Twee maanden reizen door een wijd land

Door Moya De Feyter, op Thu Dec 19 2013 12:31:45 GMT+0000

Theater spelen: het is een wereld apart. Een reizend bestaan langs applaus, kritiek en blijven analyseren tot op het bot. Als toeschouwer kom je met één keer Het wijde land toe, maar de spelers van Tg Stan, Oympique Dramatique en Lazarus spelen het stuk tweeëndertig keer. Wat doet die herhaling met een voorstelling? Ik ga tien keer kijken, peil de acteurs naar hun belevingen en sper mijn ogen wijd open.

Voor de opvoering van Das weite Land, een tragikomedie van de Oostenrijkse toneelschrijver Arthur Schnitzler uit 1911, sloegen zeven spelers van drie collectieven de handen in elkaar: Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo en Damiaan De Schrijver van Tg Stan, Stijn Van Opstal en Geert Van Rampelberg van Olympique Dramatique en Koen De Graeve en Charlotte Vandermeersch van Lazarus. Maandenlang hebben zij rond de tafel gewroet in de tekst en elk woord tot vervelens toe gewikt en gewogen, om tot een verhaal te komen dat, hoewel honderd jaar oud, pijnlijk herkenbaar is.

59_DeFeyter_1_Cast van Het wijde land (c) Lenscollectief.jpgHet wijde land is een stuk over seksuele moraal, over liefde en verveling, over de traagheid van een klasse die vrij is van alle materiële zorgen, over bedrog in alle eerlijkheid en verstrikt raken in je eigen ruimdenkendheid. Gloeilampfabrikant Friedrich Hofreiter is geschokt door de morele bezwaren van zijn vrouw Genia, wier minnaar Korsakow zich uit ongelukkige liefde verhangen heeft. Friedrich zelf rijdt tijdens een tripje in de bergen een scheve schaats met de jonge Erna; Genia heeft op haar beurt een avontuur met Otto, de zoon van mevrouw Meinhold en meneer Von Aigner, nog een ander stel dat zijn relatie niet in stand wist te houden. Geluk in de liefde blijkt een verloren en niet eens nastrevenswaardig ideaal. Verstandige mensen doen trouw af als een belachelijk begrip en gooien alle deuren open. Toch weten zelfs Schnitzlers personages op het einde van het stuk geen blijf meer met hun emoties. Hun zogenaamde openheid moet het met een mensenleven bekopen.

_Het wijde land _ging in première in de Antwerpse Bourlaschouwburg op 24 oktober 2013. Sinds 8 november toert het stuk door Vlaanderen en Nederland. Theater leeft en groeit: anders dan film valt het niet te herhalen. Ook Het wijde land blijkt nooit precies dezelfde voorstelling: logge mannenschoenen worden ingeruild voor elegante hoge hakken, Friedrich wordt een andere Friedrich wanneer hij in de helft van de tournee zijn baard en lange lokken verliest, een collectief dansje ontstaat na een voorstelling of twee als gezamenlijk rustpunt tussen het eerste en het tweede bedrijf, het decor wordt uitgerekt en verkleind naargelang de grootte van de zaal, de muziek is bij de ene voorstelling veel dominanter dan bij de andere, het koppel Natter wordt voorstelling na voorstelling fysieker en met het evenwicht tussen emotie en controle wordt elke keer anders omgesprongen.

RUIMTE VOOR VERANDERING

Dat er zoveel verandert, is bij Tg Stan niet toevallig. Voor Stan is de première steevast de eerste keer dat de voorstelling met een publiek wordt gedeeld: er wordt niet gerepeteerd op de scène en er worden evenmin generale repetities of try-outs gehouden. De spelers van Tg Stan hebben met Het wijde land duidelijk getracht hun werkwijze door te geven aan de twee andere collectieven. Ook de keuze voor Het wijde land past eerder in het raamwerk van Stan dan in dat van Lazarus of Olympique Dramatique. De spelers willen met deze voorstelling in de eerste plaats de drempel tot Schnitzler verlagen, zo stelt Damiaan De Schrijver. ‘We moeten duidelijk maken dat het een gewoon stuk is met gewone mensen, dat het over iets gaat wat ons allemaal aanbelangt. Ik wil theater maken dat niets uitbeeldt, maar een wereld aanreikt die op je afkomt en die je zelf nog kunt invullen. Het mag niet duidelijk zijn wie de goede en wie de slechte is: moraliserend theater is niet interessant.’ Met theater dat eerder aanreikt dan toont en spelers die eerder vertellen dan zijn, bestaat een voorstelling pas echt wanneer er een publiek naar zit te kijken. Dan is de ruimte voor verandering wijder dan het wijdste land_._

Een voorstelling bestaat pas echt wanneer er een publiek naar zit te kijken. Dan is de ruimte voor verandering wijder dan het wijdste land

Zo wordt een eerste opvallende aanpassing het einde: bij de première werd het doek, een palet van stroken die een stuk natuur, een tennisbaan en de zee voorstellen, eerst naar voren getrokken en daar, vooraan op de scène, tot een maanlandschap geplooid, om dan helemaal aan het slot van de voorstelling weer strak getrokken te worden. Vandermeersch vertelt: ‘Oorspronkelijk was het idee: we herstellen het wijde land, we gaan weer naar af. Een aantal mensen vond na de première dat dat polijsten aan het einde te paaiend was. Door de plooien niet glad te strijken, benadrukken we de brokstukken, de anarchie, de ravage. Het is niet nodig om de cirkel weer rond te maken. De cirkel is namelijk helemaal niet rond: iedereen gaat steeds door en door en blijft gaan tot hij dood is.’

Wat in Het wijde land elke keer weer verschilt, is het evenwicht tussen afstand en emotie. Tg Stan staat bekend om zijn beheerst theater, een spel van controle houden en je als acteur nooit onbeteugeld in je personage verliezen. Tijdens de voorstelling wordt er voortdurend gezocht naar een evenwicht tussen op en af zijn, tussen Schnitzlers verhaal vertellen en jezelf als acteur op de scène weten staan. Wanneer Koen De Graeve als gloeilampfabrikant Friedrich Hofreiter het theater betreedt, begroet hij zijn publiek met ‘Goedenavond!’, Mauer (Stijn Van Opstal) zegt ‘Blijven zitten’ als hij de scène verlaat, Natter (Damiaan De Schrijver) schrikt op wanneer het licht plots van kleur verandert... Wanneer na de première blijkt dat het stuk niet voor iedereen verstaanbaar was, komt De Schrijver bij de daaropvolgende voorstellingen steevast het podium op met ‘Zit iedereen goed? En zijn we verstaanbaar?’ En wanneer iemand in het publiek dan fervent zijn hoofd schudt, spelen De Roo en De Graeve hun aansluitende scène met een hoger volume en een onnatuurlijke articulatie. De grens tussen acteurs en personages wordt voortdurend overschreden; spelplezier is net zo belangrijk als het verhaal dat wordt verteld.

De Schrijver haalt zijn mosterd bij Diderot: ‘Dat is wat er in Paradoxe sur le comédien staat: de mensen in de zaal moeten voelen, maar de acteur moet zijn hoofd koel houden. De acteur moet niet lijden, maar geleden hebben. Een acteur die de controle verliest is een beetje akelig. Acteurs beweren soms dat ze hun personage worden; flauwekul is dat.’ Toch is deze coproductie voor Tg Stan anders dan anders: de acteurs van Olympique Dramatique en Lazarus hebben de Stannen uitgedaagd om zo nu en dan buiten hun vertrouwde systeem te treden en ruimte te geven aan energiek spel en ondubbelzinnige emoties. Zo speelt De Roo in Het wijde land met een inleving die ze bij Tg Stan niet gewend is: ‘Charlotte (Vandermeersch) heeft mij erop gewezen dat ik elke emotie afkapte. Dat is nu eenmaal hoe wij bij Stan theater maken: een emotie in een emotie spelen en die halverwege afbreken, nooit vergeten dat het maar theater is, nooit de sentimentele toer op gaan. Die methode leidt tot relativeren en soms kapot relativeren, waardoor mensen niet de kans krijgen om ergens in mee te gaan. Ik ben er nog altijd niet uit wat ik wil, maar met deze voorstelling vind ik het heerlijk om groot te spelen en te huilen op de scène. Ik was eraan toe.’

STEL JEZELF VOOR

Dat evenwicht tussen afstand en emotie evolueert: zo worden bepaalde personages mettertijd steeds vaker geïntroduceerd. In deze bewerking vertolken zeven acteurs elf personages uit Schnitzlers oorspronkelijke stuk: Van Rampelberg, De Keersmaeker en De Schrijver spelen elk meerdere rollen. Na de première krijgen de acteurs te horen dat niet iedereen die rolwissels vlot kon volgen; dus vanaf de tweede voorstelling in de Bourla introduceren de acteurs met dubbelrollen zichzelf als het personage dat ze vertolken: zo zegt De Schrijver bij zijn derde rol: ‘Ik speel nu Von Aigner, dat is mijn laatste rol, geen zorgen’ of over Van Rampelberg: ‘Als hij zijn gips om heeft, speelt hij Stanzides, niet Otto.’ In de loop van de tournee is dat introduceren een thema geworden. Ook De Keersmaeker, die tijdens de eerste voorstellingen niet uit haar rol viel, zegt nu zelf wie ze speelt wanneer ze van Adèle Natter naar mevrouw Meinhold gaat door haar gestreepte broek en wijde blouse in te ruilen voor een luxueuze rok en mantel.

59_DeFeyter_2_Het wijde land, Damiaan De Schrijver ©.jpgMaar al lijkt er veel te veranderen, toch ligt de tekst bij Stan – anders dan vele mensen denken – muurvast. Bepaalde tekstuele grapjes die tijdens de première geïmproviseerd leken, blijken achteraf letterlijk in de speeltekst te staan. Vandermeersch noemt de tekst een heilig ding: ‘We hebben er zo op gezwoegd om hem te begrijpen, te vertalen en te herschrijven; tijdens die gesprekken werd er gemierenneukt op elk woord, tot op de ja’s en euh’s voor bepaalde replieken. Nu kan hij wel eens een tikkeltje variëren doordat iemand zich verspreekt of er iets gebeurt in het publiek, maar eigenlijk keren we elke keer terug naar dezelfde basis.’ Renild Van Bavel, zakelijk leider van Tg Stan, noemt het een misverstand dat de spelers zich niet strikt aan de tekst zouden houden: ‘Als er losjes wordt omgesprongen met de tekst, wordt dat vrijwel meteen afgestraft. Stan houdt vaak tekstrepetities tot aan de voorlaatste voorstelling. Alleen wanneer de acteurs het stuk al lange tijd spelen, bijvoorbeeld bij hernemingen, wordt er iets aangepast.’ En inderdaad, Sara De Roo vertrekt nooit zonder tekst op zak en leest het hele stuk meestal nog eens integraal door vlak voor de voorstelling begint.

De Schrijver: ‘Mensen denken altijd van ons dat wij veel improviseren, maar dat is niet zo. We hebben zo lang aan een tekst gewerkt en dan ligt die vast. Voor ons is het natuurlijk het grootste compliment dat het lijkt alsof we het ter plaatse verzinnen. Toen we met Diner met André in Frankrijk speelden, hebben we zelfs onze improvisatiestukjes laten vertalen.’

GEEN THEATER ZONDER PUBLIEK

Het publiek stuurt het theater. De mensen in de zaal bepalen het contact met de acteurs, zij beïnvloeden de nuanceverschillen, de veranderende verhoudingen tussen de personages en het spelplezier van de acteurs. Op 18 november ga ik in Bronks in Brussel naar een schoolvoorstelling kijken. In de zaal ritselen zakjes chips en snoep, en wordt Erna (Charlotte Vandermeersch) een slet genoemd omdat ze in de bergen vogelt met Friedrich. Eén leerling die gebeld wordt, neemt prompt de telefoon op met een ongegeneerde ‘Hallo?’. De ontblote buik van Damiaan De Schrijver hadden deze leerlingen niet willen zien, de roos die Koen De Graeve aan een leerling geeft, vinden ze prachtig. En als ik achteraf aan enkelen vraag wat de titel van het stuk was, moeten ze me het antwoord schuldig blijven. De schoolvoorstelling duurt overigens net als Lange dagreis naar de nacht van Theater Antigone een kwartier minder lang dan de première en is zeker niet de beste vertolking van dit stuk.

De acteurs spelen zelf ook anders voor een bende jongeren dan voor een publiek dat het theater op regelmatige basis frequenteert. Zo brengt De Schrijver een meer gematigde versie van zijn drie rollen en beperkt hij zijn anders zo overdadige contact met het publiek tot een minimum. Aan Friedrichs ‘Op uw veertigste zoudt ge jong moeten zijn, dan pas zoudt ge er iets aan hebben’, voegt De Graeve met een knipoog naar zijn publiek toe: ‘Onthoud dat maar, mannen.’ De Schrijver verontschuldigt zich bij de introductie van zijn personage: ‘Ik leg dat bij de grote mensen ook uit, hoor’. Vandermeersch speelt een meer ingeleefde, jeugdigere versie van Erna: ‘Ik heb inderdaad gehuild, ik had zin om het toe te laten. In deze voorstelling ben ik het jonge meisje dat verliefd wordt op een oudere man: het personage met wie dit publiek zich waarschijnlijk het best kan identificeren, dus vandaag heb ik dat benut. Het mooie van theater is dat je die nuances binnen een personage kan opzoeken en je gedeeltelijk kan laten sturen door het publiek dat naar je zit te kijken.’ De Roo vertelt over de eindeloze discussies die ze bij Tg Stan al hebben gevoerd over het nut van verplichte voorstellingen. Toch wil ze het in stand houden: ‘Als er in de hele zaal één iemand is die het mooi vindt en voortaan naar het theater gaat, is het de moeite.’

Er wordt geniest, gelachen, versproken, flesjes water belanden op de grond, de broek van De Keersmaeker zakt af

Nu is Het wijde land wel een verhaal over relaties tussen mensen die het genot en de ellende van het leven hebben gekend en de beslommeringen van de liefde meedragen in hun eerste rimpels. Volgens Koen De Graeve veronderstelt het stuk een zekere vécu: ‘Eigenlijk zou je op zijn minst al een lief, een affaire of liefdesverdriet gehad moeten hebben om Het wijde land naar waarde te kunnen schatten. Veel Schnitzlersubtiliteiten zijn voor jongeren een ver-van-mijn-bedshow, vooral dan omwille van die openheid waarmee menselijke relaties in dit stuk in beeld worden gebracht. Het gesprek niet uit de weg gaan is voor de doorsnee zeventienjarige ondenkbaar.’

Een heel andere theaterervaring is de voorstelling van 16 november. Ik zak af naar Heusden-Zolder voor Het wijde land van het duivelse vermaak en de overdaad. Zaal en podium zijn veel kleiner dan die van de Bourla – de spelers zijn nog meer spelers dan personages, omdat ze tastbaar dichtbij op de scène staan. Van de stroken op het doek is amper iets te zien, voorgrond en achtergrond worden op elkaar gedrukt: de scène is nog veel rommeliger dan ze in de Bourla al was. De Schrijver start de voorstelling met de mededeling dat er een Volkswagen op de parking staat waarvan de lichten nog branden – het publiek is verward en geprikkeld, de grenzen van het theater worden opgezocht en moeiteloos overschreden. Wanneer een gsm luidrinkelt, reageert Van Opstal met ‘Aha, de eerste gsm van de tournee! En dan nog op de eerste rij!’. Er wordt geniest, gelachen, versproken, flesjes water belanden op de grond, de broek van De Keersmaeker zakt af, tekst wordt vergeten, een stortvloed van tennisballen regent over de zaal... De acteurs laven zich met groot genoegen aan deze spontane gebeurtenissen: een slapende man wordt op de vingers getikt: ‘Wakker worden, meneer op de derde rij! We zijn bij het tweede bedrijf beland. Is de rest van de zaal wakker? Zullen we misschien wat verder spelen?’. Enkele tragische scènes gaan volledig verloren in deze zee van pret en het einde wordt jammer genoeg als lachwekkend gepercipieerd; met een farce krijg je mensen niet stil, zo blijkt. Toch is de theaterervaring fantastisch, de hele zaal komt gierend buiten, een uitgelaten toeschouwer noemt het stuk het origineelste dat hij in tijden heeft gezien. Na afloop vraag ik Van Opstal naar zijn mening: ‘Damiaan is de schuldige, hij is zo gulzig naar contact met het publiek dat het plezier al snel te buitensporig wordt. Wij als acteurs zijn volgzaam, we laten ons leiden door het publiek. Maar dat is niet erg: ons verhaal is mooi genoeg om ermee te spelen als we daar zin in hebben.’

NEDERLANDSE LEEGTE

Anders dan bij Lange dagreis naar de nacht zitten vrijwel alle zalen waar ik Het wijde land zie, tjokvol. In Nederland is het een ander verhaal. Op 8 en 9 november speelt het stuk in de Toneelschuur in Haarlem voor slechts 120 mensen. De Roo: ‘We spelen daar al 25 jaar en toch is het moeilijk om publiek te vinden. Vorig jaar hielden we er een Nederlandse première voor achttien man. Sinds de kaalslag van het Nederlandse cultuurbeleid spelen heel weinig Vlaamse gezelschappen nog in Nederland. Er is geen geld meer. Met Eind goed al goed hadden we voorstellingen in Utrecht en Groningen, maar de helft daarvan is afgelast omdat er geen mensen waren. Ik dacht nochtans: als het aanbod door de bezuinigingen kleiner is, zal het publiek zich wel verspreiden over wat er is, maar dat blijkt helemaal niet het geval.’

59_DeFeyter_3_Het wijde land © Bart Grietens 3.jpg‘In Nederland heerst inderdaad een grote podiumkunstencrisis,’ aldus Koen de Graeve, ‘dertig tot veertig procent van de middelen is weggenomen. Er is gesnoeid in de communicatie en de promotie. Wij speelden twee jaar geleden met Wat is drinken? in Haarlem en de mensen van de Toneelschuur wisten niet eens wat we daar kwamen doen. In het halletje achter de kassa zagen wij al onze affiches en flyers liggen. Je wordt daar als theatermakers en acteurs verwacht om zelf je promotie te komen doen omdat er geen budget meer is, maar daarover was met ons niet gecommuniceerd.’ Dat gebrek aan middelen heeft een effect op de motivatie van het theaterpubliek: het beleid doet mensen anders naar theater kijken en beïnvloedt net zozeer de voorstelling zelf.

Ik vraag de acteurs ook naar de impact van de eerste recensies over Het wijde land. De spelers kijken met een zekere scepsis naar wat er over hen wordtgeschreven. Van Opstal: ‘Geen enkele recensent kan over dit stuk iets vertellen wat Damiaan (De Schrijver) niet weet.’ De Roo zegt slechts heel zelden rekening te houden met wat over Tg Stan wordt geschreven: ‘We krijgen wel eens een boze brief van een misnoegde toeschouwer. Bij Stan hangt er een brief omhoog in het toilet over de schande van ons theater en ons misprijzen voor de tekst. Maar meestal reageren wij daar niet op. We krijgen heel weinig kritiek van argeloos publiek, wel van collega’s en dat apprecieer ik ook, mensen die echt de moeite nemen om hun kritische blik te ventileren.’

UITGESLETEN WEGGETJES

Het is niet duidelijk of het stuk al dan niet beter wordt. Het ondergaat in ieder geval geen rechtlijnige evolutie. De Roo beaamt: ‘We spelen bijvoorbeeld hoe langer hoe sneller, maar dat maakt het stuk niet per se beter. We hebben het in de vingers, maar het gevaar daarvan is dat je als acteur gaat anticiperen: doordat je het stuk te goed kent, reageer je al voor het woord gevallen is waarop je reageert’. Meestal kent een voorstelling na verloop van tijd een tourneedip, aldus De Roo: ‘Als je erin slaagt uit zo’n tourneedip te klimmen, vindt een voorstelling vaak een nieuwe adem. Er is doorgaans een shift van probleemmomenten: soms is een scène moeilijk in het begin van de tournee en wordt ze daarna beter, maar het omgekeerde gebeurt ook: vanzelfsprekende scènes die na een tijdje uitgekauwd worden, omdat ze altijd goed zijn geweest en er van de inspiratie niets meer overblijft.’

Het vraagt van een acteur heel veel moed om nieuwe wegen te ontdekken. Alles kan en mag, maar het diertje is lui en behoudsgezind

Naarmate de tournee haar einde nadert, lijkt de voorstelling haar min of meer definitieve vorm gevonden te hebben. Anders dan verwacht ligt Het wijde land niet opvallend minder vast dan Lange dagreis naar de nacht van Theater Antigone. De Schrijver verklaart: ‘Je kiest steevast de kortste weg naar een bepaald punt, maar op een bepaald moment raakt dat weggetje uitgesleten. Als je iets hebt gevonden wat werkt, herneem je dat. Je kan bepaalde grapjes zo timen dat ze elke keer opnieuw werken. Het vraagt van een acteur heel veel moed om nieuwe wegen te ontdekken. Alles kan en mag, de mogelijkheid is er om uitstappen te maken en veel te riskeren, maar zo zit het diertje niet in elkaar. Het diertje is lui en behoudsgezind. In het begin koesterden we nog de illusie dat elke voorstelling van een tournee anders is, maar dat is niet waar. Als je twee voorstellingen na elkaar ziet, is tachtig procent exact hetzelfde.’

Toch is het niet zo dat het spelen een automatisme wordt. Volgens Koen De Graeve blijft het stuk fris door de liefde voor de groep waarmee gewerkt wordt en de oeverloze bewondering voor Schnitzlers verhaal: ‘Het wijde land moet gewoon verteld worden en blijft sowieso overeind, omdat ons respect voor degene die het geschreven heeft, zo groot is.’

De tournee loopt op haar einde. Het wijde land heeft zich gezet, het kent zijn sterktes en zwaktes en tast zijn grenzen af in een permanente zoektocht naar de best mogelijke vertolking van het stuk, naar het juiste evenwicht tussen afstand en emotie, tussen theatervertier en Schnitzlers verhaal. Maar aan alle mooie liedjes komt een einde: het stuk speelt dit weekend zijn laatste voorstellingen in Knokke en Oostende. Aan al wie het nu nog steeds niet heeft gezien: met haast en spoed naar de Vlaamse kust!

Op 20 dec 2013 speelt ‘Het wijde land’ nog in Knokke-Heist (050/63.04.30), op 21 dec in Oostende (059/33.90.00): www.stan.be of www.toneelhuis.be.

Moya De Feyter studeert Theater-, Film- en Literatuurwetenschap aan UAntwerpen. In het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso volgt ze dit najaar twee producties op tournee, waar ze verslag over uitbrengt. Lees hier het andere deel, over 'Lange dagreis naar de nacht'.