te begrijpen. Verwarring alom, maar een verwarring die fris, grappig en schurend is. Ditmaal geen aandrang om mijn land te verdedigen. Robbrecht heeft zijn favoriete thema uitgediept, wat zijn werk universeler maakt. Dat absurde universum is meer een parodie op de vervreemding van de moderne mens zelf. Je zag het ook al in zijn vorige voorstelling, Rashomon effect: een satire over de Hollandse hype rond Joran van der Sloot, waarin een politieagent tevergeefs het ware verhaal zoekt achter een onopgeloste moord. Net als in Rosto in turansureishon was er geen plot, geen verhaal om je aan vast te klampen, en al helemaal geen finaal antwoord. Bij Robbrecht is de queeste naar de waarheid, net als die naar de essentie van een land of een cultuur, bij voorbaat verloren.

Ook in Rosto in Turansureishon is niets wat het lijkt. Met een simpele blonde pruik wordt een Japanner even westerling, een oppervlakkige karaoketekst blijkt een sonnet van Shakespeare, een vreemde pantomime verwijst naar het eeuwenoude, Japanse Noh-theater. Betekenis ontstaat hier uit de optelsom van de beelden, liedjes en associaties. Zo vallen vorm en inhoud slim samen, cirkelend rond grote vragen over wat onze identiteit bepaalt en in hoeverre we ons laten vangen in door onszelf (of door anderen) bedachte vormen.

De Vlaming is misschien wel onze meest confronterende vreemdeling

Is het toeval dat net een Vlaming zulke voorstellingen maakt in Nederland? Als Robbrecht in België was gebleven, had hij die thematiek naar eigen zeggen nooit opgepikt. Nederland maakte hem dus gevoeliger voor het concept vreemdeling, terwijl net de gemeenschappelijke taal hem in staat stelde de Nederlandse cultuur met een scherpere blik te bezien dan Duitsers of Britten. De Vlaming is misschien wel onze meest confronterende vreemdeling. En ‘vreemde ogen dwingen’, luidt een Nederlands spreekwoord. Ze dwingen tot anders kijken, tot kritische afstand nemen van het bekende. In een land waar Geert Wilders vierentwintig zetels wint, er een partij bestaat die Trots op Nederland heet en Urbanus nog altijd de bekendste Vlaming is, zijn die vreemde Vlaamse ogen geen overbodige luxe.