Triomf

Door Leen Huet, op Fri Sep 07 2012 13:47:11 GMT+0000

Tijdens de eerste helft van mijn leven dacht ik nooit na over economie.

53_Huet.jpgIk leidde dus een vorstelijk bestaan, zonder vulgaire ostentatie. Daarvoor ben ik dankbaar. Toen drong de toekomst zich op. Wat moest ik doen, als ik wilde blijven schrijven? O, ik droomde ervan hoogbejaard aan mijn schrijftafel te sterven, met de pen in de hand. Zoals Marguerite Yourcenar. Dit hield in dat ik een schrijftafel zou bezitten, bij voorkeur met uitzicht op een tuin, dat ik de woonst rondom die schrijftafel zou kunnen verwarmen, melk en brood zou kunnen betalen, en zakgeld overhield om aan research te doen. In hemelsnaam, hoe? In tegenstelling tot Yourcenar was ik geen rentenierende telg van de belle époque.

Wanneer alles donker wordt, neem ik de auto en rijd naar het bos. Het is nog slechts een flard van een bos, maar ik ken er een weggetje. Ik parkeer naast de overgang van grind naar zand, ik wandel verder tot ik bij een grote rode beuk kom, die zijn kruin breed uitstrekt boven varens en braamstruiken. Daar fluit ik Blue Spanish Eyes. En dan rolt er dus echt een touwladder naar beneden. ‘Kom maar,’ roept Astrid, ‘ik ging net eieren koken.’ En ik klim.

Wanneer ik mijn hoofd door het luik steek, zie ik haar bij haar gaspitje staan. Ze heeft twee kamers in haar boomhut: een om te leven, een om te werken. Het atelier bevat schilderijen, een ezel, een tafeltje met tubes en penselen. Het ruikt er naar terpentijn, en op een wand naast het raam staat een witte afdruk van haar handpalm.

‘Schenk ons wat wijn uit’, zegt ze. ‘Hier, neem een ei.’ We pellen geduldig, nemen het zout. Schaal, vliesje, de ideale verpakking.

‘Hoe doe jij dat’, vraag ik. ‘In leven blijven? Nog dertig jaar, stel nu.’

‘Een schilder heeft nog wel wat keuze’, antwoordt ze, helemaal niet verwonderd (daarom zijn we bevriend). ‘Ik ga er nog vanuit dat ik unieke schilderijen maak, die verkocht kunnen worden. Alleen ik kan die soort unieke voorwerpen maken. Als ik doodga, voltooi ik dus mijn werk. Vanaf dan wordt het schaars. Snap je?’

‘Je bedoelt dat anderen er het meest aan gaan verdienen’, zei ik, plotseling al helemaal bedreven in economisch denken. Het verbaasde me zelf dat de monetaire inzichten zo razendsnel kwamen. Tot dan toe was mijn schaarse kennis van het muntwezen me terloops bijgebracht door mijn ouders. ‘Reclame, dat zijn leugens.’ En: ‘Altijd kopen, nooit huren om een zaak te beginnen.’

‘Daarom is dit een duurzame tak van de economie.’ Ze knipoogde. ‘Ik maak dingen met hart en ziel en al mijn kunde, die overigens toeneemt. Daar mogen anderen gerust nog een paar honderd jaar belang bij hebben. Maar ik kijk wél uit. Een kunstenaar moet voor zichzelf kunnen zorgen. Ze moet dat kunnen wanneer ze arm is en, let’s face it, dat zijn de eerste dertig jaren van je loopbaan. Ze moet het ook kunnen wanneer ze eindelijk de vruchten kan beginnen te plukken.’

‘Jij plukt dus vruchten’, zei ik, bewonderend.

‘Ja. Nu wel. Daarmee koop ik dan meer vrijheid.’

‘En een boomhut.’

‘Ja, een kinderdroom. Maar ook een werkplaats, en een plaats om na te denken. Ik heb niet veel nodig. De jaren van armoede hebben me getraind. Het is een gelofte van armoede hoor, kunstenaar worden. Dat vind ik ook wel goed. Geld is een handige dienaar en een verschrikkelijke meester.’

‘Wist je dat een hardgekookt ei het lievelingseten was van Dante? Dat is nu het soort dingen dat ik weet. Geen informatie waarop de maatschappij zit te wachten. En daarbij, ik vind dat je bepaalde dingen onbaatzuchtig moet weten. De meeste dingen, zelfs.’

‘Klopt’, zei ze.

‘Hoe doe je dat, vruchten plukken? Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik dringend vruchten moet kunnen plukken, of in ieder geval daarop moet kunnen rekenen, in de afzienbare toekomst. Maar ik zie niks groeien in mijn boomgaard. En toch zijn mijn boeken er, en ze zijn verdienstelijk. En ik werk altijd.’ Ik herinnerde me een adagium van mijn grootvader: ‘Eigen lof stinkt.’ ‘Goddank ben ik geen dichter’, voegde ik er lam aan toe.

‘Jij bent schrijver’, zei ze. ‘Jij levert zowel de culturele grondstof als het afgewerkte product. Uitgevers, boekhandelaars, bibliotheken, drukkers en transportfirma’s, en niet te vergeten literaire ambtenaren bestaan dankzij jou. Kun je geen ambtenaar worden? Beleidsvoorbereidend en cultuurbevorderend werk doen? Je weet wel, de participatiecijfers de hoogte in jagen?’

‘O, nu ben je advocaat van de duivel.’

‘We moeten de mogelijkheden overlopen’, zei ze plagerig, en vulde mijn glas nog eens bij. Zij had me geleerd dat je alleen flessen Mis en bouteille au Château mag kopen. Ook een gouden tip.

‘Participatie is vrij’, zei ik. ‘De deuren van bibliotheken en musea staan wagenwijd open. Dat is goed. Een boek vertegenwoordigt vele jaren werk en kost evenveel als een paar pinten. Maar wat niet vrij is, is het vooruitzicht dat ik op mijn sterfbed kan liggen zonder boeken geschreven te hebben. Dan is mijn leven voor niets geweest.’

‘Dat is jou gegeven’, zei ze.

‘Ik kan geen ambtenaar worden’, zei ik. ‘Ik bestier liever mezelf dan iemand anders. En ze gebruiken een taal waar ik niet veel om geef. Daarbij, ik ben een autist. Ik kan maar met één ding tegelijk bezig zijn.’

‘Ik schilder al dertig jaar,’ zei ze, ‘dus van woorden weet ik niets meer, als ik er ooit al iets van geweten heb. Beschouw me als een analfabeet en schrijf mijn liefdesbrieven. Je beseft toch wel dat er een grote schaarste is aan woorden? Over wat mensen nu ervaren, is amper iets geschreven.’

‘Illustreer jij dan mijn boeken,’ zei ik, ‘dan worden ze bibliofiel.’

En zo dronken we nog een glas en beleefden we steeds meer plezier aan exotisch opbloeiende toekomstprojecten. Uiteindelijk klom ik, heel voorzichtig en toch zwiepend, langs de touwladder naar beneden. Ik zag het voor me: ik zat in een kiosk op een marktplein en schreef brieven voor wie dat wenste. Of toepasselijke verzen. Het werd allengs een schelmenroman. Maar achter het stuur van mijn autootje dacht ik: ‘Oké, ik ga voort. En ik zal zien of het me lukt. Het zal een triomf zijn, als het lukt: als een vrij mens van mijn pen te leven. Misschien zelfs zonder reclame voor kaas te maken.’ Ik wist waaraan ik die moed te danken had. Het is het Astrid-effect.

Leen Huet is auteur van romans, literaire non-fictie en essays.