Tour muséal, Tour de Flandre

Door Michiel Leen, op Sat May 11 2013 13:17:42 GMT+0000

Twee totaal verschillende musea, twee keer Vlaanderen. Het Musée de Flandre in Cassel (Noord-Frankrijk) gaat voor een bedachtzaam Flamand-gevoel, terwijl Kortrijk 1302 als belevingscentrum de Guldensporenslag tastbaar wil maken. Het ene openbaart een onbekend stukje Vlaanderen, het andere verduistert het Vlaanderen dat we wel kennen.

Een zondagochtend, 10 uur. What we’re gonna do right here is go back. _Back into time!  _schalt de autoradio. Net in Rekkem de grens overgestoken, we bevinden ons officieel in Frankrijk. Al is er voorlopig niets in het landschap dat erop wijst dat je in een ander land terechtgekomen bent – de ervaring leert dat je dat pas een uurtje verderop in de mot krijgt.

57_Leen_Musée de Flandre, Cassel_380.jpgHet landschap waar we doorheen rijden, blinkt uit in troosteloosheid. En dan die eeuwige melancholie die er lijkt te hangen, die vermoeidheid van gecraqueleerde gevels en versleten steenwegen. Het is dezelfde ruimtelijke chaos van oer-Vlaamse steenwegen en verkavelingen, maar dan zonder de spic & span van het Vlaanderen In Actie waar we vandaan komen. We zijn nog lang niet in la douce France.

We passeren een troepje wielertoeristen. Ze beuken tegen de koude wind en ijzige regen en trekken een verweerde smoel, maar om nu van flandriens te spreken, neen, dat is te veel eer.

Will Tura kweelt eenzaam zonder jou. Zolang je de Vlaamse radio kunt ontvangen, is er een weg terug.

Frans-Vlaanderen?

Onderweg naar Cassel heb je heel wat tijd om na te denken over de paradox van Frans-Vlaanderen. De Franse benaming, la Flandre, alleen al. Een stuk van het historische graafschap Vlaanderen dat in de zeventiende eeuw door Lodewijk XIV veroverd werd op de Nederlanden, maar dat tegelijkertijd de spot drijft met de grenzen van la République zelf. Er is als Vlaming, zo bedenk ik, geen betere plaats om eens diep in de spiegel te kijken.

Met een blik op de permanente collectie van het Musée de Flandre ben je als bezoeker algauw een middagje zoet. We laten ons op sleeptouw nemen door de gids, een jongedame uit de streek van Kortrijk die in het weekend rondleidingen geeft aan Nederlandstalige bezoekers.

Ook la Flandre koestert zijn roemrijke kaakslagen, zo lijkt het wel

Gevestigd in een historisch pand van waaruit Cassel en omstreken in pre-Napoleontische tijden (en ook nog wel daarna) bestuurd werden, neemt het Musée de Flandre doorheen zijn geschiedenis verschillende gedaantes aan, die ook vandaag nog doorschemeren in de in 2010 gemoderniseerde opstelling. Zo deed het dienst als museum van het Frans-Vlaamse leven, een soort mini-Bokrijk, wat een omvangrijke collectie gebruiks- en folklorevoorwerpen opleverde. Plannen om het museum uit te bouwen tot een oorlogsmuseum rond 14-18 kwamen nooit helemaal tot bloei, zeker niet na de komst van het internationaal bejubelde In Flanders Fields, enkele tientallen kilometers verderop in Ieper. Niettemin herbergt het museum tot op heden een collectie oorlogsparafernalia.

Soumission et colère is het thema van het eerste deel van de collectie. Meer bepaald: ‘Colère lorsque les hommes prennent les armes pour défendre leurs convictions réligieuses ou leurs interêts économiques. Soumission lorsque les décisions politiques leur sont imposées.’ Dat belooft: ook la Flandre koestert zijn roemrijke kaakslagen, zo lijkt het wel.

Een grote Casselkoe

Nochtans biedt de eerste halte van de expositie een erg vreedzame aanblik: in het voormalige archief, waar elk deelgehucht – met erg Vlaams klinkende namen als Hondschoote, Hazebrouck, Wormhout – een luikje heeft, wordt het culturele leven uit vervlogen tijden getoond in klassieke vitrines met overblijfselen van folkloristisch tijdverdrijf als boogschieten en vinkenzetten. ‘Cultuur stopt niet bij de landsgrenzen’, klinkt het. Een waarheid als een Casselkoe. Maar van Soumission, laat staan van Colère is er vooralsnog weinig te merken.

57_Leen_Onderwerping en woede, Francis Tattegrain, 1887_380.jpgPas bij het betreden van de tweede kamer kom je te weten waarop die titel moet slaan. En hoe! Plots staat de toeschouwer oog in oog met een kamerbreed schilderij van de negentiende-eeuwse schilder Tattegrain, waarop te zien is hoe de inwoners van Cassel zich op boetetocht begeven naar Saint-Omer, om zich over te geven aan Filips De Goede, anno 1430. In de romantische traditie toont het schilderij de Casselnaren in een even episch als tragisch verlies. In tegenstelling tot de Vlaamse stedelingen ten tijde van de Guldensporenslag, waren de Casselnaren geen partij voor de ruiterlegers van de Franse koning.

Het doek raakte jarenlang vergeten. Museumdirecties voelden er tot voor kort weinig voor om de historische nederlaag van de Casselnaren kamerbreed tentoon te stellen in het museum dat tot doel had de regionale identiteit uit te dragen. Pas na de renovatie van het museum en na een ingrijpende restauratie van het doek, kreeg het zijn huidige ereplaats binnen de collectie, die voorts nog enkele fraaie doeken van Patinir, Metsys en anonieme Vlaamse meesters omvat, naast werk van hedendaagse kleppers als De Cordier, Fabre en Panamarenko.

Het contrast tussen Tattegrains ode aan de nederlaag en het triomfalisme van de Guldensporen-romantiek kan moeilijk groter zijn. De collectie herbergt ook één, weliswaar veel kleiner werk dat rechtsreeks verwijst naar de Guldensporenslag: een voorstudie van een tafereel uit het monumentale werk van  Nicaise De Keyser, met Jan Breydel die een Franse ridder tegen de grond werkt. Het definitieve doek ging verloren bij een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Cassel krijgt het werk, geplaatst tegenover Tattegrains epos, iets ironisch.

Frans chauvinisme

Eén ruimte herinnert nog aan het opzet om van het Musée de Flandre een museum over de Eerste Wereldoorlog te maken. Cassel was als stad minder acuut betrokken bij de krijgsverrichtingen van de Eerste Wereldoorlog dan bijvoorbeeld Ieper of Diksmuide. Toch herbergde het huidige museumgebouw tijdens 14-18 het hoofdkwartier van de veldmaarschalk Foch. Het plan om het museum daarom geheel te wijden aan het leven achter de linies van toen, werd nooit bewaarheid. Slechts een fractie van het oorlogsmateriaal dat met dit doel verzameld werd, is in het museum te zien, op de plaats waar Foch destijds bureel hield. (Ooit was Fochs bureau, in true Bokrijk fashion, intact te bekijken. Die tijd is inmiddels voorbij.)

In deze ruimte krijg je wel degelijk het gevoel in Frankrijk te zijn. Je zou er, nog nawrijvend over de kaakslag van Tattegrain, aan gaan twijfelen, maar de Foch-hoek zorgt voor een opstootje van Frans chauvinisme, inclusief maquette van Fochs standbeeld op de Casselse berg. In België verging het de maarschalk toch anders. Foch moest zijn plein in Leuven al enkele jaren geleden afstaan omdat het stadsbestuur er van mening was dat aan een dergelijke ijzervreter geen eer bewezen moest worden in het midden van een universiteitsstad. In Cassel blijft de maarschalk tot nader order fier op post.

Voor de spektakelwaarde moet je het Musée de Flandre niet bezoeken. Het museum biedt een oerklassieke, haast ingetogen ervaring, die spoort met de melancholie die van dit Flandre uitgaat. Maar door zijn thematiek en locatie laat het de toeschouwer wel nadenken over de vermeende rigiditeit van taal-, cultuur- en landsgrenzen. Dit is grensgebied, in elk opzicht, en toch is er zoveel herkenbaars. We bevinden ons buiten België, in overwegend Franstalig gebied, en toch zijn we onmiskenbaar in Vlaanderen. Welke grens geeft dan de doorslag?

Vlaamse middenstand

Volgende halte: Kortrijk! Na de statige en statische ervaring in Cassel, belooft het Guldesporenmuseum Kortrijk 1302 uit een heel ander vaatje te tappen. Het heet hier te gaan over een heus belevingscentrum. Back into time, jawel, alsof je er zelf bij was, die 11e juli 1302, de dag die tot op heden feestdag van de Vlaamse gemeenschap is, een in mythen versluierd oermoment van identiteitsvorming.

Dat er bij een veldslag uit de verre Middeleeuwen context moet worden gegeven opdat de bezoeker toch een beetje inzicht krijgt in de drijfveren van Leliaarts en Klauwaarts, graven, hertogen en Franse koningen, is de initiatiefnemers niet ontgaan. De eerste statie van het museumparcours is gewijd aan de gespannen verhoudingen tussen de graven van Vlaanderen, de opkomende middenklasse in de steden en het koninklijke Franse gezag – ook in 1302 had de Vlaamse middenstand al een broertje dood aan belastingen betalen, zo blijkt. Deze hele uitleg krijgt een nadrukkelijk belevingskarakter: we maken kennis met de abt Gilles li Muisit, kroniekschrijver, die in 1349 zijn herinneringen aan de Guldensporenslag te boek stelt. Verklankt door Vic De Wachter wordt deze abt onze (audio)gids door het museum. En zo belanden we bij de vrij spectaculaire eerste halte. Zevenjarigen kunnen er hun hartje ophalen: een hele muur is gewijd aan replica’s van zwaarden, goedendags, halsbergen, kruisbogen en ander guldensporig wapentuig. Je kunt er zelfs als ridder verkleed verstoppertje spelen achter de houten beelden van hoofdrolspelers uit de Guldensporenslag – Robrecht Van Bethune, Jan Breydel, Pieter De Coninck… Wie vroeger Artis Historia-punten verzamelde, komt hier ongetwijfeld oude bekenden uit de reeks ’s Lands Glorie tegen. Of uit de film van Hugo Claus.

Je kunt zelfs als ridder verkleed verstoppertje spelen achter de houten beelden van hoofdrolspelers uit de Guldensporenslag

De multimediale reconstructie van wat zich op de Groeningekouter heeft afgespeeld in die julidagen van 1302, is knap uitgevoerd. De krijgsverrichtingen en strategische manoeuvres worden overzichtelijk geschematiseerd, terwijl De Wachters sonore vertelstem voor een vleugje suspens zorgt – de veldslag was hoegenaamd geen gewonnen spel voor de Vlaamse opstandelingen, de overwinning van een leger opstandig voetvolk tegen een professioneel ruiterleger is redelijk uniek.

Op dat historische elan gaat het museum nog een tijdje verder, met een collectie van archeologische vondsten uit de veertiende eeuw. Uit die periode zijn erg weinig artefacten bewaard gebleven, maar dankzij de collectie die hier uitgestald ligt – inclusief enkele vergulde riddersporen, jawel – krijg je toch een idee van hoe het strijdtoneel er in 1302 moet hebben uitgezien. Een van de mooiste vondsten is een klein wapenschildje, nauwelijks een postzegel groot, dat ooit toebehoorde aan Gwijde van Namen: het toont een heraldieke Vlaamse Leeuw, zwart op gele achtergrond, met rode tong, bijna helemaal identiek aan het leeuwenlogo dat de Vlaamse overheid dezer dagen voert.

Convenient truths

Tot zover de historische reconstructie van de veldslag. Het museum moet immers ook aan de slag met de mythische nawerking van 11 juli 1302, die begint in de vroege negentiende eeuw. Hendrik Conscience ‘herontdekt’ de Guldensporenslag – volgens de overlevering na het zien van Nicaise De Keysers Guldensporentafereel, waarvan ook Kortrijk 1302 een voorstudie bezit – en zorgt er met zijn zwaar geromantiseerde voorstelling voor dat de slag een plaatsje inneemt in het collectief bewustzijn van het dan nog jonge België. De Guldensporencultus kaderde in die jaren expliciet in het Belgische patriottisme. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de Guldensporenslag verder uit tot een founding myth van het Vlaams-nationalisme.

57_Leen_Kortrijk 1302, collectie.jpgAl blijkt evenzeer dat het orthodoxe Vlaams-nationalisme niet het alleenrecht op de Guldensporenslag heeft. Een uitgebreide collectie affiches, waaronder een socialistisch pamflet dat de Guldensporenslag aangrijpt om de Vlaamsche werklieden wakker te schudden, maakt erg duidelijk dat meerdere strekkingen de slag van 1302 voor hun eigen doeleinden in herinnering brengen. Of wat te denken van de Franstalige (!) aankondiging van het brillant concert van een muziekkapel uit Mouscron ter inhuldiging van het monument de la bataille des éperons d’or in 1906? Elk clubje zijn Guldensporen-slag, zo blijkt. En dan moeten de Groot-Dietse en andere extreem-rechtse incarnaties van de Gulden-sporenmythe uit het interbellum nog de revue passeren.

Dit alles wordt erg summier gecontextualiseerd. Zo lezen we: ‘Rond de eeuwwisseling radicaliseerde de Vlaamse beweging. De  Guldensporenslag werd niet meer gebruikt als een pro-Belgisch wapen in de strijd tegen de Franse dreiging, maar wel als een Vlaams breekijzer tegen de verfranste Belgische staat. Het Vlaams-nationaal bewustzijn was niet langer verenigbaar met de trouw aan het Belgische vaderland.’ Op zich een correcte, zij het erg beknopte uitleg bij een belangrijke evolutie binnen de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Als bezoeker krijg je het op dat ogenblik echter wat benauwd. Het ligt er iets te dik op dat de initiatiefnemers van het museum zich geen raad wisten met een aantal inconvenient truths van de Guldensporensymboliek. En dat ze er dan maar voor geopteerd hebben om het materiaal sec en slechts met beperkte omkadering in enkele vitrines uit te stallen – zelfs kroniekschrijver De Wachter doet er even het zwijgen toe. De bezoeker moet zelf maar wijs raken uit absurde vondsten als de affiche van een verzekeringsmaatschappij waarop een droevige heraldieke ridder zich afvraagt ‘waar der ouderen fierheid heen gevaren is’. Idem voor de enkele Nieuwe-Ordepublicaties uit het interbellum, of de eerste naoorlogse affiches voor Guldensporenfestiviteiten in 1952, die trouwens vaak verdacht hard lijken op de vooroorlogse.

Het underdoggevoel, centraal in het verhaal van de veldslag tussen Vlaams voetvolk tegen Franse edelen te paard, gaat hand in hand met ressentiment om de situatie van de Vlamingen in de Belgische context. Alleen sta je als eenentwintigste-eeuwse toeschouwer wel te kijken van de agressie die van de Guldensporenpropaganda afstraalt.

Kulderzipken

En dan moet de pièce de résistance nog komen. Het parcours eindigt in een filmtheater, waar de bezoeker vergast wordt op een filmpje met de educatieve samenvatting van het bezoek. Althans, dat zal de bedoeling geweest zijn. Het resultaat is behoorlijk weird. Wat te denken van Kurt Van Eeghem en Michaël Pas die op bezoek gaan bij de voornoemde knorrige kroniekschrijver? De eerste is verkleed als bruine pater – inclusief tonsuur – en de tweede in een outfit die hij voor de gelegenheid nog eens heeft opgeduikeld uit de verkleedkoffer uit zijn Kulderzipken-periode. Het resultaat is bevreemdender dan de makers ervan vermoedelijk voor mogelijk hielden. In enkele minuten moet dit stukje schooltelevisie 2.0 de toeschouwer helpen om enigszins klaar te zien in de manier waarop ‘1302’ door de eeuwen heen herverpakt en gekaapt werd, met niet altijd even volksverheffende doelstellingen.

Het had van moed getuigd om ook de minder aangename aspecten van de Guldensporen-recuperatie voluit te benoemen en te duiden

De verwijzingen naar de jaren 1930 maak je er als bezoeker zelf bij en overigens: _Don’t mention the war!  _‘Geen wonder dat het na 1945 even heel stil werd’, monkelt Pas’ personage nadat er toch even op de collaboratie werd ingegaan. En dat is dan dat, want wat er in de zestig daaropvolgende jaren gebeurde, kan in een snelle montage gegoten worden. Al zijn het zes decennia die zes staatshervormingen omvatten, al gaat het om een tijdsgewricht waarin een onafhankelijk Vlaanderen nadrukkelijker dan ooit op de politieke agenda staat. En al is het beeldmateriaal versneden in snippers en fragmenten van nauwelijks enkele seconden, er zit meer sinister vlagvertoon in dan comfortabel is voor wie zijn Vlamingschap op minder militante wijze belijdt. Daar helpt zelfs de volstrekt on-ironische adoptie van Raymond van het Groenewouds ‘Vlaanderen Boven’ niet tegen.

Bij wijze van geruststelling houden Kulderzipken en pater Van Eeghem nog een kleine uitweiding over symboliek en identiteit, in de ijdele hoop de verbouwereerde kijker enigszins gerustgesteld weer de Kortrijkse straten op te sturen. Op de outro zingt Will Tura uit volle borst over Vlaanderen mijn land. Niet dat het veel helpt. De verhitte emotionaliteit en rancune heten uit het hele 11 juli-gebeuren verdwenen te zijn: ‘de Guldensporenslag is opnieuw een historisch feit geworden’. Een uitleg perfect op maat gesneden van het vigerende ‘rationele’ centennationalisme van deze tijd.

Vlaanderen, welk land?

Twee verschillende musea, twee verschillende ervaringen, twee verschillende verhalen over Vlaanderen. Musée de Flandre is sowieso een museum voor fijnproevers die vatbaar zijn voor het melancholieke gevoel van Frans-Vlaanderen. Het paradoxale Vlaanderen-buiten-Vlaanderen zet je als vanzelf aan het denken over je eigen ‘Vlamingschap’. Zo gebeiteld, gedecreteerd en geofficialiseerd als Vlaanderen de afgelopen eeuw geworden is, zo toevallig en ongrijpbaar toont het zich in het Casselse museum. Taal- en territoriumgrenzen wijken even voor het unheimliche flamand-gevoel. Zonder imperatieven, la Flandre in Noord-Frankrijk blijft tenslotte een niemandsland.

Kortrijk 1302 is een veel actiever, bijwijlen spectaculair museum, waar elk woordje uitleg evenwel op een apothekersweegschaal afgewogen lijkt te zijn. Het is al te naïef om te denken dat je in dit tijdsgewricht in zulke grote bochten om het hete hangijzer van nationalisme en identiteitsvorming heen kunt varen, nota bene in een instelling die in haar geheel gewijd is aan een historische en symbolische gebeurtenis die lang de narratieven van de Vlaamse identiteitsvorming beïnvloedde. Het Kortrijkse museum heeft de verdienste dat het de Guldensporenslag op een dynamische manier historisch reconstrueert, maar maakt een al te opvallende omtrekkende beweging wanneer het erop aankomt duiding te geven bij de herinneringen aan een periode waarin de gemythologiseerde Guldensporenslag ingezet werd in een agressief, van wrok en wraakzucht doortrokken nationalisme.

Toegegeven, de tijd van de grote herdenkingen, waarbij elke levensbeschouwing zijn eigen draai gaf aan de historisch erfenis van de slag op de Groeningekouter, ligt ver achter ons. Nu 11 juli de officiële feestdag van de Vlaamse gemeenschap geworden is, wordt er over de slag nog amper gerept. ‘1302’ als identiteitsbepalende mythe lijkt te hebben afgedaan. Vlaanderen anno 2013 heeft ongetwijfeld andere ‘succesverhalen’ om zich aan te warmen. Als men desondanks toch van mening is dat er aan het begin van de eenentwintigste eeuw een museum moet bestaan dat de historische slag aanwezig stelt, had het van moed getuigd om ook de minder aangename aspecten van de Guldensporen-recuperatie voluit te benoemen en te duiden, in plaats van de toeschouwer min of meer aan zijn lot over te laten bij de confrontatie met de soms bevreemdende, soms verontrustende manieren waarop de Guldensporenslag doorzindert in de verhalen waaruit Vlaanderen zichzelf heeft opgebouwd.

Michiel Leen (1987) is freelance journalist en blogger.