Stop me if you think you haven't heard this one before

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

In april van dit jaar verscheen Ringleader of the Tormentors, het negende soloalbum van Morrissey. Naar aanleiding van die nieuwe plaat en het concert dat ik bijwoonde (Manchester Apollo, 6 mei 2006) probeer ik aan te tonen waarom Morrissey er nu een punt mag achter zetten. U dient daarbij wel het volgende in acht te nemen. Eén: uw dienaar is sinds jaar en dag een grote liefhebber ('Wat is fan toch een ongelooflijk on-woord', zei Morrissey laatst in een Knack-interview) van zijn oeuvre. Twee: u zult hem niet horen zeggen dat Morrisseys nieuwste een kutplaat van jewelste is. Dat is ze namelijk niet. Net niet.

Uit Manchester komt niet veel goeds, behalve misschien wijlen George Best of Boddington's Pub Ale. Niet iedereen zal het over dat laatste eens zijn (het donkere bier wordt trouwens al een tijdje niet meer in Manchester gebrouwen — o tempora, o mores!), toch moeten we deze stad het volgende nageven: dit Immer Troosteloze Industriepark was — en is nog steeds — de bakermat van de Betere Popmuziek. Van Bee Gees tot Chemical Brothers, van Joy Division tot Oasis: allen hebben ze hun al dan niet unieke geluid te danken aan de slate-grey Victorian sky van het koude noorden.

DE MAN UIT MANCHESTER

In het begin van de jaren tachtig stond daar plots een schlemiel aanstellerig met gladiolen te zwaaien. Hij droeg een ziekenfondsbrilletje en een hoorapparaat en kreeg niet genoeg gezegd hoe miserable and lonely hij zich wel voelde, met succes overigens. Samen met Johnny Marr werd hij voortrekker van een van de meest invloedrijke bands uit de geschiedenis van de populaire muziek. In 1987 was het plots gedaan: The Smiths splitten en elk ging zijns weegs.

De enige die de Smiths-split echt overleefde, was Morrissey zelf. Sinds 1988 bracht hij acht soloalbums, vijf compilatiealbums en twee liveplaten — allen van wisselend niveau — uit. Na 1997 en het toch wel tegenvallende Maladjusted bleef het een jaar of zeven stil rond The Mozfather. Zowat elk concert van zijn tour in 2002 greep hij aan om stevig van leer te trekken tegen de muziekindustrie en haar iconen ('bring me the head of Elton John' was een tijdlang zijn favoriete slagzin) en te sakkeren over het feit dat niemand hem een platencontract wilde geven. Kortom: business as usual in Morrissey-land.

2004 was dan het glorieuze comebackjaar. De Man uit Manchester was intussen verhuisd naar een villa op Sunset Boulevard in LA (Clark Gable en Carole Lombard woonden er ooit), hij mocht tekenen bij het obscure reggaelabel Attack Records en kwam op de proppen met You are the Quarry, dat meer dan een miljoen keer over de toonbank ging. Op 22 mei kwam hij na twaalf jaar terug naar Manchester om er de M.E.N.-arena (Europa's grootste indoor concertzaal) plat te spelen (het concert werd op dvd uitgebracht onder de titel Who Put the M in Manchester? ).
Vorige zomer verkaste Morrissey — hij was LA en zijn stalkers grondig beu — naar Rome. Hij nam er Tony Visconti (T-Rex, Bowie) en Ennio Morricone (de betere cowboyfilm) onder de arm en liet — nauwelijks twee jaar na zijn vorige plaat — zijn_Ringleader of the Tormentors_ op de wereld los.

AANBIDDING

Wie het ooit heeft meegemaakt, zal dat zeker kunnen beamen: een Morrissey-concert heeft iets van een hoogmis, een reizend Lourdes. Bij zijn fans heerst een genadeloze hiërarchie: wie het meeste concerten heeft meegemaakt ('I've seen Him thirty-two times this tour' heb ik menigmaal gehoord op de Morrissey/Smiths-disco daags voor het concert), is het meest toegewijd en mag zich een echte regular irregular noemen. De Amerikaanse Julia R. is wat dat betreft de onbetwistbare kampioene. Julia — waar ze het geld vandaan haalt, blijft een mysterie — gaf Moz ooit een gesigneerde eerste druk van Oscar Wilde cadeau en maakt zo goed als elk concert mee van op de eerste rij. Morrissey laat het zich allemaal welgevallen. Hij spreekt haar regelmatig aan tijdens concerten en gebruikt sinds kort haar website true-to-you.net als spreekbuis voor officiële mededelingen (ondanks de betere onofficiële morrissey-solo.com, maar daarmee leeft hij in onmin). Uiteraard volstaat het om de naam 'Julia R.' als onderwerp van een forumthread te vermelden om de hele Morrissey-gemeenschap over je heen te krijgen.

Ook in de Mancuniaanse Carling Apollo waren de security-hekken nog maar wat verder naar achteren geschoven. Al wie zich een respectabele buitenwipper noemt, was die avond gemobiliseerd om de Toegewijde Kuiven Aller Landen te trotseren. Het summum van geluk voor een Morrissey-fan is erin slagen om 1. Moz aan te raken, 2. ten minste een stuk van zijn hemd te bemachtigen (gemiddeld gooit Morrissey twee hemden per concert in het publiek) en 3. op het podium geraken om hem innig te kunnen omhelzen. Ik denk niet dat iemand ooit in 3. is geslaagd sinds 1992 (zie de dvd Live in Dallas). Maar ook in de Apollo zag ik hoe een corpulente dertiger in bloot bovenlijf zwaar tegen de vlakte ging in een surrealistische poging om in horizontale positie — de armen gespreid — op het podium te landen. De man die ineens tot 3. wilde geraken, werd toch beloond met 1. en een 'nice try'.

Voor een buitenstaander klinkt het allemaal grotesk, op het gênante af, dat volwassen manspersonen hun leven riskeren om toch maar in de buurt van hun idool (een andere man van zevenenveertig) te geraken. Meisjes van achttien die geeneens weten dat Morrissey ooit deel uitmaakte van The Smiths maar 'Irish Blood, English Heart' toch een vettig nummer vinden, barsten spontaan in tranen uit. Een Morrissey-concert is een overweldigende gebeurtenis, zoveel is zeker.

APOLLO: HET CONCERT

Ook mij bezorgt zijn verschijning op het podium doorgaans kippenvel, maar tijdens het concert in de Apollo bleef dat uit. 'Misschien hebt ge hem al te veel gezien', is de verklaring die moeder me gaf. Maar ik vrees dat moeder voor een keer ongelijk heeft. In de eerste plaats was Morrissey niet echt bij stem. Dat kan ik hem wel vergeven gezien het drukke tourschema. Daarnaast had de middelmatigheid van het concert vooral te maken met de setlist en een aantal nieuwe nummers. Zoals gewoonlijk speelde Moz een handvol Smiths-hits ('Still Ill', 'Girlfriend in a Coma', 'How Soon is Now?'), aangevuld met slechts één ouder solonummer ('Trouble Loves Me') en twee knallers uit You Are the Quarry: 'First of the Gang to Die' als opener, 'Irish Blood, English Heart' als afsluiter. De set bestond echter overwegend uit materiaal uit Morrisseys nieuwste. Wat ik veel meer betreur, is dat Morrissey (zet de ramen open dat iedereen het hoort!) zowaar gelukkig is geworden. Het is bijna een contradictio in terminis. 'I once thought I had numerous reasons to cry / And I did, but I don't anymore / Because I am born, born, born', ging het olijk in 'At Last I Am Born'. In 'To Me You Are a Work of Art' (kreupel rijmend met 'and I will give you my heart') bezong The Grave Maurice zowaar zijn lief (?!). Vooral dat laatste was, met een slepend en veel te traag refrein, het toppunt van slaapverwekkendheid. Het was sowieso hoogtijd voor een sanitaire pauze. De enige nummers die me iets deden, waren 'Life Is a Pigsty' en 'I Will See You in Far-off Places', niet toevallig toonvoorbeelden van de zwaarmoedige, wrokkige, sarcastische, bombastische en zelfmedelijdende Morrissey. Het eerste is een nummer van de hand van gitarist Boz Boorer en klinkt live behoorlijk indrukwekkend dankzij het zware gitaarwerk. Boorer waagde zich zowaar aan de doubleneck! Ook 'I Will See You in Far-off Places', over getroebleerde Oost-Westverhoudingen, bezorgde me rillingen omwille van de onheilspellende teneur ervan, zowel muzikaal als tekstueel.

Resten nog drie nummers die niet in bovengenoemde categorieën passen: twee B-kantjes ('My Life Is a Succession of People Saying Goodbye' uit zijn vorige en het nog niet officieel gereleaste 'Ganglord'). De cover was 'A Song From Under The Floor Boards' van de Britse postpunkformatie Magazine. Moz covert wel meer onbekende nummers: van Bowie, de New York Dolls, van Suede, en meestal klinken die verrassend goed. Maar zijn keuze voor twee middelmatige, kabbelende B-kantjes blijft voor mij een raadsel. Vier vijfden Apollo stond erbij en keek ernaar. Why — o why?

DE KRACHT VAN MORRISSEY

Dit alles neemt niet weg dat Morrissey anno 2006 nog steeds aanbeden wordt. Als liefhebber van zijn werk en na een luttele zes live-concerten (zes, moeder!) probeer ik er al jaren achter te komen en voor mezelf te verwoorden waar die soms blinde idolatrie toch vandaan komt. Daar is al veel inkt over gevloeid (universiteiten houden er zelfs seminaries over) en een hoge boom ga ik er nu niet over opzetten. Lees Saint Morrissey van Mark Simpson.

Nog niet zo lang geleden publiceerde Bart Meuleman een artikel over Morrissey met als titel 'Zelfbeklag als kunst'. Ik denk dat Meuleman met zijn analyse aardig in de buurt komt van een verklaring: Morrissey is net als Hank Williams, Roy Orbison en André Hazes een gepassioneerde zanger die getuigenis wil afleggen van zijn spijt, zijn fundamentele zwakte — de weerzijde en naaktheid van zijn mannelijkheid. En net als alle goede literatuur is ook zijn zingen een kwestie van catharsis. Die werkt — als Morrissey je raakt — bevrijdend. Want wat hij zingt is zeer herkenbaar voor onze condition humaine — of je nu een zestienjarige Brit, een achtentwintigjarige LA latino of achtenveertigjarige Française bent. Morrissey is de spreekbuis voor wie weigert om zomaar deel te nemen aan de rat race, maar (en daar had Meuleman het te weinig over) daarbij niet vergeet op gezette tijden de tongue in zijn cheek te roeren. Nogal wat fans (en niet te vergeten: de pers) zien dat laatste al te veel over het hoofd en gaan voorbij aan de factor ironie die bij Morrissey een cruciale rol speelt. Morrissey is een oude zeur, een zielenpoot, een puberale misantroop. Toen ik in 2002 aan een Schotse vijftiger met a working class face vertelde (opbiechtte, eigenlijk) dat ik op doortocht was om Morrissey te gaan zien in Londen, repliceerde hij met een 'ik-verhang-me'-gebaar. Je bent hartstochtelijk voor of tegen, maar niemand kan onverschillig blijven.

Wat Morrissey van Dylan (ook een groot tekstschrijver) onderscheidt — en hier komen we tot de laatste factor die zijn optredens bijzonder maken — is de pathos waarmee hij op het podium staat. Met bloemen doet hij het al lang niet meer. Nu gebruikt hij zijn microfoonsnoer als lasso om er gezwind mee rond te zwaaien. Sinds 2002 maakt hij herhaaldelijk (halve) kruistekens of inspecteert hij nauwkeurig zijn nagels. Tijdens 'Let Me Kiss You' ('But then you open your eyes, And you see someone / That you physically despise') opent hij knoopje voor knoopje zijn Gucci-hemd. De theatraliteit en gracieuze gebaren waarmee Moz op het podium staat, zijn nooit ver weg en lijken wel een anachronisme.

GOODBYE MORRISSEY

Zoals gezegd, vind ik de meeste songs van Ringleader of the Tormentors niet je dat. You Are the Quarry is een plaat die me wild om de oren sloeg, die me wakker mepte: cassant, catchy en verrassend. Dat gevoel is bij de nieuwe Morrissey zo goed als helemaal verdwenen. In de eerste plaats is ze veel te vlug na You Are the Quarry verschenen en teert ze nog een beetje na op het succes ervan. Het is niet de eerste keer dat Morrissey die fout maakt. Ook het middelmatige Southpaw Grammar verscheen een jaar na Vauxhall and I, een van zijn betere (volgens sommigen zijn beste) platen. Zoals al blijkt uit de meezinger 'You Have Killed Me' heeft Morrissey zich muzikaal niet heruitgevonden. 'In the Future When All's Well' opent met nagenoeg dezelfde riff als 'Cigarettes and Alcohol' van Oasis of — zo u wil — 'Get It On' van T-Rex (foei Moz!). 'I'll Never Be Anybody's Hero Now' en 'To Me You Are a Work of Art' brengen me aan het geeuwen. Wie zei ook weer dat de titels van Morrissey het enige goeie aan zijn muziek waren? Bovendien kan een blije Moz me noch live, noch op plaat bekoren. Nu goed, hij is intussen zevenenveertig. We kunnen hem dus moeilijk aanwrijven dat hij verliefd wordt en dat nu eindelijk eens van de daken schreeuwt ('I am human and I need to be loved' zong hij al in 'How Soon is Now'). Alleen: het past helemaal niet bij Morrissey en waar hij voor staat (of volgens mij voor zou moeten staan). Stel je voor: Roy Orbison, clad in gay apparel, looft het leven! Of André Hazes kan zijn geluk niet op en wil dat met iedereen delen. Zoiets vloekt. Oppertormentor Morrissey zingt al sinds mensenheugenis met verve over de zware dingen des levens, meestal met een ironische kwinkslag. En zelfs als het opgewekt klinkt, sluipt de zwaarmoedigheid tekstueel binnen (zie zowat het volledige oeuvre van The Smiths). Dat is nu net zijn sterkte en het unieke aan hem. Een Morrissey die zowel muzikaal als tekstueel onder de Prozac zit (zie 'At Last I Am Born', 'To Me You Are a Work of Art'), kan geen (goede) Morrissey zijn.

'Moz is a good bloke' (sic Noel Gallagher) maar zou er goed aan doen de eer aan zichzelf te houden en er mee te stoppen, nu het nog kan. Ik kijk uit naar je autobiografie, beste Morrissey. Ik wacht tot je een plaat van Jong Ontevreden Geweld producet. Ik wil niet de dikkerd zijn die in 2018 in de Handelsbeurs tegen de vlakte gaat.

SELECTIEVE DISCO/VIDEOGRAFIE

Vauxhall and I (EMI, 1994)
Southpaw Grammar (RCA, 1995)
Maladjusted (Mercury, 1997)
You Are the Quarry (Rough Trade, 2004)
Ringleader of the Tormentors (Sanctuary Records, 2006)
Who Put the M in Manchester? (Sanctuary Records, 2005)

BIBLIOGRAFIE

Mark Simpson, Saint Morrissey, Touchstone Books, 2005

www.theworldwilllisten.be organiseert Morrissey/Smiths tribute-avonden en verzamelde op deze website een uitgebreide selectie recensies en artikels rond Morrissey