Uit de put

Door Redactie rekto:verso, op Fri Dec 02 2016 10:48:06 GMT+0000

Underground is een paradox: zodra wij het kennen, is het geen underground meer. Echte underground laat zich niet opspitten. Het is een beetje zoals bij mollen: je ziet er wel levende sporen van, maar de mollen zelf laten zich pas aanschouwen als ze dood zijn – in retrospectief.

Ze zijn al niet makkelijk te vinden, en als je dat toch lukt, geraak je er vaak alleen binnen met een reservatie per e-mail of sms, al dan niet met een wachtwoord. Een wachtwoord! Waar is de tijd? Speakeasy bars (‘fluisterbars’) zijn een nostalgisch spoor van de jaren 1920, de tijd van de grote drooglegging. Toen moest je voor je vaste sloot alcohol in geheime bars achter gesloten deuren zijn, voor gesmokkelde drank waarvan de smaak blijkbaar een flinke scheut limonade of wat extra vruchten kon gebruiken. In deze duistere bars werd de cocktail geboren. Hun naam ontleenden ze aan een historische uitroep: ‘Speak easy, boys, speak easy!’, zo zou Kate Hester haar klanten in haar bar in Pittsburg toegeroepen hebben. Op fluistertoon zijn speakeasy bars nu verworden tot salons voor hipsters en toeristen. Toen illegaal, vandaag trending: het lot van elke underground?

74_redactioneel_speakeasy.jpgVeel hangt af van hoe je underground – thema van dit nummer – definieert. Er moet in elk geval een soort community rond hangen. Op je eentje ben je geen underground, wel een pionier of een outsider of gewoon een loner of loser. ‘Underground’ veronderstelt een subcultuur: een culturele activiteit met een minimum (én een maximum) van aanhangers die met elkaar verborgen plekken en min of meer besloten omgangsvormen delen. In zijn puurste vorm is underground ook een consequente keuze: om niet mee te stromen met de stroom, om bewust uit de spotlights te blijven, om select je zuivere principes te vieren. Het is die vrijheid, dat oprechte verzet, dat underground zijn aantrekkingskracht geeft.

Bestaat het nog? Ongetwijfeld zijn er nog altijd scenes die een zakdoek groot zijn, in rokerige cafés of achterafzaaltjes waar lustig wordt geprutst, gesteggeld, gezopen, aan grenzen gemorreld en op schouders geklopt. Alleen zijn de randvoorwaarden sterk veranderd. Waar is die fameuze radar waar je onder moet zitten om underground te heten? Van een statige paal boven de officiële staatstelevisie is hij versplinterd in een ontelbaar aantal antennes in egelstelling, allemaal zoemend naar the next big thing. Zelfs de aloude verticale maatschappij-inrichting die ‘onder’ loskoppelt van ‘boven’, is kopje-onder gegaan in de oneindig uitdijende vlakke poel van het wereldwijde web. Vandaag is iedereen zichtbaar, maar dan elk in zijn eigen hokje of hoekje. De underground lijkt uitgeveegd tot één grijs oppervlak.

Of is dat een al te westers perspectief? Misschien krijgt de ware underground nu veeleer (artistiek) gestalte in de slums van La Paz en Mexico-City, waar inventieve tieners hun eigen straatcultuur in elkaar timmeren met wat de mainstream daar in de greppel heeft gedumpt.

Under is voorbij

En toch bleven we bij rekto:verso onze fantasie koesteren: dat er naast de officiële media- en subsidiecultuur toch nóg broeierige bronnen moeten zijn, waar frisse ongedwongenheid of weirde margekunst ontsnapt aan de dictatuur van clicks en likes en duimpjes van commissies. Dat er ook in onze eigen steden onbekende oases moeten resten van oorspronkelijke creativiteit, klein maar fijn, bevrijd van de overtuiging dat je maar bestaat als je wordt gezien. Alleen blijkt het niet eenvoudig – en soms ook niet wenselijk – om de plotse lichtkegel van rekto:verso op deze praktijken te richten. Underground is een paradox: zodra wij het kennen, is het geen underground meer. Echte underground laat zich niet opspitten. Het is een beetje zoals bij mollen: je ziet er wel levende sporen van, maar de mollen zelf laten zich pas aanschouwen als ze dood zijn – in retrospectief.

74_redactioneel_mol.jpgMisschien is dat wel het voornaamste inzicht van dit nummer: de underground is geen plek, maar een tijdperk. En dat tijdperk ligt volgens velen onherroepelijk achter ons. Rudi Laermans verwijst in zijn muzikale column naar de tegencultuur van de jaren 1970, lang voor Spotify. Schrijver Luc Sante herinnert aan het New York van de jaren 1970, Vincent Rietveld aan de Russische achterkeukentjes onder Brezjnev in de jaren 1960. ‘Underground als term is onlosmakelijk verbonden met naoorlogse cultuur’, besluit Wilco Versteeg in zijn artikel over de Japanse provocatieve fotografie van de jaren 1960 en 1970. ‘Zoals het eerder de avant-gardes verging, vergaat het vandaag ook de underground. Zij is museaal geworden.’ Of ze is ingewisseld voor goedverdienende exclusiviteit, zoals in al die selecte speakeasy bars.

Toch blijft het idee van de underground fascineren. Haar bestaansvoorwaarden mogen dan wel begraven zijn, haar basisprincipes kunnen nog altijd inspireren – nu misschien zelfs meer dan ooit. Moeten we in een transparantiecultuur die alles wil onthullen, terug het geheime gaan omarmen, zoals Byung-Chul Han beweert? Kan de tegenstelling tussen marge en mainstream nog dienen om de eigentijdse ontwikkelingen in literatuur of beeldende kunst te beschrijven, zoals Daan Borloo en Eva Decaesstecker proberen? Creëert internet, zo onderzoeken Thomas Goorden en Virginie Platteau, zijn eigen nieuwe underground(kunst)? Voor Nick Srnicek en Alex Williams is het duidelijk, vertellen ze in ons openingsinterview: we moeten over de ondergrond treuren noch romantisch doen. We moeten gewoon uit de put, naar een nieuwe underground binnen onze culturele instellingen. Waar zal anders de toekomst worden uitgevonden?