Sois fonctionnelle et tais-toi

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Tot begin juni liep in het Hasseltse centrum voor beeldende kunst en vormgeving Z33 de tentoonstelling Nº 15 designing Critical design waarin het kritische potentieel van hedendaags design tot thema werd verheven. In drie solo-exposities gaf de tentoonstelling plaats aan de 'kritische' ontwerpen van Jurgen Bey (NL), Martí Guixé (ES) en het designerduo Anthony Dunne & Fiona Raby (UK).

De ontwerpers maken deel uit van een groeiende groep vormgevers die zich in toenemende mate ongemakkelijk voelen bij de afgeslankte definitie van design die tegenwoordig onder buitenstaanders en beroepsbroeders heerst. Deze light versie van voornamelijk industrieel design lijkt zich vandaag vooral te concentreren op het exclusief verpakken en effectief verkopen van '(massa)producten'. Dat het prefix 'designer-' meer en meer geldt als een verkoopsargument is op zich geen probleem natuurlijk, maar de kritiek luidt dat ontwerpers er wel hun maatschappelijke verantwoordelijkheid door uit het oog dreigen te verliezen. Volgens deze 'kritische' ontwerpers liggen er namelijk een hoop vraagstukken klaar die designers tot nog toe en masse succesvol hebben ontweken — de vraag naar duurzaamheid bijvoorbeeld, of de relatie met het maatschappelijke debat. Het 'kritische design' dat in Z33 gepresenteerd wordt, is een poging om die betrokkenheid te injecteren in de hedendaagse designpraktijk, en het beperkte spectrum dat design momenteel beslaat uit te breiden. Maar de vraag is natuurlijk of een designdiscipline die steeds haar voorliefde geuit heeft voor vorm en functie wel geschikt is om een kritische en maatschappelijk relevante boodschap te verkondigen. Zijn andere media, zoals de kunsten, daar traditioneel niet veel beter voor geschikt?

KRITISCHE DESIGNERS

Hoewel de ontwerpers in Designing Critical Design onder de noemer van 'kritisch design' allemaal een praktijk suggereren die blijvend aan de maatschappij kan bijdragen, en ze allemaal die strak ogende stoel in massaproductie laten voor wat het is, zijn hun suggesties onderling heel erg uiteenlopend. Eerder dan een eensgezinde oppositie presenteert deze tentoonstelling namelijk drie verschillende attitudes, drie visies op de maatschappelijke rol die design de dag van vandaag kan aannemen, en bovendien, drie erg uiteenlopende vormtalen.

Zo is er Jurgen Bey, een succesvol conceptueel ontwerper die zichzelf vooral 'onderzoeker' noemt. Hij analyseert naar eigen zeggen de wereld waarin we leven uit nieuwsgierigheid en stelt het nieuw en anders ervaren van de realiteit voorop. Daarvoor probeert hij de emotionele waarde van het (gebruikte) object te herontdekken en de verborgen verhalen te achterhalen, die hij dan aanwendt om van dat object een alternatieve versie te creëren met een heel andere functie en potentieel. De grote vleugel die Bey in Z33 kreeg toegewezen, transformeerde hij tot een aantal intieme en eenvoudige denkbeeldige ruimtes. Zo toverde hij voor het 'Linnenkasthuis' een oud linnenkastje om tot een knus éénpersoonstuinhuis — erg nostalgisch, en compleet met boek en kussentjes.Elders worden balen banale potgrond gebruikt als bouwstenen voor een tuinlandschap dat zo zacht zit dat het een luxe designbank had kunnen zijn. De toeschouwer wordt zo iedere keer protagonist in een verhaal — zoals hier de museumzaal bijvoorbeeld een park wordt, en de setting in een hedendaags déjeuner sur l'herbe verandert. Wat Jurgen Bey in ieder van zijn ontwerpen tracht te doen, is de verborgen poëzie puren uit de gewone voorwerpen waarvan wij alleen de (verloren) functionaliteit inzien.

Fiona Raby & Anthony Dunne onderzoeken op hun beurt de invloed die design kan uitoefenen op het publieke debat rond sociale, culturele en vooral ethische vraagstukken naar aanleiding van ontwikkelingen in gen-, atoomtechnologie en robotica. Zij proberen de voorlopig nog erg abstracte vragen die deze technologieën oproepen om te zetten in hypothetische producten die gebruikt zouden kunnen worden in het alledaagse leven van de nabije toekomst. Hun 'Evidence Dolls' (2005) stellen bijvoorbeeld de enorm snelle inburgering van gentechnologie aan de kaak. Wanneer ruw genetisch materiaal de basis wordt waarmee de eigenschappen van kinderen kunnen worden bepaald, wordt het namelijk erg belangrijk voor toekomstige moeders om het best mogelijke DNA te verzamelen. De uitvergrote _playmobil_poppetjes bieden daarom plaats om DNA-stalen van partners te bewaren en om met een zwarte marker de karakteristieken van iedere minnaar te noteren, zodat wanneer de natuurlijke wekker afloopt, een weloverwogen selectie uit de stalen gemaakt kan worden.

Martí Guixé noemt zichzelf dan weer 'ex-designer'. Dat klinkt als een bekentenis van een ontwerper in therapie, en wellicht is het dat ook. Wat hij met dit statement bedoelt, is dat hij niet langer wil meedraaien in de eindeloze stroom designerstukken en -idolen die de markt overspoelen. Gedaan dus met het zoeken naar de perfecte vorm voor een stoel die dan net niet lijkt op de stoel van een voorganger. Zijn project is groter dan het ontwerpen van zulke serieproducten: Guixé gaat op zoek naar specifieke problemen in onze hedendaagse samenleving waarvoor design een eenvoudige en duurzame oplossing kan bieden. Speciaal voor de tentoonstelling in Z33 bedacht Guixé de 'Car Mirror'(2007): een gigantische spiegel op formaat van een ruime gezinswagen die een plaats kreeg op verschillende plekken in de binnenstad. Omdat de spiegel zo prominent opgesteld staat naast de weg, krijgen automobilisten tijdens het voorbijrijden uitgebreid de kans zichzelf (en hun voertuig) te bewonderen. De ontwerper verwijst zo naar het reclamecliché waarin de auto in onze moderne maatschappij niet langer een middel is om je te verplaatsen, maar ook een verlengstuk van je persoonlijkheid. Guixé doet in zijn ontwerpen vooral met een vette knipoog aan maatschappijkritiek.

PRAKTISCHE PROBLEEMOPLOSSERS

Wat deze ontwerpers ondanks hun verschillende invalshoek bindt, is dat ze de enorme impact die vormgevers vandaag hebben op onze leefwereld met zeer gemengde gevoelens onthalen. Zij stellen namelijk vast dat de hedendaagse ontwerper meer is geworden dan gewoon een praktische 'probleemoplosser'. Hij is natuurlijk nog steeds iemand die onze noden feilloos identificeert en die ons het dagelijkse leven gemakkelijker moet maken — door het ontwerpen van eenvoudig hanteerbare objecten, zoals de koffiezet of een verkeersbord. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee die eenvoudig vormgegeven objecten een plaats krijgen toebedeeld in onze leefwereld maakt eveneens dat de ontwerper een grote invloed uitoefent op de gebruiker. Tenslotte maakt de ontwerper in het ontwerpproces — ten behoeve van eenvoud en efficiëntie — altijd een aantal keuzes die de keuzevrijheid van de gebruiker ernstig beperken. Een Senseo kopje koffie is nu eenmaal het standaard kopje koffie: straf noch slap, en vooral heel erg doorsnee. Dat is nu eenmaal zo, en als gebruiker moet je daar als het ware genoegen mee nemen… En eens die ideologie van efficiëntie en vereenvoudiging in haar plastieken vorm is gegoten, wordt het volgens kritische cultuurfilosofen en enkele van deze ontwerpers behoorlijk complex om nog aan alternatieven te denken, aan een design dat duurzaamheid of ecologisch bewustzijn waardeert boven efficiëntie. Terwijl het net dat creatieve denken — en het hierbij horende verzinnen van alternatieven — is dat ook tot de taak van de ontwerper (zou moeten) behoren.

Natuurlijk is dit Orwelliaanse beeld van design dat als een sluipend technologisch en commercieel gevaar onze keuzevrijheid inperkt vooral een retorische overdrijving. Maar het maakt wel duidelijk waar het deze ontwerpers vooral om draait, namelijk dat de grote invloed die een dergelijk design op de samenleving heeft ook anders, beter en meer verantwoord aangewend zou kunnen worden. Dit 'kritische' design werkt blijkbaar op meerdere niveaus: enerzijds moet het ons doen nadenken over onze fysieke leefomgeving, over publieke kwesties en over een consumptiecultuur waar we al lang niet meer bij stilstaan. Maar anderzijds wijst kritisch design vooral naar zichzelf: door te benadrukken dat ook in alledaags design een ideologie aan het werk is die per definitie niet zo onschuldig is, en daar vervolgens ook alternatieven voor te zoeken. Het is dit evalueren van niet alleen het publieke leven maar ook de eigen designpraktijk dat van kritisch design daarom een soort metadesign maakt. En het is in die neiging tot zelfreflectie en zelflegitimatie dat dit design vervolgens erg dicht aansluit bij (andere) kunstdisciplines. Versterkt door de presentatie in de museumcontext van Z33, werpt dit de vraag op in hoeverre kritisch design nog steeds meer design is dan kunst …

SOIS FONCTIONELLE ET TAIS-TOI

Nu wordt dat onderscheid tussen wat kunst en wat toegepaste kunst is vaak gemaakt op basis van een weliswaar simplistisch, maar niettemin fundamenteel criterium: namelijk een bepaalde vorm van functionaliteit. Toegepaste kunst mag dan wel kunst zijn, maar is toch vooral bedoeld om op de een of andere manier daadwerkelijk gebruikt te worden. Wat iets volkomen anders is dan bijvoorbeeld Duchamps readymades die als kunstobject hun oorspronkelijke functionaliteit volledig lijken te verliezen. Hoewel de associatie tussen dit kritische metadesign en Duchamps readymades snel gemaakt is — dagdagelijkse artefacten worden hier gebruikt om in de context van het museum een kritiek te formuleren, op de eigen discipline of op de samenleving — gaat de vergelijking niet helemaal op. De ontwerpen van de vier designers mogen dan wel een andere logica hanteren, die meer verwant is aan de reguliere kunstpraktijk en dus niet zo gericht is op technische functionaliteit, toch is dit design nog steeds heel erg functioneel. Of scherper gesteld: het heeft nog steeds de intentie functioneel te zijn.

Dit design staat dan wel gepresenteerd in de context van het museum, maar dan alleen omdat het een alternatief biedt dat moeilijk in te passen is in bovengenoemde designideologie van efficiëntie en eenvoud en dat daardoor gewoonweg weinig kans zou maken op de consumptiemarkt. Het designobject functioneert dan ook wel, al krijgt het in die kale museumzaal alleen maar de kans om hypothetisch te werken. Simpelweg omdat het in die kunstcontext niet gebruikt wordt, krijgt de toeschouwer hier de kans om zich in te beelden wat er zou gebeuren mocht het object daadwerkelijk in massaproductie verspreid worden, en hoe hun dagdagelijkse realiteit er dan zou uit zien. De functionaliteit die men design doorgaans toedicht, wordt hier dus uitgerekt: design in het museum verliest haar functionaliteit immers niet, maar krijgt er integendeel een nieuw soort functionaliteit bij. Het laat hypothetische 'gebruikers' toe de hedendaagse maatschappij scherper te evalueren. Kritisch design injecteert momenten van verwondering en overpeinzing in onze gebruiksvoorwerpen. Het doet dat allereerst in het museum, maar het doet dat ook in de wereld daarbuiten. Want kritisch design legt niet alleen haar eigen ideologie van duurzaamheid of maatschappijkritiek bloot, maar lijkt ook te betogen dat geen enkel design zomaar 'naïef' of zonder ideologie kan zijn — zelfs het verkeersbord of de Senseo koffiezet niet.

Kritisch design evalueert de samenleving én zichzelf en lijkt — binnen deze 'metaoptiek' — dan ook sterk op andere kunstdisciplines. Maar anders dan de kunst die zichzelf expliciet presenteert als museumobject, presenteert dit design zichzelf in het museum ook in haar meest alledaagse en bruikbare vorm. Het design hoort dus niet echt thuis in een museumcontext — per slot van rekening is het ontworpen om gebruikt te worden en om fysiek in het dagelijkse leven in te grijpen. Het is dan ook vooral de presentatie van een gebruiksvoorwerp in de context van het museum die de kritische boodschap effectiever maakt dan wat museumkunst over het algemeen bereiken kan. Vergeleken met het designobject in het museum heeft het museumstuk bij voorbaat namelijk al een deel van haar kritische overtuigingskracht verloren. Tenslotte is de readymade van Duchamp bedoeld voor het museum — het is daar dat het object zijn betekenis krijgt — en verrast het dus ook nauwelijks meer wanneer je het daar aantreft. Het is in het museum dat kritische kunst thuishoort. Anders dan kunst is design hier niet thuis, en dat versterkt net haar mogelijke kritische boodschap. Dit design maakt ons bewust van de grote impact die hedendaags design vandaag heeft op een samenleving van gebruikers, en de culturele relevantie die designkritiek daardoor krijgt. En dat betekent dat, net als kunst, design reflexief en kritisch kan en moet zijn — zonder op te houden design te zijn, en zonder kunst te hoeven zijn.