Schoonheid = vitaliteit
Door Tom Van Imschoot, Wouter Hillaert, op Wed Nov 27 2013 14:35:31 GMT+0000‘We moeten schoonheid terug in ere herstellen. Het is een ideaal dat vandaag, net als politieke idealen, helemaal verloren dreigt te gaan.’ Regisseur Guy Cassiers en schrijver Yves Petry verdedigen het belang van schoonheid niet vanuit nostalgie, maar omdat ze geloven dat net deze tijd erg nood heeft aan de essentie van elke schoonheidsbeleving: betrokkenheid. Tegenover het schone staat niet het lelijke, maar het voorspelbare.
In 2012 werkten Cassiers en Petry samen voor De Misdaad, het derde deel van de Musil-trilogie van het Toneelhuis. Maar wat ze vooral delen, is dat ze vaak geprezen of nagewezen worden als ‘stilisten’. Toen Petry in 2011 de Libris Literatuurprijs won voor De maagd Marino, schreef de jury dat de roman een kaal verhaal zou zijn, ‘als het niet uitblonk door een stijl die getuigt van het geloof in de kracht van de precieze formulering’. Van Cassiers’ laatste voorstelling MCBTH blijft vooral het zintuiglijke appel bij: het opbloeiende rood vanachter het houten lattendecor, de psychedelisch trillende videoprojecties, de schrille heksenzang, de kostuums van Tim Van Steenbergen waar je niet op uitgekeken raakt.
Mag het nog wel, al die zinnenprikkeling? Die uitgesproken hang naar het esthetische detail, in de hoop op een stille schoonheidservaring bij lezer of toeschouwer? Niet zelden wordt het resultaat gekapitteld als ‘leeg effect’, als ‘louter mooie plaatjes’: schoonheid als een ijdele uiterlijkheid, een luxueus strikje dat de aandacht vooral op zichzelf wil vestigen. ‘Schoonheid zit in het verdomhoekje’, ervaart Cassiers. ‘Er wordt vandaag bijna vanzelf een sociaal-politieke inhoudsloosheid aan gekoppeld. Maar als we in de kunsten op zoek gaan naar waarheid, naar het goede, hoort ook schoonheid in dat rijtje. We moeten schoonheid terug op de agenda plaatsen, in het centrum van het publieke debat.’
Hoe is schoonheid in dat verdomhoekje terechtgekomen?
Cassiers: ‘Daar is de kunstenaar mee schuldig aan, vrees ik. Toen Duchamp in 1917 op de proppen kwam met zijn urinoir, was dat een fantastisch statement tegen alle klassieke artistieke idealen van daarvoor, maar in feite hief hij kunst op. En daar zijn we heel erg in blijven hangen. Nu hangt aan “schoonheid” een verkeerd elitair geurtje, alsof het enkel voorbehouden zou zijn voor een bepaald segment van de massa. Tegelijk wordt het steeds meer geclaimd vanuit commerciële belangen. Ik vind een Ipad of een Iphone ook heel fijne objecten, maar uiteindelijk gaan zij bepalen wat we mooi vinden. De smaakmakers van schoonheid zijn nu niet meer de kunstenaars.’
En dat zou wel moeten, dat kunstenaars blijven bepalen wat schoonheid is?
Petry: Als er geen schoonheid is, voelen mensen zich vaak om de verkeerde redenen betrokken bij een kunstwerk
Cassiers: ‘Niet elke maker moet dat doen, maar het is toch een zekere verantwoordelijkheid.’
Petry: ‘Als er geen schoonheid is, voelen mensen zich vaak om de verkeerde redenen betrokken bij een kunstwerk: omdat het een waarheid, een morele boodschap of een politieke lading bevat. Terwijl dat dikwijls toch alleen maar hoogst voorspelbaar geleuter is. Schoonheid is verleiding. Het bestaat uit een reeks verrassingseffecten die mij zo verleidt dat ik me voor de duur van dat kunstwerk ook echt betrokken voel, zonder dat ik precies kan zeggen waarom. Mooier kan het leven toch niet zijn?’
Verleiding is alleen niet het alleenrecht van de kunst. Waarin maakt een artistieke schoonheidservaring een verschil?
Cassiers: ‘Oscar Wilde heeft ooit gezegd dat de fog van Londen pas mooi is geworden doordat iemand ze geschilderd heeft. Daarin schuilt veel waarheid. Zelfs een boer kijkt anders naar zijn landgoed als hij nooit een schilderij van een boom heeft gezien. Het is door van iets afstand te nemen via een bepaalde blik, dat je dichter bij de authenticiteit ervan komt.’
Petry: ‘Ik ervaar schoonheid vooral in de natuur, maar Hugo Claus zei ooit dat hij helemaal niet van natuur houdt, tenzij ze is vormgegeven door Visconti. Het gaat om die omzetting. Waarom zou het leven schoon moeten zijn als ik er niet over kan schrijven?’
Is net dat niet de reden voor de kwalijke naam van schoonheid in de kunsten? Dat het om een esthetische stilering van de werkelijkheid gaat, die de werkelijkheid zelf vervangt?
Petry: ‘Schoonheid is een vervalsing, ja. Maar er bestaat sowieso géén werkelijkheid zonder dat mensen er hun stempel op drukken. Schoonheid op zich bestaat niet. Het is geen inherent kenmerk van dingen, maar altijd een ervaring bij een beschouwer. Zelfs de pure zintuiglijke waarneming vormt al een vertekening, zij het een heel spontane. Een wesp kijkt bijvoorbeeld heel anders tegen de wereld aan.’
Schoonheid is essentieel menselijk?
Cassiers: ‘Schoonheid vraagt om toe-eigening. Waarom word je door iemand aangetrokken? Je ontdekt in die persoon een bepaalde schoonheid, en die wil je absorberen in jezelf. Je wil je ermee verenigen, om die schoonheid vervolgens te reproduceren in een kind of wat dan ook. En wat daar gebeurt, geldt ook voor de kunstenaar. Je eigent je iets toe, maar tegelijk vertaal je het ook, probeer je er iets aan toe te voegen: een element van verbeelding. Zo zie ik toch mijn eigen rol in theater: als een sluis, die de schoonheid van prachtige literatuur reproduceert door ze met een hele ploeg te vertalen naar de scène. Het is juist door zo’n vertaling dat je er de inhoudelijke en de sensitieve kracht van kan ontdekken.’
Cassiers: Het is niet altijd schoonheid die vanzelf een ervaring van schoonheid genereert
Welke werken associëren jullie met schoonheid?
Cassiers: ‘Het bijzondere aan schoonheid is dat het geen enkel onderwerp of artistieke strekking uitsluit. De oeuvres van Beckett en Proust zijn twee uitersten in de literatuur, maar je kan ze beide als schoon ervaren. Het is ook niet altijd schoonheid die vanzelf een ervaring van schoonheid genereert. Je hebt theater dat vertrekt vanuit de lelijkheid, maar juist schoonheid kan teweegbrengen.’
Petry: ‘Neem Lolita van Nabokov: ik kan dat herlezen met de gretigheid waarmee ik als kind stripverhalen herlas. Waarom blijft dat betoverend? Dat heeft te maken met de woordkeuze, de inventiviteit van de metaforen, het ritme van de vertelling. Met de lichtvoetige humor die erin zit, ondanks al het gruwelijke dat er gebeurt. Schoonheid hangt voor mij niet noodzakelijk met het goede samen.’
Cassiers: ‘Ik denk aan Amour van Michael Haneke: daar krijg je de mens te zien in zijn meest ziekelijke toestand. En toch heeft die film een schoonheidservaring. Je ontdekt het menselijke.’
Wat is het punt van zo’n schoonheidservaring?
Cassiers: ‘Ze kan mij zintuigelijk doen openbloeien, terwijl ik me in onze maatschappij al te vaak gemanipuleerd voel. Een boek of een voorstelling creëert een ruimte waarin het zintuigelijke terug kan samenvallen met een inhoud.’
Petry: ‘Dat vind ik schoon gezegd! Wat schoonheid doet, is betrokkenheid creëren: niet alleen bij de lezer of de kijker met het kunstwerk, maar ook de ervaring van betrokkenheid tout court. Vaak wordt je bespeeld van buitenaf: er wordt aan alle kanten aan je getrokken. Maar je betrokken voelen van binnenuit, dat vind ik een voorname functie van schoonheid. Het gaat me in literatuur niet om wat ik lees, maar om de ervaring zelf: een fysieke sensatie die helpt tegen de moeheid, de levenswalg, de vreugdeloosheid van een bestaan waarin je gewoon meedrijft met de stroom. Een schoonheidservaring daarentegen is een springlevend betrokken moment. Ontvankelijkheid voor schoonheid staat bijna gelijk met vitaliteit.’
Dus het tegendeel van schoonheid is afstomping?
Cassiers: ‘Het voorspelbare. En dat is ook een gevaar voor schoonheid zelf. Zo heb je in American Beauty die bekende scène met twee jonge mensen die naar een stukje film van een bewegend plastic zakje kijken. Dat is een heel mooi beeld, want een symbool voor de leegte van de schijnwereld die de hele film in beeld brengt. Daarom ontroerde die scène mij. Alleen is het gevaar dat je op tv enkel dat fragment met dat zakje zou tonen, als “een beeld van schoonheid”. Het is juist de hele weg erheen die de schoonheid creëert. Denk aan het madeleinekoekje van Proust: dat werkt alleen maar door al die pagina’s ervoor.’
Schoonheid vraagt dus om een verhaal, een context?
Cassiers: ‘Juist. En dat dreigen we te verliezen. We willen te vlug tot de directe kick komen, en zo wordt de ervaring vluchtiger, blijft ze niet hangen. Dát is het gevaar. Het is veeleer de verstilling of de vertraging die de absorptie van schoonheid mogelijk maakt, zeker in tijden vol extreme belevingen. Je moet jezelf de ruimte en de afstand geven om dingen belangrijk te maken. Daarom zullen literatuur en theater ook blijven bestaan.’
Petry: Schoonheid is ook een technische kwestie
Petry: ‘Schoonheid is dus ook een technische kwestie. Een mooie passage, die uitstijgt boven de meer psychologische of verhalende passages, moet op de juiste plaats staan. Schoonheid zit in een temporeel kader. Het gaat om het juiste effect op het juiste moment. En om een kwestie van stijl. Je wil een soort waarheid meegeven: een persoonlijke waarheid die vluchtig kan zijn, die niet voortdurend betekenisvol hoeft te klinken. Je wil je hart luchten over misstanden in de samenleving, maar zonder de pretentie dat je daar zelf geen deel van zou zijn. Die mix van effecten is wat ik met stijl bedoel. Eigenlijk is het vooral een kwestie van metier.’
Cassiers: ‘Ik ben bang dat dat verdwijnt. Als we niet opletten, dreigen we in theater onze eigen kunst onderuit te halen. De vernieuwers uit de jaren 1980 zijn de lesgevers van nu. Die geven niet door wat zij hebben afgebroken. Maar het gevolg is dat we stilaan geen decorontwerpers, geen licht- of kostuumontwerpers meer hebben. Er verdwijnt basiskennis over communiceren in de grote zaal. Hoe ben je voor- en achteraan verstaanbaar of zichtbaar voor vijfhonderd man?
Dat klinkt bijna cultuurpessimistisch. Waarom?
Cassiers: ‘Schoonheid draagt een ambitie uit, van wat je binnen je cultuur, je bewustzijn, je maatschappij nastreeft. Het is deel van een groeiproces, om een gemeenschap naar een hoger niveau te tillen. En in die zin heeft schoonheid sowieso met educatie te maken. Waarom waren knowhow en kunsten bij de Grieken en de Romeinen zo verweven? Anders blijf je hangen in wat verkoopt, in wat mensen snel bedient. En dat is nu het gevaar: het dreigt consumptie te worden. Ik moet denken aan wat Marianne Van Kerkhoven zei over smaak: als je een kind zelf laat kiezen wat het eet, dan is dat altijd friet met mayonaise of spaghetti bolognaise. Nee, je moet je kind nieuwe smaken aanreiken. Dat is wat ook de kunsten moeten doen, door mensen te verleiden en te confronteren met esthetica. Dat is een heel moeilijke, maar ook een heel spannende balans om telkens op zoek naar te gaan. Verleiden bouwt op een zekere herkenning, op een basis van vertrouwen dat je wekt, maar leidt tegelijk naar iets nieuws.’
Zijn die hoge ambities niet eindig? Dat is wat Alessandro Baricco in De Barbaren stelt: snelheid, oppervlakkige ervaringen, surfen neemt het over van duur, diepgang, studie. Hij ziet dat als een mutatie van amfibie naar vis. Moeten we onze idealen van schoonheid niet herdefiniëren naar deze tijdsgeest?
Petry: ‘Als die nieuwe structurering van onze persoonlijke ervaring al klopt, zorgt ze ook voor problemen. Mensen lijden onder die inwisselbaarheid. Ze kunnen elkaar nog weinig betoveren, vervelen zich, voelen zich mentaal verzwakt, worden kleinzerig en snel geïrriteerd, voelen zich bedreigd. Dan weet ik dus niet of die vermeende cultuurverschuiving zelf wel blijvend zal zijn. Zeker in het Westen zie ik dat als een soort luxeverschijnsel. Reken maar dat ze in groeilanden nog heel overtuigd zijn van de waarde van culturele inspanning – van inspanning tout court! Als we geloven dat we werkelijk zonder kunnen, en werkelijk vissen zouden worden, dan zullen we vroeg of laat ook als vissen behandeld worden door mensen die er niet aan denken zichzelf als vissen te zien.’
Jullie schoonheidsideaal heeft het niet lastig om te overleven?
Petry: ‘Op zwaarmoedige dagen denk ik: ik ben precies de telg van een beschaving die volop aan het verdwijnen is. Maar op dapperder, meer vitale dagen denk ik: ik ben de telg van een cultuur die weer in opkomst is.’
Cassiers: ‘Het is gek om vast te stellen, maar ik voel me nu bijna weer de verzetsstrijder van dertig jaar geleden. Als ik zie hoe alles gedeconstrueerd wordt, hoeveel angst er is om “schoonheid” nog maar in de mond te nemen, dan voel ik me juist meer geneigd om die menselijke gevoeligheid extra te stimuleren.’
Kan die stimulering ook een maatschappelijke impact hebben?
Cassiers: Schoonheid is verheldering in die zin dat ze inzicht geeft. Je ontdekt dingen van jezelf
Cassiers: ‘Ken je de Frans-Albanese videokunstenaar Anri Sala? Hij maakte een film, Dammi I Colori, over een compagnon-kunstenaar, Edi Rama, die burgemeester werd van Tirana. In de documentaire krijg je van die stad een heel triestig beeld, vol armoede en cementen blokken. Wat heeft die kunstenaar-burgemeester gedaan? Hij gaf iedereen een job als schilder, om die buitenmuren van al die gebouwen in de meest felle kleuren te schilderen. Terwijl mensen er nauwelijks brood op de plank hebben, was zijn eerste beleidskeuze die stad omtoveren in kleur. Dat is het meest extreme van wat kunst kan: “we zorgen eerst voor de uitstraling van de stad, en uit die nieuwe mentaliteit zal al de rest volgen.” Zijn leven wordt nu bedreigd, niet iedereen was daar dus even gelukkig mee. Maar het scherpt wel de doelstelling van schoonheid: vanuit een puur zintuiglijk oogpunt een hele stad proberen te doen herleven. Ik zou niet zo extreem durven gaan, maar ik geloof wel in die kracht. Als samenleven een gevoelskwestie is, dan kunnen poëzie en schoonheid wel degelijk een verschil maken.’
Petry: ‘Ik leef toch liever in een bestel waarin pragmatische politici en een goed draaiende economie zorgen voor een fatsoenlijke levenswijze, een democratische rechtstaat. En laat de kunst dan maar iets anders doen.’
Cassiers: ‘Tuurlijk, maar hier zat alles in het slop. En hoe raak je dan uit zo’n diepe crisis?’
Dat is een invulling van schoonheid die toch echt met het goede samenhangt?
Cassiers: ‘Het toont vooral de verhelderende kracht van schoonheid. Elk gebouw kreeg plots een eigen identiteit, terwijl elk huis er tot dan hetzelfde uitzag. Schoonheid is verheldering in die zin dat ze inzicht geeft. Je ontdekt dingen van jezelf.’
Dat laatste zegt de commercie ook: word jezelf, koop iets moois.
Petry: ‘Ik vind die schoonheidservaringen niet concurrentieel. Een boek lees je in het verborgene, je ervaart het in de eerste plaats op je eentje. Als je een auto koopt, dan wil je vooral gezien worden.’
Cassiers: ‘Ja, commerciële schoonheid gaat om status verwerven, terwijl het lezen van een boek draait om wat er in jezelf gebeurt. Dat is een heel andere doelmatigheid. Met artistieke schoonheid kan je iemand anders naar zijn omgeving doen kijken. En misschien, in het beste geval, een andere auto doen kopen. Of geen.’
Maar, denkend aan Tirana, de grens tussen schoonheid en kitsch is soms nogal dun, niet?
Cassiers: ‘Schoonheid gaat om de juiste balans tussen esthetica en relevantie. Soms heeft het ene de bovenhand, soms het andere. Met esthetica alleen ben je niets, dan wordt het spielerei.’
Petry: ‘Die balans vinden is net zo’n subtiel proces als verleiding. Er bestaat geen programma voor, het gebeurt terwijl je het doet. Het hangt van de omstandigheden af, van wat je wil bereiken, van wie de ander is. Soms geef je iets te veel, soms iets te weinig. Waar ligt de grens? Kitsch ontstaat wanneer iemand zich niet meer om dat soort afwegingen bekommert, en alleen nog uit is op de ander overbluffen. Zo hangt een cineast als Wong Kar Wai me vreselijk de strot uit, vooral omdat er onder zijn stortvloed van mooie plaatjes ook zo’n sentimenteel verhaal zit. Met gruwelijk sadomasochistische verhalen had zijn stijl nog iets betekend. Ik begrijp de faam van die man dus niet. Maar zelfs als je je poging tot schoonheid beter afweegt, blijft het onzeker. Van een en hetzelfde boek kunnen mensen vinden dat het heel goed werkt, terwijl anderen het schoonschrijverij vinden. Of wordt er totaal veronachtzaamd hoe je schrijft. Zeker in Nederland vermelden recensies hoogstens even je stijl, alsof het een bijkomstigheid is. In Vlaanderen bestaat daar nog iets meer uitgesproken bewondering voor.’
Leven er in Nederland andere ideeën rond schoonheid dan in Vlaanderen?
Petry: ‘Voor literatuur zijn er zeker verschillen. In Nederland houden ze meer van schrale en duidelijke zinnen, van zakelijkheid, van wat strikt te rechtvaardigen en niet aan te vechten valt. Vlaamse auteurs gaan daar veel verder in, zowel in hun taalgebruik als in hun verhaal.’
Cassiers: ‘Waar het in Nederland compleet mis is beginnen te gaan, is toen de Amsterdamse grachtengordel Marco Borsato en André Hazes is gaan koesteren als de nieuwe cult-symbolen. Verkondig je dat als dé nieuwe norm, dan haal je jezelf onderuit. Dáár is de politiek op gesprongen: “die zangers rooien het toch ook zonder subsidie?” Als je het platte gaat hypen en esthetiseren, dan is er geen weg meer terug, zeker als je zelf niet 100 % sterk staat.’
Is esthetiseren niet sowieso problematisch? Het lijkt zo haaks te staan op kritisch denken. Schoonheid schakelt de kritische functie van kunst eerder uit dan in, lijkt het soms.
Petry: ‘Helemaal niet. Als ik stilsta bij een prachtige zin die iets heel beknopt onder woorden brengt, dan word ik juist scherper. Dat verhoogt mijn kritische kijk.’
Petry: Voortdurend snakken naar esthetische ervaringen maakt er fastfood van, dat is onmogelijk.
Cassiers: ‘Taal komt natuurlijk altijd via de hersenen binnen, en pas dan ga je dingen ruiken en beelden zien. Theater werkt dikwijls andersom. Je spreekt eerst de zintuigen aan om zo tot de gedachte te komen. Alleen moet je altijd blijven bewaken dat de schoonheid die je zoekt, in functie blijft staan van iets. Zo probeer ik in MCBTH het publiek te laten meegaan in een schoonheid die uiteindelijk een illusie van macht en rijkdom blijkt, maar waardoor mensen hopelijk wel meegesleurd worden én bepaalde ideeën krijgen. Die overgang, weg van het louter fysieke, is voor mij het spannende aan theater. Het is nooit mijn ambitie om zomaar schoonheid te genereren. Ik hoop dat er iets nieuws ontstaat, en daarvoor zoek je naar zo slim mogelijke combinaties.’
Op vele momenten in de kunstgeschiedenis is schoonheid toch wel het doel geweest?
Petry: ‘Kan je van dat soort pure bellettrie voorbeelden geven? Ik betwijfel dat. Boeken die louter aan schoonschrijverij doen, overleven de tijd niet.’
Cassiers: ‘En kijk naar de prachtig geschilderde gruwel waarmee onze kerken volhangen. Al heel vroeg begreep men: willen we een bepaalde Bijbelse ideeënrijkdom onvergetelijk maken voor de gelovigen, dan is schoonheid een belangrijke tool. Zo is er altijd in kunst geïnvesteerd met een bepaald doel. Bij Triumph des Willens is dat doel duidelijk extreem problematisch, maar zelfs Rubens kan je nooit loskoppelen van de opdracht die hij kreeg. Het mooie aan zijn werk is juist dat hij binnen al die opdrachten toch zijn eigen lijn heeft kunnen ontwikkelen.’
Bewijzen je voorbeelden niet hoe kritiekloos schoonheid zich laat inschakelen voor een of andere ideologie? En leeft ze niet daarom op gespannen voet met artistieke autonomie?
Cassiers: ‘Het bewijst volgens mij vooral dat we als kunstenaars telkens weer voor de vraag staan wat we willen doen met de vrijheid die we zo moeizaam verworven hebben. Er wordt vandaag evenveel schoonheid gecreëerd als vijf eeuwen geleden, maar we hebben het er alleen niet meer over: wat is de noodzaak ervan? Daarom wordt ze zo misbruikt of gebagatelliseerd.’
Met welk doel zouden we vandaag opnieuw op schoonheid moeten inzetten?
Petry: ‘Omdat het een ervaring is die mensen weerbaarder kan maken tegen manipulatie en tegen wat hen aangepraat wordt.’
Cassiers: ‘Het gaat om het stimuleren van zowel een inhoud als een ervaring. Los van het feit dat er voor- en tegenstanders zijn, moeten we schoonheid terug durven agenderen. Ik begrijp heel goed dat er ooit nood was om het schone overboord te gooien. Maar we mogen er niet van uitgaan dat die situatie ook zo moet blijven. We mogen vooral de kennis erover niet verliezen.’
Petry: ‘Tegelijk moeten we van schoonheid geen fetisj maken, want dat bewijzen we haar ook geen eer. Ik vind het al heel wat als je af en toe een ervaring van schoonheid krijgt. Voortdurend snakken naar esthetische ervaringen maakt er fastfood van, dat is onmogelijk. Plotinus heeft veel geschreven over de sublieme ervaring van het schone en het goede, maar hij zei: “eerlijk gezegd, heb ik dat sublieme maar een paar minuten mogen ervaren.” En daar vulde hij dan zijn hele leven mee. Het gaat dus om een bepaald soort betrokkenheid die je maar af en toe kunt voelen. En dan nog is het de vraag of het geen epileptische aanval was. Maar als het gebeurt, is het een ervaring die je onderscheidt, die je doet bestaan als subject.’
Wouter Hillaert is freelance theatercriticus, Tom Van Imschoot docent aan LUCA School of Arts. Beiden zijn redacteur van rekto:verso.