Schrap educatie, onthoud kunst
Door Wouter Hillaert, op Sat Jun 15 2013 09:09:05 GMT+0000Cultuureducatie is booming business. Er hangt tegenwoordig zoveel kunstzinnigheid in de lucht dat, om door het bos de bomen te blijven zien, cultuurminister Joke Schauvliege in 2012 besloot om in dat bos nog zeven expertisenetwerken cultuureducatie bij te planten. Overzicht is blijkbaar gewenst. Maar ook inzicht. Want het ene initiatief dat jong en oud confronteert met artistieke creativiteit, is het andere niet. Mogen we het dan ook even over ‘_kunst-_educatie’ hebben? Zo droog de term, zo wervend de praktijk erachter. Hij biedt de samenleving én de kunsten wat die vandaag nodig hebben.
Laten we beginnen met een proefje op de som. Zoek de tien verschillen:
Het zijn vooral de tien gelijkenissen in deze vier beelden van cultuureducatie die wel eens voor verwrongen ideeën over precies kunsteducatie zorgen. Dat kunsteducatie per definitie neerkomt op ‘creatief met kindjes', bijvoorbeeld. Of dat het gaat om animatie. Dat er eerst het kunstwerk is, en vervolgens een rijtje creativo’s die dat kunnen verkopen aan ‘doelgroepen’. Dat kunsteducatie dus na of naast de eigenlijke kunst komt. Dat het een meer vermakelijke vorm van lesgeven is, maar wel nog altijd met meesters en vooral juffrouwen, die ‘het publiek van morgen’ moeten opvoeden en alfabetiseren tot die hoge taal van kunst die het nog niet bezit. Kunsteducatie zou dan een verhaal zijn van voorgeschreven workshops en methodieken. Van participatieve reclame voor kunst. Van veredelde amateurkunsten. Aardig, maar toch niet helemaal volwaardig.
Alleen is cultuureducatie – hoewel soms één grote soep – niet één pot nat. Er spelen stromingen die heel verschillend zijn, vertrekkend van andere bronnen en uitlopend op andere doelen. Er is jeugdwerk met een creatieve aanpak, zoals op foto 1. Dat wordt gesubsidieerd door de minister van jeugd, en mikt in de eerste plaats op het plezier van kinderen en jongeren. Het beoogt met creatieve expressie wat in feite ook met sport of in de Chiro kan: leren samenspelen, je talenten ontdekken, vertrouwen winnen in je kunnen als kind. Er is ook de publiekswerking van musea of theaterhuizen, zoals op foto 2: speelse kennisoverdracht over kunstwerken, niet zelden in één richting. Dat gebeurt graag met gidsen, die hun publiek inzage geven. Daar zijn, in het geval van scholen, vaak educatieve lesmappen voor aangemaakt, met werkblaadjes om het juiste antwoord op in te vullen. En er is het (deeltijds) kunstonderwijs, zoals op foto 3: scholing in de kunsten. Gelukkig verloopt dat niet overal even schools, maar wel altijd binnen een schoolse context. Uiteindelijk gaat het hier om punten, om niveaus die je doorloopt van het ene examen naar het volgende. Het is leren dansen, musiceren of voordragen in de klassieke zin van ‘leren’. Je leert er een vak, volgens de leerplannen van de minister van onderwijs. Hier ben je goed, beter of best.
Koken zonder recept
De motor van kunsteducatie is verandering, verrassing, intuïtie, experiment, het genot van vorm en kleur, …
Kunsteducatie, daarentegen, is een non-recept met wel meer of minder ingrediënten van dat alles, maar met een heel andere horizon. Kunsteducatie hoort onwillekeurig thuis bij de kunsten. Niet alleen administratief is het een praktijk die gevoed wordt uit de pot van het Kunstendecreet, en dus door de minister van cultuur. Er steekt ook een artistieke overtuiging achter die nauwelijks verschilt van professionele orkesten, theatergroepen of beeldende kunstenaars. De motor ervan is verandering, verrassing, intuïtie, experiment, het genot van vorm en kleur, … Net als kunst is ook kunsteducatie geen vaste machinerie die steeds hetzelfde product aflevert. Het is liever een sprong in het onbekende, een vorm van professioneel stotteren, van ernstig en fundamenteel prutsen. ‘Zodra vernieuwende perspectieven een vaste waarde geworden zijn, gaan we weer nieuwe horizonten verkennen’, zegt bijvoorbeeld de missie van Musica. Zo was het Limburgse impulscentrum ooit een pionier in muzikale projecten voor de leeftijdsgroep onder vier jaar, maar nu dat aanbod voor baby’s en peuters intussen overal groeit en bloeit, vraagt het zich af of het niet weer op zoek moet naar andere onontgonnen paden in het cultuureducatieve bos. ‘Wij hebben geen vaste waarheden’, stelt ook Tijl Bossuyt van de kunsteducatieve organisatie De Veerman uit Antwerpen. ‘Wij vertrekken telkens weer van een wit blad.’ Nieuwe invalshoeken vormen dus de core van kunsteducatie. Precies als van de kunsten tout court.
Daar hoort doorgaans ook een andere personeelsbezetting bij dan in de brede cultuureducatie. Niet zozeer kunstwetenschappers of maatschappelijke assistenten, noch docenten muzische vorming of animatoren met een diploma ‘begeleider in het jeugdwerk’ geven de dagelijkse praktijk van kunsteducatie een gezicht. Wel vooral kunstenaars, of geboren ‘artiesten’ met een natuurlijke kunstzinnige benadering. Zij delen een specifieke expertise in theater, muziek of beeldende kunst en beschouwen kunsteducatie als een inherent deel van hun eigen artistieke parcours. Neem Luc Mishalle van MET-X, het Brusselse huis van en voor muziekmakers. Het gaat hem als muzikant minstens zo sterk om het verrijken van de eigen taal als om het doorgeven daarvan. Kunsteducatie wordt hier meer dan loutere overdracht, meer dan enkel kunst aanleren of bemiddelen. Het gaat hier om creatie: een gedeelde wisselwerking op zoek naar iets ongehoords.
Tegelijk is het niet zo dat alle kunstorganisaties die met kunsteducatie bezig zijn, hetzelfde doen, of op dezelfde manier. In elk bos zijn er vele ongebaande wegen. Een grote landelijke organisatie als Jeugd en Muziek biedt scholen 77 verschillende projecten aan, telt acht orkesten, richt ook muziekkampen in en heeft een brede internationale werking – samen goed voor 8400 activiteiten per jaar. Daartegenover staan veel jongere organisaties die werken vanuit één sterk concept, zoals Rasa met zijn reizende tentoonstellingen of MUS-E die kunstenaars live in klassen brengt met een carte blanche van een heel jaar. Vele organisaties vertrekken van een eigen aanbod – Aifoon rond geluid en stilte, de kunstbank / what rond hedendaagse beeldende kunst, Kunst in Zicht met methodieken voor leerlingen, studenten en leerkrachten – maar bij andere draait hun kernwerking veeleer om dialoog, bemiddeling en coproductie. Zo faciliteren De Nieuwe Opdrachtgevers voor lokale overheden het gesprek tussen kunstenaars en burgers over beeldende kunst in de publieke ruimte, realiseert MATRIX zijn projecten rond hedendaagse nieuwe muziek altijd op vraag van festivals, scholen of concerthuizen, en opereert ook De Veerman veelal vanuit de uitdagingen van verwante kunstinstellingen. ABC manifesteert zich dan weer als ‘een labo voor esthetische ervaringen en sensibilisering’. In zijn prikkelende studio in Brussel brengt het mensen interactief in contact met kunst- en cultuurgeschiedenis. Zie foto 4, trouwens: verbeelding als de steen der wijzen. Het is de steen die al deze kunstorganisaties, hoe divers ook, delen met alle kunsten.
Kunst op de richel
Toch valt het op dat kunsteducatie binnen het kunstenveld nog niet altijd voor vol wordt aanzien. Kunstenaars die er voluit voor kiezen, botsen bij collega’s wel eens op gefronste wenkbrauwen. ‘Waarom je daarmee bezig houden?’ Blijkbaar maakt educatie nog niet voor iedereen integraal deel uit van het artistieke totaalproces van fantaseren, creëren, produceren en interageren met een publiek. Die interactie gaat nog altijd door voor een extraatje, los van ‘de echte kunst’. Dat zie je bijvoorbeeld bij grote instellingen. Terwijl buitenlandse topmusea en -schouwburgen het zich niet langer kunnen permitteren om geen stevig uitgebouwde educatieve dienst te hebben, blijkt dat in Vlaanderen nog wel het geval. Een zaak van middelen en mankracht? Ook van prioriteiten. Zo zag HETPALEIS de jongste jaren nogal wat subsidies geschrapt, maar toont het juist bij uitstek dat het loont om je kunsteducatieve werking nauw in te bedden bij het artistieke hart van je huis. Andere instellingen roepen intussen dan wel vaker de expertise van externe kunsteducatieve organisaties in, maar toch kampen ABC en co nog altijd met een laag symbolisch kapitaal. Gek genoeg niet bij de politiek, maar binnen de kunsten zelf. Doorgaans is het omgekeerd.
Een deel verklaringen ligt bij de kunsteducatie zelf. Ze is door haar natuur weinig zichtbaar, en krijgt zo nooit veel aandacht of kritiek in de media. Wat mensen van binnen en buiten de kunstensector van kunsteducatie weten, bouwt veelal op een vage perceptie. Alleen is de kunsteducatieve praktijk vandaag al lang niet meer die van tien, vijftien jaar geleden. Meerdere organisaties willen zelfs niet meer geïdentificeerd worden met hun nabije verleden. Zo vertrekt De Veerman niet langer van een eigen aanbod, maar van een maatschappelijke vraagstelling. ABC doet geen workshops meer, maar dompelt zijn publiek voortaan onder in een zinnenprikkelend biotoop. Ook Jeugd en Muziek is getransformeerd van een aanbieder van artistieke producten aan een jong publiek tot een veel dynamischer organisatie voor actieve muziekbeoefening en talentontwikkeling. Het verschil met doorsnee kunstorganisaties is klein geworden, zo niet verwaarloosbaar. Ook ‘kunsteducatie’ komt nu in praktijk vaak gewoon neer op artistieke reflectie, creatie en productie, maar dan in een meer directe connectie met publiek. Neem het ‘Klankenbos’ van Musica: het maakt het brede publiek wijzer in klankkunst, maar is ook een permanent toegankelijke kunstcollectie van internationaal niveau in openlucht. Kortom, het kunsteducatieve veld is allang niet meer voor één gat te vangen. Het speelt tegenwoordig, met onder meer Aifoon en Jeugd en Muziek, ook net zo internationaal als de rest van de kunsten. Alleen is de externe beeldvorming daarvan niet met gelijke tred gevolgd. De boom aan brede cultuureducatie heeft het zicht vertroebeld op de wezensontwikkeling van de pure kunsteducatie.
De kunsteducatieve praktijk is vandaag al lang niet meer die van tien, vijftien jaar geleden
Veel zal ook wel te maken hebben met het nauwe ringetje waardoor kunsteducatie in 2006 het kersverse Kunstendecreet is binnen gewrongen. Op zich was het van toenmalig cultuurminister Bert Anciaux een fijne zet om kunsteducatie, samen met de sociaal-artistieke praktijk, onder één dak te brengen met ook architectuur, muziek, dans, muziektheater, audiovisuele kunsten, … Maar zolang de stutpalen onder dat ‘schottenloze decreet’ de afzonderlijke kunstdisciplines blijven, zal de transversale functie die kunsteducatie is, altijd wat krampachtig mee dat dak staan ophouden. Kunsteducatie werd noodgedwongen het vakje dat het van nature niet wil zijn, onder een titel waar zeker niet elke betrokken organisatie zich compleet mee vereenzelvigt. Tegelijk met haar welgekomen onderkomen werd kunsteducatie beleidsmatig geïnstitutionaliseerd als randgeval.
En willens nillens werd dat functionele vakje ook ineens een sector van elf, twaalf gesubsidieerde ‘kunsteducatieven’: apart geframed van nochtans zeer verwante organisaties als Fabuleus, Storm op Komst of het Jeugdfilmfestival, en plots samen afgepast tegen de onuitgegeven criteria van een beoordelingscommissie ‘Kunsteducatie’. Die drong veel sterker aan op een ‘kwaliteitsvolle educatieve methodologie’ dan de vrije artistieke aard van vele beoordeelde spelers kon hebben. Voor kunstorganisaties is kunst zelf de methode: die vrije ruimte om te zoeken hoe je voorbij de vaste methodes komt. Waarschijnlijk heeft die vrijheid voor kunsteducatie nooit zo gegolden als voor muziek- of beeldende kunstorganisaties. Laat ons daarom hopen dat de functiegerichte benadering van het nieuwe Kunstendecreet – op z’n minst beleidsmatig – mag resulteren in de finale integratie van kunsteducatie binnen het kunstenveld. Daar is nood aan.
De nieuwe avant-garde
Overigens niet voor de kunsteducatie zelf, mocht dat zo klinken. Die redt zich wel, no worries. Een opwaardering van kunsteducatie is in de eerste plaats in het belang van de samenleving zelf. Wat hoopt deze maatschappij met haar groeiende dominantie van meten en weten precies te bereiken? Niet alleen in sociaal opzicht dreigt onze ‘kenniseconomie Vlaanderen’ samen met haar rechter hersenhelft steeds meer onaangesproken jong talent te verwaarlozen. Zelfs de meest resultaatsgerichte ceo weet dat creativiteit en flexibiliteit niet kiemen waar louter naakte cijfers en concurrentiedruk de dienst uitmaken. Innovatie bouwt niet enkel op kennis, maar ook op mensen met verbeelding en zin om te experimenteren. Het is die gevoeligheid voor artisticiteit die kunsteducatie aanspreekt. Hadden we daar, zou je denken, niet het onderwijs voor? Wie cultuur begrijpt als de reflectie over waar we vandaan komen en waar we heengaan, zou het onderwijs daar inderdaad een sleutelrol in kunnen toedichten. Maar de werkelijkheid waar kunsteducatieve spelers in sommige scholen op botsen, vertelt een ander verhaal. Het onderwijs lijkt naar hun ervaring veeleer een neoliberale structuur te worden dan een beschutte plek daartegen. Hier en daar gebeuren er in scholen wel prachtige projecten, gedreven door ambitieuze leerkrachten en docenten, maar in welk kader moeten zij die gaande houden? Als Bologna zelfs de vrijhaven van de kunsthogescholen verder dichttimmert met outputindicatoren, dreigt de ontwikkeling van de complete mens straks buiten de schoolmuren te moeten gebeuren.
En dat wil eigenlijk niemand. Zo valt het op dat de expertise van kunsteducatie spelers steeds vaker gesolliciteerd wordt voor allerlei brainstorms rond onderwijsvernieuwing en andere nieuwe leerinitiatieven. ‘Tien jaar geleden waren we blij als we projecten konden vinden. Nu zijn we blij als we nee durven zeggen, omdat we tijd te kort komen voor alle vragen.’ Wim De Graeve (ABC) verwoordt de ervaring van vele collega-organisaties. Ze voelen een grote verantwoordelijkheid om hun steun en knowhow te verlenen aan die krachten binnen het onderwijs die de ware humanistische waarden voorop blijven stellen, maar botsen tegen beperkingen op. Het heeft iets tragisch. De nood van het leerplichtonderwijs aan hun vorm van creativiteit blijkt hoog. En de vele onderwijsprojecten waarin de input van kunsteducatie een verschil kon maken, tonen aan dat die nood ook effectief gelenigd kan worden. Alleen ervaren kunsteducatieve organisaties hun engagement jegens het onderwijs vaak als een gevecht tegen structuren. Het geeft te denken over waar de harde noten zitten, en wie ze kan kraken. Maar vooral: hoe je die oplossing valideert. Als het klopt dat kunsteducatie het onderwijs nog veel te bieden heeft – en niemand die dat in twijfel trekt – dan zal het zaak zijn haar positie en haar basisprincipes serieus te nemen.
Ook het kunstenveld zelf heeft baat bij meer symbolisch kapitaal voor kunsteducatie. Stilaan zien we immers de grenzen opdoemen van het twintigste-eeuwse kunstendiscours, waarin de kunst op haar best was op zichzelf. Die artistieke autonomie héb je niet, die wordt jou verleend. En net dat maatschappelijke draagvlak voor kunst(subsidies) gaat zo stilaan barsten vertonen. De kunst van de eenentwintigste eeuw zal er een van nieuwe bruggen en bredere netwerken moeten zijn, of ze zal niet zijn. Je ziet dat bewustzijn niet enkel bij steeds meer artiesten die publieke interactie en belendende domeinen opzoeken, je voelt die nadruk ook bij de politiek. ‘Heteronomie’ wordt het nieuwe ordewoord. En laat nu net kunsteducatie daar de proeftuin van zijn. Niet alleen voor kinderen, klassen en gezinnen. Meerdere organisaties koesteren ook een aanbod gericht op kunstenaars, om zich te bekwamen in die artistieke mediëring. Van nature is kunsteducatie altijd bezig geweest met verbinden. Het is de kern van haar knowhow. Zat ze in de klas van de autonome kunsten altijd achteraan in een hoekje, bij de heteronome kunsten zal ze mee voorop lopen. Omdat in het era van de interactiviteit niet langer de van-zichzelf-sprekende kunst, maar de kunst van de bemiddeling de avant-garde zal uitmaken.
Kunst in de kern
Voor wie bij ‘kunsteducatie’ nog steeds ‘kinderanimatie’ denkt, klinkt dat gegarandeerd als het failliet van honderd jaar artistieke ontvoogding. Tijd voor een update van die klassieke associatie. Kunsteducatie die zich thuis voelt onder het Kunstendecreet, is niet gericht op ‘jeugdcultuur’, maar prioritair bekommerd om de kunsten. Ze biedt geen rechtstreeks antwoord op sociale problemen, maar verrijkt (groepen) mensen in hun gedeelde omgang met klank, vorm, kleur en beeld. Die prioritair artistieke inzet merk je bijvoorbeeld concreet op die momenten in de loop van elk project, waarop een cruciale keuze gemaakt moet worden voor het vervolg. Welke weg slaan we in? Kunstenorganisaties kiezen dan liever voor het moeilijk voorspelbare pad, naar het sterkste artistieke idee. Bredere cultuureducatieve initiatieven gaan doorgaans liever voor het pad dat al hun deelnemers aan boord houdt, of hen de leukste tijd bezorgt. Natuurlijk zijn die beide paden even legitiem. Maar ze beogen iets totaal anders. Bij kunsteducatie is dat niet in de eerste plaats amusement of animatie, maar sensitieve confrontatie.
Wij moeten niemand naar de kunst brengen. Mensen hebben die kunst al. Het enige wat je moet doen, is dat bezit en dat besef bij hen wakker maken.
Zie je intussen de tien verschillen? Schrap ‘educatie’. Organisaties als Musica of De Veerman zien ‘opvoeden’ allang niet meer als wat ze doen. Ze zijn – in de woorden van Tijl Bossuyt –bezig met ‘centralisatie’: bij mensen en groepen van alle leeftijden en alle slag een ontvankelijkheid aanboren voor kunstzinnigheid als een verschijnsel in het centrum van hun dagelijkse leven. ‘Wij moeten niemand naar de kunst brengen. Mensen hebben die kunst al. Het enige wat je moet doen, is dat bezit en dat besef bij hen wakker maken.’ De ene organisatie zal dat ‘publieksverbreding’ noemen, een andere ‘het aanspreken van een unserved audience’. Weer anderen noemen het ‘ont-scholen’ of ‘de utopie van de agogiek’. Maar voor al deze kunstenspelers gaat hun praktijk hoe dan ook om zin- en betekenisgeving. Ze gooien bij mensen alles open, en prikkelen hen met de gedachte dat kunst een doorlopende bril kan zijn waardoor de stroom van de werkelijkheid anders te bekijken valt. Ze dromen kunst weer in het hart van het maatschappelijke leven.
Bericht aan het onderwijs en de kunsten: You’d better take that seriously.
Wis animatie. Vergeet toeleiding. Onthoud kunst.
(lees hier de kritische respons van Lode Vermeesch op dit artikel)
Wouter Hillaert is freelance theaterjournalist en podiumredacteur van rekto:verso.