United we stand! Nood aan een collectief cultuurplatform
Door Robrecht Vanderbeeken, Bart Caron, Thomas Decreus, op Tue Nov 12 2013 08:29:30 GMT+0000De cultuursector mag zwaar weer verwachten. Daarom deze oproep aan alle cultuurliefhebbers: tijd om samen een tegenkracht te vormen. Hoe pakken we het aan?
Face it, het loopt fout. De cultuursector zit in het defensief. Erger nog: de overgave lijkt de strijd al vooraf te gaan. Die strijd woedt dan ook op veel fronten. De vermarkting rukt genadeloos op: cultuurorganisaties moeten veel volk trekken, in eigen middelen voorzien en ook nog eens samenwerken met private partners. Overheden verminderen subsidies, terwijl artiesten en hun organisaties door figuren van allerlei slag gestigmatiseerd worden omdat ze een 'linkse hobby' zouden beoefenen. Met vage beschuldigingen worden cultuurdragers in een slecht daglicht geplaatst, paradoxaal genoeg door politici die naar eigen zeggen de nationale trots van onze cultuur willen promoten. Kunstenaars moeten vooral niet denken dat ze speciaal zijn. Doe maar ‘neutraal’ en leer wat meer ‘sorry’ en ‘dank u’ zeggen.
In het debat van rekto:verso op 13 oktober in Vooruit deed Tom Naegels, ombudsman van De Standaard, daar een paar sensationele statements over. Impliciet schaarde Naegels zich aan de zijde van filmmaker Jan Verheyen, die publiek verkondigde dat kunstenaars gepamperde conformisten zijn die alleen maar wat tegen het regime aanschurken in ruil voor centen. Tegelijk gaf de ombudsman een sneer naar de mensen van ‘Niet in onze naam’: ze lijden aan de illusie dat ze tot de avant-garde behoren. Nee, kunstenaars zouden zoals journalisten gewoon de werkelijkheid moeten beschrijven, zoals ze dat bij De Standaard doen.
Intussen worden anderstalige boeken uit bibliotheken gebannen. De subsidies van culturele centra en bibliotheken worden afhankelijk gemaakt van marktgerichte beleidsprioriteiten. Creative Europe, het nieuwe EU-cultuurprogramma vanaf 2014, spoort de natiestaten aan gesubsidieerde cultuur in de vitrine te zetten voor een uitverkoop aan de creatieve economie binnen een eengemaakte markt. Besparingen en privatiseringen genereren een dynamiek van communicerende vaten, terwijl de verbeelding intussen steeds meer drooggelegd wordt.
Allemaal de markt op
Overdrijven we? Al lijkt Vlaanderen in vergelijking met de buurlanden nog relatief gespaard, de ommekeer is duidelijk onderweg, als een aanrollende neoliberale golf. Traditionele partijen in Nederland en Vlaanderen schuiven de vermarkting van cultuur graag in de schoenen van nieuwrechtse partijen als de PVV en de N-VA, die inzake cultuurbeleid happig opteren voor de strategie van destructieve provocatie, om zo zichzelf in de media te werken. Nochtans voeren onze traditionele partijen de vermarkting even vlot door.
Kijk naar hoe de Vlaamse regering recent de landelijke musea behandelde, toch de trots van Vlaanderen en de wonderkamers van onze identiteit? Tegen alle beloftes in kwam de noodzakelijke budgetverhoging van 2,9 miljoen euro er na acht jaar status-quo niet, terwijl er intussen met MAS, STAM en Museum M wel drie nieuwe grote instituten bijkwamen. Zo moesten sommige musea flink inleveren. Het gebeurde gewoon, zonder veel discussie. ‘De kunstenaar moet ook niet aan politiek doen’, hoor je dan vaak. Wij stellen het omgekeerde voor: laten we een cultuurpolitieke beweging in stelling brengen.
Gezocht: golfbrekers en dijken
Onder al die zichtbare kwesties ligt immers een dieper probleem: er mist een tegenmacht. De cultuurpolitiek speelt de sector uiteen in subsectoren die tegen elkaar worden opgezet – zoals beeldende kunst versus theater, of de steden onderling. Zelfs binnen die subsectoren gaan cultuurhuizen en andere ‘stakeholders’ – zoals het managersjargon dat zo sympathiek noemt – met elkaar in de clinch door schaarste en lobbyisme. Solidariteit wordt in de kiem gesmoord.
De cultuurpolitiek speelt de sector uiteen in subsectoren die tegen elkaar worden opgezet
Dat gebrek aan samenwerking is ook in de politiek een ernstig probleem. Cultuurministers die haast per toeval op die post terechtkomen, proberen naar best vermogen wat op de winkel te letten tot hun carrière weer een stap vooruit zet. De paar verbeteringen die zij trachten door te voeren, worden dikwijls tegengewerkt door de zogenaamd progressieve collega's van andere partijen. Het politieke spel, weet je wel... Wie springt er dan in de bres als de noden van het erfgoed, de kunsten of het sociaal-cultureel werk op de agenda staan? De cultuurminister stond er helaas alleen voor. Ressentiment en electoraal opportunisme krijgen de bovenband op de belangen van onze cultuur. In zo’n kader worden cultuurmakers meteen plat geknepen door het meedogenloze spel van de achterkamerpolitiek en de compromiscultuur.
Tegelijk is de slagkracht van de belangenbehartigers uit de sector vrijwel verwaarloosbaar. Ze zijn versnipperd en dus amechtig onmachtig. Ze mogen al blij zijn als er voor hen een komma gewijzigd wordt in een ontwerpdecreet. Charters en andere overeenkomsten afsluiten met de overheid is overigens niet zonder risico. Voor je het weet, speel je de rol van medeplichtige van het beleid. Voor de steunpunten in de diverse sectoren is er nog minder hoop. Recente decreten, zoals het Erfgoeddecreet en het nieuwe Kunstendecreet, leggen de autonomie van steunpunten verder aan banden. Zo worden niet alleen de financiële vleugels afgeknipt. De beheersovereenkomst degradeert hen de facto tot woordvoerder van de cultuuradministratie.
Om al deze redenen is het hoogtijd dat de brede cultuursector de krachten verzamelt en zoiets als een cultuurplatform in stelling brengt. In Nederland probeert men dat al voorzichtig. Zo ontstond het Platform Beeldende Kunst, een nieuw samenwerkingsverband naast de al eerder opgerichte vereniging voor kunst, cultuur en erfgoed Kunsten ‘92. Het platform kwam er pas na de dijkbreuk in Nederland, met name na de hakbijl van 26 % en de voortschrijdende uitverkoop. In Vlaanderen kan men daar beter in tijden van hoog water al aan beginnen. Wij moeten dringend de vraag stellen hoe we dit het beste samen kunnen doen. Laten we hierbij alvast beginnen met enkele misleidingen aan te kaarten. Iedereen die zich aangesproken voelt, is overigens van harte uitgenodigd voor input.
Allemaal samen!?
‘Alweer een nieuw platform?’ Eerst en vooral is het van belang erop te wijzen dat de huidige overlegmodellen niet noodzakelijk betekenen dat de democratie echt haar werk kan doen. Cultuurminister Joke Schauvliege (CD&V) maakte er een handelsmerk van vele actoren, (zelf gekozen) experten en cultuurambtenaren mee aan de tekentafel uit te nodigen. Op zich steekt achter die ‘allemaal samen’-strategie een goede intentie, maar ze heeft het grote nadeel dat het hoogste ambt, wegens te weinig tegengewicht, het overleg domineert en de eindbeslissing naar haar hand kan zetten. Zo waren bij de voorbereiding van het nieuwe Kunstendecreet al wat krachttoeren nodig om alleen al de scherpe kantjes van haar conceptnota wat bij te vijlen.
De huidige overlegmodellen betekenen niet noodzakelijk dat de democratie echt haar werk kan doen
En het klopt simpelweg niet dat de hele sector mee aan tafel zit. Want ‘de sector’, dat zijn niet alleen de steunpunten, de belangenbehartigers en die paar experts die de minister uitnodigde. Dat zijn niet alleen onze prominente cultuurmanagers. Een participatieve democratie, die naam waardig, vertrekt van onderuit: bij de muzikanten, de beeldend kunstenaars, de vormgevers, de kunstcritici, de theatermakers, de curatoren, de schrijvers, de sociaal-artistieke en de sociaal-culturele medewerkers, de dansers, de kunstdocenten, en – waarom niet? – de kunst- en agogiekstudenten. Bij de mensen die actief zijn in het erfgoed, de bibliotheken, de musea, de cultuurcentra, de monumentenzorg, de kunsteducatie, de architectuur, … Kortom, alle cultuurliefhebbers van goede wil. Dàt zijn de echte belanghebbenden. En dus niet de toevallige klanten die mogelijks een ticketje willen kopen, de consumenten die waar willen voor hun geld. De markt is geen democratiseringsproces, maar werkt dat juist tegen.
Schaduwregering!?
Een legitiem overlegplatform, die een doortastende tegenkracht wil zijn, moet in de eerste plaats die vele stemmen uit het veld aan bod laten komen en versterken. Het zal ook alleen gezag hebben als het collectief gedragen wordt door een ruim middenveld, onze vakbonden, beroepsverenigingen en een concreet bondgenootschap van progressieve politici die (partijgebonden) kortetermijnbelangen weten te overstijgen. Samen moeten zij van dit platform een actiecomité maken dat via strategisch overleg achter zijn doelen aangaat. Die doelen zijn evident: (1) geen besparingen, (2) geen misleidend ‘investeringsbeleid’ dat neerkomt op een uitverkoop aan de creatieve economie, (3) geen vermarkting die de grootste gemene deler van de consumptie-industrie tot norm verheft, (4) geen verkapte privatisering via allerhande opgelegde formules rond ‘alternatieve financiering’, en (5) samen nadenken over wat vandaag de rol van kunst en cultuur in onze maatschappij zou moeten zijn.
Hoe bouwen we dat platform op? Wie neemt mee het initiatief? Als antidotum tegen het schaduwspel van de neoliberale cultuurpolitiek heeft de cultuursector dringend een eigen schaduwregering nodig. Nee, sterker nog, laten we ambitieus zijn: het veld heeft recht op een regering die het voluit representeert. En daar moeten wij samen actief op aansturen, door georganiseerd onze democratische rol op te nemen. Ook al is men begrijpelijkerwijs liever met kunst, erfgoed of vormingswerk bezig, het is vandaag een noodzaak om samen een politieke strijd te voeren. Wij moeten onze toegang tot een breed publiek als een hefboom durven inzetten, om zo rekenschap te kunnen afdwingen voor wat wij zelf als de agenda van de toekomst voorop stellen. Welke vorm zorgt ervoor dat een collectieve tegenkracht meer is dan allemaal kleine, uiteenlopende strovuurtjes van vluchtige verontwaardiging?
Zelforganisatie!?
We leven in een tijd leven waarin het idee van de ‘multitude’ stevig heeft postgevat. Allemaal kleine spontane initiatieven zouden een horizontalisme creëren, die niet alleen heel wat andere mogelijke werelden schept, maar ook verzet zou mobiliseren. Hoe efficiënt en belangrijk deze sociale ‘ecologie’ ook mag zijn, ze werkt ook snel de misvatting in de hand dat we eigenlijk niets zouden moeten doen, omdat er ‘spontaan wel van alles zal ontstaan’. Versnippering van krachten en verdeel-en-heers-politiek zijn dan de logische uitkomst. In het beste geval blijft de status quo behouden. In de reader Institutional Attitudes (2013), samengesteld door Pascal Gielen, staat daarover een cruciale tekst, ‘Indirect Action – Some Misgivings About Horizontalism’ van Mark Fisher, ook de auteur van de bestseller _Capitalist Realism _(2009). Fisher wijst erop dat links al te dikwijls ‘autoriteit’ verwart met ‘autoritair’. Vijandigheid tegen ‘de staat’ slaat dan soms helaas door naar vijandigheid tegen ‘politiek’ in het algemeen.
Wij moeten onze toegang tot een breed publiek als een hefboom durven inzetten, de agenda van de toekomst voorop stellen
Het mooiste geschenk voor een rechts beleid is dat wij ons niet gezamenlijk en structureel organiseren. In Nederland zagen we hoe alle sectoren op andere dagen in Amsterdam of Den Haag kwamen betogen tegen de bezuinigingen, als waren het allemaal aparte klasjes op schooluitstap. En wat heeft het opgeleverd? De cultuurpolitiek van de nieuwe sociaal-liberale regering hanteert nu de misleidende ‘het ergste is voorbij’-strategie. De goed-nieuws-show kan weer beginnen, zo leerde onder meer het interview met Jet Bussemaker, de nieuwe minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Boekman 95. Er is echter helemaal niets veranderd. Terwijl men doet uitschijnen dat er op de zelfgecreëerde puinhopen weer een beleid gevoerd wordt dat de emancipatie-idealen van de Verlichting uitdraagt – als afleidingsmanoeuvre heeft de minister nu de mond vol over cultuureductie – wordt de cultuuraanval van het Kabinet-Rutte I nu door het Kabinet-Rutte II geconsolideerd als een historisch noodzakelijke correctie. ‘Want ja, er zat te veel vet op de soep.’ Intussen is iedereen slachtoffer.
Samen zelfstandig
Wat ook in Vlaanderen op het spel staat, is een sterke publieke sector waarvan de autonomie gevrijwaard wordt met voldoende publieke middelen. Het is essentieel dat de cultuursectoren hun eigenheid en zelfstandigheid kunnen bewaren. En dan hebben we het niet alleen over de vrije kunsten. Ook het sociaal-cultureel werk heeft de overheidssteun nodig om in de rol van vragensteller, ontwikkelaar en raadgever anderen zelfstandig te kunnen maken. Enkel doordat dat de gemeenschap in een vrije denk- en handelsruimte voorziet, kunnen sociaal-culturele werkers hun taak als mentor kwaliteitsvol ter harte nemen. Ook hier is autonomie dus zowel voorwaarde als doel. Hetzelfde geldt trouwens voor erfgoed: dat is zoveel meer dan het beschermen van de culturele traditie. Een museum is immers ook het huis van de muze, het is hier dat de vraag kan gesteld worden naar wie en wat we zijn, over de samenleving en de maatschappelijke orde die we hebben opgebouwd en willen opbouwen. Een overheid die dat een bijkomstigheid vindt, vormt overduidelijk een gevaar voor haar eigen gemeenschap.
Inconsistentie troef: de sector zou financieel onafhankelijker moeten worden van de overheid, aldus de overheid, maar wordt tegelijk inhoudelijk aan handen en voeten gebonden
Gedeelde besognes vinden kan dus niet zo moeilijk zijn. Ook in het sociaal-cultureel werk voltrekt zich een onrustbarende tendens: verenigingen en vormingsorganisaties worden steeds meer ingeschakeld in het marktgerichte overheidsbeleid zelf. Dalende subsidies voor meer verplichtingen, en dus meer sturing. De subsidiëring wordt immers gekoppeld aan convenants, samenwerkings- of beheersovereenkomsten die de overheid meestal eenzijdig vastlegt. Het dreigt sociaal-culturele werkers nu te reduceren tot colporteurs van een (rechts) beleid. Inconsistentie troef: de sector zou financieel onafhankelijker moeten worden van de overheid, aldus de overheid, maar wordt tegelijk inhoudelijk aan handen en voeten gebonden. Deze onhoudbare situatie moet omgekeerd worden. We hebben een sterke, democratische overheid nodig die culturele initiatieven niet alleen subsidieert omdat ze intrinsiek waardevol zijn en zonder deze steun verloren dreigen te gaan. Deze initiatieven moeten zich ook vrij en kritisch kunnen uitlaten over de overheid en haar verkozen volksvertegenwoordigers. Een echte democratie moet, om zichzelf te kunnen legitimeren, net haar eigen waakhonden financieren.
En actie!
Zoals de cultuursector voor de bescherming, vernieuwing, verbreding en verdieping van kunst en cultuur opkomt, zo moeten wij samen, vanuit een brede linkse oppositie, voor de publieke sector zelf opkomen en de roofovervallen weerstaan. ‘Daar heb je ze weer’, die ‘linkse’ kunstenaars met hun ‘oubollige’ links-rechts tegenstellingen – dat zal bij sommigen wellicht de reactie zijn. Maar met een neoliberale storm in aantocht is het toch niet meer dan logisch dat de beschermingslinie daartegen ‘links’ is? In het belang van de gemeenschap, van onze publieke ruimte, van de collectieve beleving die kunst en cultuur moeten kunnen zijn?
Het is onze gedeelde verantwoordelijkheid dat mogelijk te maken. Want politiek is zoveel meer dan een parlementaire cultuurcommissie. Politiek is samen vormgeven aan de samenleving. Er circuleren binnen de cultuursectoren zoveel mooie, ambitieuze plannen die even belangrijk zijn als brood, onderwijs en gezondheidszorg, en die alleen maar een kans maken als wij er samen voor zorgen dat de overheid er wel rekening mee moet houden. Laten we beginnen bij het overwegen van de opstart van één grote belangenbehartiger over de verschillende sectoren heen, heel graag samen met de vakbonden, en ondersteund door de brede waaier aan organisaties die de verschillende culturele sectoren rijk zijn, alsmede de vele sympathisanten en de eerder vermelde echte belanghebbenden.
De eerste aanzetten zijn er al. Het Antwerps Kunsten Overleg (AKO) beraadt zich over een nieuw discours rond het belang van kunst, wars van economische argumenten. Vorige week organiseerde een groep artiesten (op initiatief van Einat Tuchman en Gosie Vervloessem) in de Beurschouwburg ‘State of the arts – solidarity and action’. Ook de mensen van ‘Niet in onze naam’ bereiden acties voor: deze keer niet tegen het verlammende nationalisme, maar tegen het neoliberale cultuurbeleid dat Europa in een wurggreep neemt. En in het voorjaar organiseren Campo en rekto:verso een debatreeks in Gent, ‘4x4 Kiezen is een kunst’, die ruimte vrijmaakt om samen na te denken over welke thema’s inzake kunst en cultuur aandacht moeten krijgen bij de verkiezingen. Laten we het voorspelbare spektakel van de verkiezingsstrijd deze keer een stap voor zijn en een cultuurplatform in stelling brengen dat al die mooie beloftes te snel af is?
Het platform-in-opbouw kan groeien vanuit deze bestaande initiatieven, samen met al wie er mee de schouders onder zet. Wie deze oproep graag onderschrijft, suggesties of bedenkingen heeft, post graag een reactie onder deze tekst, of stuur een mail naar: info@stateofthearts.be. Dat initiatief is in handen van onze kunstenaars, wat alvast garandeert dat dit nieuw forum wel representatief is.
Bart Caron is Vlaams volksvertegenwoordiger voor Groen. Thomas Decreus is filosoof, auteur van het boek ‘Een paradijs waait uit de storm. Over markt, democratie en verzet’ (EPO) en was mede-organisator van de SHAME-betoging in 2011. Robrecht Vanderbeeken is filosoof en lid van de studiedienst cel cultuur van de PVDA.