Tien lange dagreizen naar de nacht
Door Moya De Feyter, op Mon Nov 11 2013 10:11:10 GMT+0000Theater is live: dat is een open deur. Maar hoe levendig blijft een voorstelling als je haar dertig keer speelt? Daar lees je nooit iets over. Avond na avond reizen de acteurs het land rond, brengen ze steeds dezelfde tekst voor telkens een ander publiek in een andere zaal. Hoe verandert dat alles een theatervoorstelling? Ik neem de proef op de som, en volg Lange dagreis naar de nacht van Theater Antigone mee op reis.
‘Liveness’ wordt beschouwd als de meest cruciale eigenschap van het theater, datgene wat het onderscheidt van film en literatuur als artistiek medium. Het gaat in theater om de gedeelde ervaring van een stel spelende lichamen en een aandachtig publiek. Dat is wat acteurs en makers aantrekt om steeds opnieuw het slepende proces te beleven dat voorafgaat aan de voorstelling en eenmaal begonnen, nooit stopt: het zoeken naar een collectieve beleving van het moment. Precies dat momentane maakt van elke voorstelling iets unieks en onherhaalbaars. Tania Van der Sanden verwoordt die liveness als een vorm van vergeten: ‘Natuurlijk spelen we elke keer hetzelfde personage en dezelfde tekst, maar we proberen toch te vertrekken vanuit het niets. Dat zijn de beste voorstellingen. Met alles wat je speelt, is dat je betrachting: op het moment zelf te horen wat je tegenspeler zegt en daarop te reageren. Sam Bogaerts zei altijd: je hebt je personage tot op het bot geanalyseerd, je kent je tekst, dus nu komt het erop aan alles te vergeten. Je gaat het podium op en je reageert op wat er gebeurt. Ook Julien Schoenaerts zei dat. Helaas lukt dat niet altijd. Op zulke dagen herhaal je iets wat de dag voordien is gebeurd, maar eigenlijk is dat altijd mis.’
Een kleinere of grotere ruimte, een goede of slechte akoestiek, een zaal waar het gezelschap ooit zijn beste prestatie neerzette of een waaraan de herinneringen eerder somber stemmen, een publiek dat luidkeels lacht bij elke oneliner of een zaal vol geeuwende mensen die liever thuis waren gebleven voor een avondje televisie: het maakt een verschil. De lange rit naar de andere kant van het land, een persoonlijke tegenslag, een kwetsende of lovende recensie, een black-out… Dat zijn allemaal factoren die de precieze ervaring van een theatervoorstelling beïnvloeden, of je nu op het podium staat of in de zaal zit. Het is de grootste vloek en de grootste charme van het theater.
Kleiner podium, kleiner spel
Theater Antigone speelt dit seizoen Lange dagreis naar de nacht van Eugene O’Neill. Een noodlottig stuk dat vreedzaam begint in een zomerhuis in Noord-Amerika, maar onherroepelijk zijn catastrofale einde tegemoet gaat. Als je het leest, dreig je volkomen weg te zinken in de grote familiale ellende van waaruit geen weg meer terug is: de moeder is een junkie, de vader een gierige acteur van vergane glorie, de ene zoon een lijvige alcoholicus, de andere schrikachtig en doodziek. Daarom herschreef en comprimeerde regisseur Peter Monsaert het stuk tot een gevarieerde, speels-tragische voorstelling. Zijn sterke acteurs slagen er maar al te goed in om de balans te bewaren tussen de rauwe realiteit van het gezin en de hilarische lichtheid van een erg fysieke humor, die zich het sterkste uit bij Dominique Van Malder en Tania Van der Sanden, respectievelijk Jamie en Mary Tyrone.
Een kleinere ruimte verandert de ervaring van een voorstelling: acteurs bewegen trager
Woensdag 9 oktober, Stadsschouwburg Mechelen. Zelf word ik overdonderd door de pracht van het vijftiende-eeuwse gebouw: de authentieke kapstokken in de vestiaire, de donkerrode vloerbekleding, de bombastische fluwelen gordijnen in de foyer. De acteurs zijn minder opgezet met de zaal. ‘Dit is de eerste reisvoorstelling, en meteen krijg je een klein podium’, zucht Van der Sanden achteraf. ‘Dat maakt het decor een derde kleiner, met als gevolg dat je posities soms lastiger zijn en je minder contact kunt leggen met het publiek.’ Aan het begin van het stuk lijkt het speelvlak inderdaad haast claustrofobisch klein: zo zit Cathleen (Liesa Naert) op een bepaald moment net niet met haar neus in de billen van Edmund (Raven Ruëll), terwijl ze op haar knieën het gras zit te kammen. Een kleinere ruimte verandert de ervaring van een voorstelling: acteurs spelen kleiner en bewegen trager. De meer agressieve scènes en de woeste, ratelende monologen worden teruggebracht tot hun ingehouden variant. Die inperking van de ruimte maakt een voorstelling niet per se slechter. Ze creëert juist een beklemming die past bij de worsteling van elk van de gezinsleden met de eigen kommer en kwel, terwijl niemand zich uit dat claustrofobische gezinsverband kan loswrikken.
De acteurs hebben duidelijke meningen over de meer en minder interessante plaatsen om te spelen. Volgens Jos Verbist, die de rol van James Tyone op zich neemt, is het bijvoorbeeld altijd fantastisch in Waregem of Bornem: ‘Goede zalen en een goed publiek. Keer op keer.’ Waaraan dat ligt, dat het stuk op sommige plaatsen beter uitvalt dan op andere? Raven Ruëll: ‘Er zijn culturele centra die ontzettend hard hun best doen om mensen in de zaal te krijgen en zelfs te betrekken bij de programmatie van voorstellingen. Met als gevolg dat er zowat een vast publiek is dat altijd gaat kijken en vrijwel steevast enthousiast is. Ook de omvang van het publiek heeft een invloed op de voorstelling. In Waregem zat er meer dan vierhonderd man: dat doet iets met een acteur. Acteurs kicken hoe dan ook op veel volk in de zaal. Je wordt wakker, je krijgt er energie van, je voelt de zaal veel meer. Als er maar veertig man zit, voelt dat eerder triestig. Je gooit je dan evenveel, maar de ervaring is toch anders.”
Tussen tragedie en slapstick
Acteurs kicken op veel volk in de zaal. Je wordt wakker, je krijgt er energie van, je voelt de zaal veel meer
Vrijdag 11 oktober, CC De Kern in Wilrijk. Ik zie de voorstelling voor de vijfde keer, omgeven door een goedlachs publiek van gemiddeld vijftig jaar: een gezellige bende zestigplussers met bloemetjessjaaltjes en damesgroepen die zeggen dat ze hopen ‘vanavond eens goed te kunnen lachen!’ Het stuk wordt gesmaakt. Hartelijker dan ooit wordt er gelachen met Mary’s waanzinnige monoloog, de zaal barst uit in applaus bij Mary’ hilarische imitatie van haar man, een paar heren op de eerste rij klapt vrolijk mee met Jamies dronkemanssolo... Zich erg bewust van deze hang naar puur plezier, drijven de acteurs hun komische scènes nog een stapje verder. Zo’n collectief, onbeheerst jolijt is een genot om mee te maken in een vaak kille theaterzaal, maar niet als de meer tragische scènes aan betekenis inboeten omdat het al te vrolijke publiek niet in de stemming is voor ernst. In Wilrijk verandert de voorstelling van een wrange tragedie in een knap staaltje slapstick dat niet veel meer is dan dat. Peter Monsaert bevestigt dat: ‘Ze moeten wat opletten dat het geen Dominique Van Malder- of Tania Van der Sanden-show wordt. Het is belangrijk dat ze de kwetsbaarheid van hun personages niet verliezen.’ Volgens geluidsontwerper Niels Vanherpe ging het in Strombeek een pak beter: ‘Daar was het publiek echt mee met de tekst; ze lachten wanneer ze moesten lachen en zwegen als ze moesten zwijgen. Van begin tot eind zat de schwoeng erin.’
Op de humor in het stuk reageert het ene publiek duidelijk heel anders dan het andere. Bij een schoolvoorstelling wordt ‘What the fuck!’ gegild als Jamie Edmund vol op de mond kust en stijgt er bij elk seksmopje ongemakkelijk gegniffel uit de zaal op. Tegelijk worden de Laurel-Hardy-grap, de Nietzsche- of Baudelaire-allusie en de Holocaustmop niet begrepen, waardoor vooral de plastische humor naar boven komt drijven en bepaalde subtielere nuances verloren gaan. Mary’s gedrogeerde scène, die alle grenzen van fatsoen en beheersing overschrijdt, is elke keer opnieuw een voltreffer. Tania Van der Sanden speelt deze dankbare rol met glans en een standvastigheid die haar siert: ze schokt, prikkelt, entertaint en ontroert telkens weer. Er is geen publiek dat haar sleutelmoment niet op prijs stelt.
Humor is een heikel punt in het theater. Ze is essentieel om de tragiek van een stuk verteerbaar te maken, maar tegelijk de moeilijkste menselijke emotie om keer op keer live te brengen. Peter Van den Eede noemt humor ‘ons noodzakelijke ventiel voor mentale decompressie en het hoogste menselijke middel om te ontsnappen aan de hel van de dodelijke ernst’. Een publiek dat lacht is voor de acteurs een dankbaar teken van waardering, ook een veel directer teken dan de toeschouwer die zwijgt uit intense ontroering. De balans zoeken tussen vermaak en tragiek is een uitdaging voor elke acteur, en zeker bij een tragische voorstelling als Lange dagreis naar de nacht. ‘Als het publiek stil is, ga je als acteur extra je best doen om het te doen reageren’, vertelt Van der Sanden. ‘Dat is een van de grote valkuilen van deze voorstelling. Het is namelijk niet omdat ze stil zijn, dat ze niet mee zijn.’ Ook dat gebeurt live: pas op de scène wordt duidelijk waar die dunne grenzen liggen en op welke momenten humor noodzakelijk wordt om de stof bevattelijk te maken voor het publiek dat op dat moment in de zaal zit.
Mooie liedjes duren langer
De opvoeringen blijken ook in duur te verschillen: de twee schoolvoorstellingen die ik zie in Antigone’s eigen zaal in Kortrijk, duren elk een kwartier minder lang dan de voorstelling in Mechelen. Wanneer je naar een stuk zit te kijken in een zaal vol zestienjarigen die de seksmopjes appreciëren, maar tegen het einde beginnen te geeuwen bij de langere monologen, beïnvloedt dat je kijkervaring, maar ook het spel van de acteurs: de meer diepgravende scènes worden wat ingekort, de komische stukken worden dikker aangezet. De bulderlach van Jamie klinkt luider en hoe meer er gereageerd wordt op Mary’s dolkomische mimiek en de imitaties van haar zoon en echtgenoot, hoe verder ze wegdrijft in de waanzin van haar personage. Het verbaast de acteurs niet dat de schoolvoorstellingen het minst lang duurden: zij vinden het vanzelfsprekend rekening te houden met het publiek dat voor hen zit. Dat bevestigt Raven Ruëll na de voorstelling in Wilrijk: wanneer in een gewelddadige scène onbedoeld een glas in stukken breekt vlak voor de eerste rij, schrikt zowel het publiek als de acteur en verloopt de daaropvolgende dialoog allicht wat voorzichtiger en meer gecontroleerd dan anders.
Dominique Van Malder wijkt het sterkst af van zijn voorgeschreven rol. Hij heeft in zijn dialogen de meeste ruimte om af en toe te variëren op zijn tekst; zo vervangt hij soms een lied van Stromae door een van Clouseau, danst hij de ene keer al wat exuberanter dan de andere, vertelt hij een mop meer of minder… Wanneer in Mechelen blijkt dat het stuk er negen minuten langer heeft geduurd, reageert Liesa Naert met ‘Tja, Dompie, dat zijn dan negen moppen meer van u!’ Grote veranderingen in het script hebben voorlopig niet plaatsgevonden. Wel is het slot vervangen. Bij de première was er nog een bruusk einde, nu is er de zachtjes uitdovende ademhaling van Mary. Dienstmeid Cathleen eet tegenwoordig een appel in plaats van een banaan, vader Tyrone heeft zijn beige broek ingeruild voor een roze, en in Mechelen stonden er slechts twee strandstoelen op scène in de plaats van vier. Het zijn grappige details om op te merken, maar ingrijpende inhoudelijke veranderingen veroorzaken ze niet.
Belangrijk voor deze voorstelling is ook dat de acteurs niet terugdeinzen voor een vleugje metatheater. Wanneer een aantal tieners tijdens de schoolvoorstelling onophoudelijk zit te kletsen, onderbreekt Jamie zijn rol met ‘We hebben contact. Het is live! Ik weet wel dat ge ’t zou willen, maar mij kunt ge niet wegzappen!’. Regelmatig zegt hij ook tegen iemand in het publiek ‘Ik zie u ook hé!’ of ‘Kijk naar mij! Ge hebt er tenslotte voor betaald’. Dat doorbreken van de vierde wand doet je de voorstelling anders ervaren: de acteurs zoeken op het podium zelf nog naar de beste manier om hun personage neer te zetten. Ze brengen hun verhaal meer dan dat ze het zijn. Ze blijven zoeken naar direct contact met het publiek dat voor hen zit.
Magie van het moment
De acteurs hebben het stuk ondertussen al twintig keer gespeeld. Jos Verbist heeft er in ieder geval nog veel zin in: ‘Er zullen wel dingen zijn die je elke keer hetzelfde doet, maar er zijn ook elke keer nieuwe dingen. Het is elke keer opnieuw ontdekken, wat mij betreft. Dat maakt het zo plezant. Van mij mogen we het nog vijftig keer spelen.’ Tania Van der Sanden voegt daaraan toe: ‘Er was eens een voorstelling waarin ik op Liesa ging liggen en we allebei de slappe lach kregen. Dat gaf zo’n enorme boost aan die scène. Zulke momenten tonen de magie van het theater. Het is zeker niet zo dat de sleur erin zit, integendeel. Ik kijk er nog altijd heel erg naar uit om te spelen.’
De twee schoolvoorstellingen die ik zie, duren elk een kwartier minder lang
Wanneer ik Dominique Van Malder vraag of het stuk beter aan het worden is, antwoordt hij: ‘Normaal gezien word je meer geroutineerd in positieve zin en ga je meer heruitvinden. In principe wordt een goede voorstelling dus steeds beter.’ De beste voorstellingen zijn ook niet die waarbij iedereen het meest zijn best doet. Van der Sanden oppert dat het stuk vaak fantastisch is als je er als acteur even geen zin in had. Of om het met de woorden van Raven Ruëll te zeggen: ‘Een rol is en blijft een zoektocht zonder eind.’
De komende weken ga ik de voorstelling nog drie keer bekijken: op zoek naar die factoren die de voorstelling beter of slechter maken, naar de verhalen van de acteurs daarover. Het is wat anders dan een voorstelling eenmalig van op een afstand meemaken: keer op keer dompel ik me dankbaar onder in de kleurschakeringen van diepmenselijke personages die worstelen met de uitzichtloosheid van hun tragiek. Steeds beter begrijp ik welke betekenis iedere scène heeft, hoe Peter Monsaert O’Neills schrijnende verhaal precies tot leven wekt. Wie diezelfde sensatie wil: ga tien keer kijken naar Lange dagreis naar de nacht. Nu kan het nog.
Lange dagreis naar de nacht reist tot 14 december (zie www.antigone.be)
Moya De Feyter studeert Theater-, Film- en Literatuurwetenschap aan UAntwerpen. In het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso volgt ze dit najaar twee producties op tournee, waar ze af en toe verslag over uitbrengt.