Sin City

Door Thomas Crombez, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

KONTRO

Leaving Sin City

: Christophe Van Eecke

Ik ben gisteren uit Sin city opgestapt. In de scènes die ik heb gezien, ben ik onder meer getrakteerd op een flik en een pedofiel die elkaar afknallen, twee kerels die hun kloten naar de verdoemenis geschoten voelen worden, borsten die strak uitgelicht door het beeldscherm tollen, een assortiment dode blondines, een collectie vrouwenhoofden aan een muur, Bruce Willis die aan monologue intérieure doet, een lading gierende achtervolgingen en genoeg donderende geweerschoten om het Dolby Surround System van uw plaatselijk filmhuis voortijdig naar het schroot te helpen. Ik werd er alleen maar mottig van. Niet omdat Sin city zo'n beklemmende film is, maar omdat het hele gedoe spectaculair op mijn zenuwen werkte.

Toen ik besefte dat er vermoedelijk geen verbetering in zicht was en dat mij nog vele lange minuten in het gezelschap van rondvliegende ledematen en Charles Bukowski-achtig gezeik wachtten, heb ik besloten mijn biezen te pakken. Nochtans heb ik Sin city een eerlijke kans gegeven. Ik heb vooraf geen enkele analyse of bespreking gelezen. Ik wist alleen dat het hele geval op een reeks strips gebaseerd is en dat erg veel mensen deze rol celluloid een meesterwerk vinden. Na de openingsscène was ik zelfs helemaal gewonnen voor wat nog moest komen: een man knalt een vrouw neer en zegt dat hij de volgende dag haar cheque zal innen. Bizar. Heeft zij hem zelf ingehuurd om haar te vermoorden? Ik zat meteen in een hoogwaardig film noir-sfeertje waar zelfs de irritant modieuze kleuraccenten in het monochrome filmpalet niets aan konden veranderen. Maar helaas: daarna was het steil bergaf met nu en dan een zwenk naar beneden.

Ik heb de strips van Frank Miller nooit gelezen en kan de film er dus niet mee vergelijken. Ik aanvaard echter de mening van Zij Die Het Kunnen Weten dat zijn werk uitmuntend is. Maar dan vraag ik me af wat Miller in godsnaam heeft bezield om deze film te willen maken. Waarom een bewegende strip maken als je het op papier al zo goed doet? Waarom dat budget niet gebruiken om eens iets nieuws te doen, je artistieke grenzen te verleggen? Wat heeft deze film dat strips niet hebben, behalve veel overbodig lawaai? Knal-boem, weet je wel, het soort lawaai dat ook zogenaamd serieuze critici tegenwoordig fantastisch vinden omdat ze zo nodig hip, jong en trendy willen zijn. Want laten we serieus blijven, dit is gewoon voer voor de Playstation-generatie: kartonnen figuurtjes die elkaar afknallen en elastisch langs de straatstenen stuiteren. Dit is dus wat we cartoongeweld noemen, beste leerlingen. Dat is iets heel postmoderns. Je kunt er schone prijzen en bokalen mee winnen op filmfestivals en andere konkoersen. En menig academicus zal artikels schrijven waarin hij een analyse maakt van je subversieve ondermijning van traditionele narratieve strategieën, het transgressieve doorbreken van oppositionele binaire codes die gepolariseerd zijn rond de tegengestelde grootheden high en low art, enzovoort. Kortom: u weet het misschien nog niet, maar knal-boem is tegenwoordig Kunst met grote K. Maar Sin city is geen kunst. Ik betwijfel zelfs of de film kunst wil zijn. Het is commercie. En daar is op zich niks mis mee, maar het is slechte commercie. Deze film is een bombardement van beeld en klank dat overbluft om te verbergen dat het niets te melden heeft. Visuele pyrotechnics, dat wel. Maar het is een formule. En de formule werkt niet.

En dan is er de kwestie van de regisseurs. Er zijn er drie. Of tweeënhalf, want Tarantino komt maar even op bezoek. Als gast-regisseur nog wel. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Heb ik de jingle gemist die aankondigt dat de volgende twintig seconden ons worden aangeboden door Quentin Tarantino, eigentijds genie? Komaan zeg. Dit is een louche verkoopstunt. Als Sin city het begin is van een nieuwe rage om te regisseren in comité, dan stel ik voor om er maar meteen mee te kappen. En in hoeverre heeft Miller eigenlijk een hand gehad in deze kwakkel? Aangezien Robert Rodriguez volgens de aftiteling alles bij elkaar heeft gefilmd, heb ik een donkerbruin vermoeden dat hij ook de hoofdschuldige is en dat Tarantino en Miller er vooral bijgesleept zijn om de kassa te doen rinkelen. In elk geval blijft nu de vraag open wie van de drie zich aan welke scène vergreep. Het is ook duidelijk dat Rodriguez met dit vehikel hoopt te promoveren tot de school der iconoclasten, het nirvana van de cinéma du look waar beeldvirtuozen ons met hun duizelingwekkende beeldlawines bestoken. Maar een Ken Russell of zelfs een eenvoudige Baz Luhrmann is deze jongen niet.

Dan is er uiteraard nog Tarantino, een filmer waar ik warm noch koud van word. Reservoir dogs (1992) was goed. Pulp fiction (1994) was leuk. Jackie Brown (1997) was te lang. En Kill Bill (2003 en 2004) heb ik wegens gebrek aan interesse niet gezien. Want wie een beetje verstand heeft van film, heeft al snel door wat er in dit oeuvre gebeurt. Tarantino doet aan recyclage. Hij kent zijn B-klassiekers en grindhouse-favorieten en heeft ongetwijfeld al vele jaren een abonnement op Psychotronic Video. Hij is ook een vaardig cineast die weet hoe hij een publiek moet boeien. Maar vernieuwend, artistiek of zelfs eigenzinnig is hij niet. Het spijt me, maar de methode van knal-boem als ironisch spektakel werd uitgevonden door de spaghettiwestern, het ironisch citeren door Godard en de gewelddadige cartoon door Bugs Bunny. Tarantino is erg goed in wat hij doet, maar wat hij doet, is helemaal niet zo bijzonder.

De acteurs? We geven toe dat er mensen tussen de digitale effecten door lopen. Het is ook altijd leuk om weten dat Mickey Rourke nog leeft. Bruce Willis zal vermoedelijk alle lof oogsten omdat hij een personage speelt dat ouder is dan hijzelf. De lefgozer. En Nick Stahl zet in een paar regels de meest stereotypische kinderneuker uit de filmgeschiedenis neer. Die grijns, die lijzigheid, die sinistere mantel. Gimme a break. En de dames? Die acteren met hun borsten en hun kontjes. Sin city is een tekenfilm met echte mensen. En dat is een kapitale blunder. Indien Miller, Rodriguez of Tarantino de moeite hadden genomen om naar Dick Tracy van Warren Beatty te kijken, dan hadden ze geweten welke valkuilen ze moesten ontwijken met hun acteurs. Nu krijgen we dezelfde miserie opnieuw op ons bord: mensen die niet mens genoeg zijn om ons te raken en cartoonfiguren die net niet ééndimensionaal genoeg zijn om ons te doen vergeten dat het eigenlijk acteurs zijn met wat make-up op. Eindresultaat: noch mossel noch vis.

Terwijl ik in mijn bioscoopzetel de barrage van beeld en knal onderging, vroeg ik me af wie dit hele gedoe nu spannend of zelfs maar opwindend kon vinden. In welk soort wereld kan Sin city doorgaan voor een must-see en ongestoord uitgroeien tot een hype? Dit is gewoon heel snel gemonteerde gebakken lucht met een glanzende strik rond, een spektakel dat gecreëerd werd aan de computer in plaats van op de filmset. Geen greintje sympathie voel je voor de personages. Who cares dat god-weet-wie-allemaal naar de verdoemenis wordt geknald? Al wat telt, is dat je 'oh wauw cool' zit te murmelen terwijl half Hollywood met ontelbare pirouettes tegen muren en straatstenen stuitert of zijn kanis naar de haaien laat schieten. Groovy. Het triumviraat achter Sin city wil duidelijk doorgaan voor kerels met lef. Maar het zijn gewoon gelikte manipulatoren die een film hebben afgeleverd met één publiek voor ogen: puisterige gameboy-tieners die Tarantino de sultan of cool vinden en bereid zijn om twee uur lang met open mond naar flitsende pistolen en digitaal getrimde tieten te zitten staren. No thanks.

Begrijp me niet verkeerd, ik heb helemaal niks tegen geweld in de film. Ik heb zowaar Shogun's sadism (1969) en Men behind the sun (1987) op dvd gekocht. Ook bloot vlees stoort mij niet. Ik vind Jesús Franco namelijk een genie. Ik heb zelfs niks tegen commerciële cinema per se (behalve dan tegen Pretty woman [1990], alles met Tom Hanks, alles met Meg Ryan en alles met Sandra fucking Bullock. O ja, en ik heb iets tegen Spielberg), maar voor mij faalt Sin city zelfs als entertainment. Na een fascinerende openingsscène zinkt de film als een baksteen. Het wil er uitzien als dynamiet, maar de boel knalt ongecontroleerd alle kanten op zonder dat je er een moer om geeft. More is less in dit geval, want dit product werkt zelfs niet als simpele zoethouder. Nogmaals: ik ben opgestapt. En ik had betááld om binnen te mogen. Geef mij dan maar Dirty Harry of die goeie ouwe Humphrey Bogart. En Lauren Bacall. Zij zou de ordinaire blondines in Sin city nog één en ander van de kunst van het fluiten kunnen leren. En zelf ga ik straks naar Buck Rogers kijken, op dvd. Met Gil Gerard in die strakke maillot van hem, en met Erin Gray in onmogelijk glanzende lipstick. En met Twiki, 's werelds eerste homoseksuele robot. De volle vijftig minuten van episode twaalf. Zonder opstappen en met veel minder knallen. En wat Sin city betreft: ik ben nog aan het overwegen of ik een schadevergoeding zal eisen voor slijtage van mijn netvlies.

VERSO

In de schaduw van de superhelden

: Thomas Crombez

Niets is banaal in Sin City. De vermoorde onschuld staat wankelend recht en moet daarna nog verkracht worden. De femme fatale heeft zo weinig zelfvertrouwen in haar dodelijke machten, dat ze zich omringt met een legioen andere fatales, van wie de erotiek vet in de verf wordt gezet met machinepistolen en swastika-werpsterren. Net zomin als From Dusk Till Dawn een vampierenfilm kon genoemd worden, of Kill Bill een kung fu-film, maakt Sin City zijn dubbele aspiratie van film noir én stripverfilming waar. Sin City is op z'n hoogst 'über-noir' te noemen.

Über is in de eerste plaats fake. Volgens de logica van de heritage industry, die ook Tarantino, Rodriguez en Miller ten aanzien van de genrefilm hanteren, kun je een historisch moment perfect recreëren zolang je maar op alle details let. Eens de illusie compleet, valt Brugge wel degelijk een historische stad te noemen, en kun je de 'echte Hollywood Boulevard', nu de eigenlijke buurt vervallen en verpauperd is, gerust enkele kilometers verder nabouwen.

Alles dat zich zo expliciet über iets anders poogt te verheffen, zij het nu Frank Vanhecke of de 'über-cultfilm', toont daarbij in de eerste plaats zijn afhankelijkheid van het unter aan. De 'Mexicaanse trilogie' van Robert Rodriguez (El Mariachi, Desperado en Once Upon a Time in Mexico) was zo nadrukkelijk op de spaghettiwestern geïnspireerd dat het hele pseudo-mythische kader van dat genre, volgens de code enkel suggestief aanwezig, met al zijn rariteiten aan de oppervlakte kwam. Het stereotype eist dat de eenzame schutter buiten elke menselijke orde blijft, om de anarchie te overwinnen en opnieuw een plaats te scheppen voor het normale gezin. De genre-regisseur laat dat moment dan ook zo kort mogelijk oplichten, zoals wanneer De Man Zonder Naam (Clint Eastwood) in A Fistful of Dollars (1965) de opgesloten vrouw bevrijdt, met haar man samenbrengt en wegstuurt. Op dat ogenblik is de normaliteit hersteld. Het is een wezenlijk moment voor de metafysica van de spaghettiwestern, hoewel iedereen beseft dat het genre daar ophoudt.

De 'über-cultfilm' verraadt zich door ook op dat moment een echte film te willen zijn. Niets is genanter dan het gedeelde familiegeluk van de vader met zijn kinderen in From Dusk Till Dawn, of de smeuïge hereniging aan het slot van Kill Bill, van vader Bill, de Bloedbesmeurde Bruid en de vierjarige B.B. in een stijlloze hacienda. Het unter van de banale menselijke relaties, dat betekent de strijd op leven en dood voor de 'über-cultfilm'.

Tarantino heeft zichzelf al jaren geleden buitenspel gezet met zijn magnifieke zelfkritiek in de vorm van de overjaarse, lang niet meer zo welgestileerde gangsters van Jackie Brown. Eén laatste kan geen kwaad, moet Rodriguez gedacht hebben. Zeker niet met de ruggesteun van de fameuze strips van Frank Miller. Het enige dat hij over het hoofd zag, was dat de comic niet kan bestaan zonder het concept van de superheld. In Sin City zijn die superhelden, zoals de naam van de reeks al doet vermoeden, louter in negatiefbeeld aanwezig.

De film is een conflatie van drie verhalen uit de stripreeks. The Hard Goodbye vertelt over de calvarie, bezaaid met gefolterden en kadavers, van Marv (Mickey Rourke), op zoek naar wraak voor de dood van de vrouw die hem ooit voor één nacht de ware liefde schonk. Detective Dwight (Clive Owen) helpt in het tweede verhaal, The Big Fat Kill, een groep lieflijke en zwaargewapende prostituées om een invasie van gangsters en politiemannen te weerstaan. In That Yellow Bastard ten slotte doorstaat politieman Hartigan (Bruce Willis) een acht jaar durende beproeving na de bevrijding van de kleine Nancy uit de klauwen van een etterende, knalgele pedofiel (Nick Stahl). Net als het eerste verhaal eindigt dat op een nieuw Golgotha.

Onder het gewelddadige, krankzinnig fraaie teken- en filmwerk van Sin City zit dus in de eerste plaats een sterk uitgelicht moralisme. Het knallen van de geweren, de auto's en de boezems zijn erop gericht om een morele bontheid in de verf te zetten. Het rigoureuze zwart-wit, af en toe doorstreept met een flits kleur, weerspiegelt een morele visie met slechts twee tinten. Er is de superheld en de superschurk. Sin City radicaliseert die premisse tot: er is de superschurk en de supersuperschurk. De martelingen en excessen van de eerste categorie worden slechts moreel superieur door hun Hoger Doel (wraak, doorgaans) en door het simpele contrast met de excessen en martelingen van de tweede categorie, die op nog grotere schaal plaatsvinden.

Een schreeuwerig moralisme verhindert niet dat ook de onderlaag van superheld en superschurk buiten het blikveld blijft. Integendeel. Sinds de jaren '50 drukken de Amerikaanse comics juist door hun uitvergrotingen bange aspiraties uit, en zenuwachtige frustraties van de welgestelde naoorlogse generatie. Superman is de gemiddelde inwoner van Suburbia, in slaap gevallen op zijn gazon om te dromen van een uit de kluiten gewassen grasmaaier die behept is met artificiële intelligentie en die het hele gazon en bij uitbreiding het heelal wil vernietigen… enkel te stoppen door menselijke intelligentie, list en zelfgeteelde spiermassa. Daarna kan hij terug limonade gaan drinken. Sin City teert nog altijd op dat fletse uitgangspunt. Onder de gepantserde beha's, de gekerfde gezichten en de überschurken gaan dromen schuil van Ware Liefde, het Gezin en de Onschuld. Wat is zoeter om te drinken in de zomer?

BESPROKEN FILMS

Sin City (Robert Rodriguez/Frank Miller/Quentin Tarantino, 2005)

Kill Bill (Tarantino, 2003-2004)

Once Upon a Time in Mexico (Rodriguez, 2003)

Jackie Brown (Tarantino, 1997)

From Dusk Till Dawn (Rodriguez/Tarantino, 1996)

Desperado (Rodriguez, 1995)

Pulp Fiction (Tarantino, 1994)

Schindler's List (Steven Spielberg, 1993)

Reservoir Dogs (Tarantino, 1992)

El Mariachi (Rodriguez, 1992)

Per un pugno di dollari (A Fistful of Dollars, Sergio Leone, 1964)