Sant in buitenland

Door Stephanie Ketels, op Sat Nov 10 2012 15:47:34 GMT+0000

Elke tweeënhalve dag wordt een audiovisuele creatie van eigen bodem op een buitenlands filmfestival gelauwerd. En dat zullen we geweten hebben. Jubelende persberichten die gewag maken van prestigieuze trofeeën of imposante nominaties zijn niet van de lucht. Vlaamse cinema wordt blijkbaar gesmaakt over de landsgrenzen heen. Maar die euforie rond de Vlaamse film is een ambigu verhaal. Enige inzage in hoe deze internationale promotiemachine precies werkt, nuanceert een en ander.

54_Ketels_© Thomas Huyghe380_0.jpgHoe gaat dat, een film zichtbaar maken? Nadat een Vlaamse regisseur zijn nieuwe product heeft afgewerkt, begint de prent zijn zoektocht naar een publiek. Publiciteit is daarbij erg belangrijk, dat is een open deur. Alle middelen zijn goed, dat bewijst ook de soms wat wanhopige reclame die op de filmkijkende consument in Vlaanderen wordt afgevuurd. Een waardeloze persoonlijkheidsquiz, bijvoorbeeld, opgesteld door het Huis van de Vlaamse Film: daar kom je te weten welke Vlaamse film bij jou hoort. Om maar te zwijgen van de vele propagandistische boodschappen die via Facebook en Twitter de wereld in worden gestuurd. Zo riep regisseur Bavo Defurne zijn publiek zonder gêne op om de rating van Noordzee, Texas, zijn eigen film uit 2011 over twee jonge homo’s in de jaren 1970, naar boven te stemmen in de Internet Movie Database (IMDb).

Om Vlaamse films ook in het buitenland te pitchen, zijn de procedures een stuk complexer. We laten drie stemmen aan het woord die het Vlaamse filmlandschap en de internationele promotie daarvan goed kennen. Yves Verbraeken is producent van Noordzee, Texas, Karel Verhelst is communicatiecoördinator van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) en Dave Mestdach is filmrecensent bij Focus Knack. Alle drie zijn ze het erover eens dat er de jongste tien jaar veel ten goede veranderd is voor de Vlaamse film, maar toch vallen er ook kritische geluiden te horen.

MEER GUNST DAN KUNST?

Voor een vaderlandse film loopt de weg naar de Vlaamse zalen vaak via het buitenland. Steeds meer behoort een parcours langs filmfestivals in den vreemde tot de strategie van producenten en hun eventuele sales agent. De juiste informatie en de goede connecties zijn dan cruciaal om internationaal iets te verwezenlijken. Producenten worden daarin geadviseerd door Flanders Image, het internationale promotieluik van het VAF, dat sinds zijn oprichting in 2002 mee verantwoordelijk is voor het breed geafficheerde succes van de Vlaamse film in het buitenland. Op grote A-festivals zoals Cannes, Toronto en Berlijn werkt het Fonds aan een omvangrijk netwerk van persoonlijke relaties, die regelmatig worden aangesproken om kersverse Vlaamse films onder de aandacht te brengen. Daarnaast probeert Flanders Image de vaderlandse film internationaal te positioneren met een Vlaams keurmerk, getiteld ‘Belgian cinema from Flanders’.

Steeds meer behoort een parcours langs filmfestivals in den vreemde tot de strategie van producenten

‘Die Vlaamse omkadering werkt wel’, stelt producent Yves Verbraeken. ‘Door de stijgende kwaliteit van de Vlaamse films is er een soort vertrouwen en meer appreciatie gegroeid bij verdelers en programmatoren, terwijl we vroeger meer golden als een regio waar niks vandaan kwam. Als filmmaker moest je het toen alleen zien te rooien.’ Nu maakte het VAF hem voor Noordzee, Texas wegwijs in het overgrote aanbod van festivals, en dat scheelt een slok op een borrel. ‘Zonder de contacten van het VAF zou onze film niet hetzelfde traject hebben afgelegd. Je weet dat hun contacten te vertrouwen zijn. Dat is erg belangrijk.’

Buitenlandse lauweren kunnen de film een duwtje in de rug geven op de thuismarkt. Noordzee, Texas kreeg zijn vuurdoop dan wel in de Vlaamse zalen, maar Verbraeken betreurt nu dat hij met de film niet eerst over de grenzen trok. ‘In principe was dat beter geweest. Toen Noordzee, Texas later in het buitenland een prijs won, en dat hier bekend raakte, was een laatste vertoning van de film in Oostende snel helemaal uitverkocht. Prijzen werken.’

GLITTER EN GLORIE

Een selectie voor een groot filmfestival levert zowel prestige als promotie. ‘Een selectie voor pakweg Cannes is erg relevant’, verzekert Karel Verhelst van het VAF. ‘Zo wordt de film ook gepromoot bij andere selecties, bij andere festivals.’ Het zijn de grote festivals die de carrières van getalenteerde filmmakers in een stroomversnelling brengen. ‘Zelfs een kleine selectie op een A-festival betekent dat je tot de top van de wereld behoort’, stelt Yves Verbraeken. Zo’n prestigieuze selectie biedt regisseurs en producenten de kans om een internationale sales agent beet te krijgen, die weet waar hij terecht moet met welk type film. Zo raakte Noordzee, Texas in de Britse zalen, mede omdat zijn holebithema een specifiek publiek kon aanspreken.

‘Daarbij komt ook nog de mogelijkheid op internationale verkoop’, vervolgt Verhelst. ‘Een film die in Cannes wint, wordt overal verkocht.’ Maar volgens filmjournalist Dave Mestdach is dat lang niet altijd meer het geval. ‘Twintig jaar geleden betekende het winnen van de Gouden Palm gegarandeerd succes, maar dat is nu veranderd. In 2010 won bijvoorbeeld Uncle Boonmee, terwijl deze film in de Vlaamse bioscopen amper vijfduizend entrees haalde.’

De Vlaamse film blijkt niet te beroerd om zijn ware aard te verloochenen om op bepaalde festivals te verschijnen

Voor minder fortuinlijke films resten in de schaduw van de grote festivals letterlijk honderden kleinere festivalletjes. Vaak beperken die zich tot één genre. En ook daar duiken Vlaamse films op, soms zelfs onder een vreemde noemer. Want de Vlaamse film blijkt niet te beroerd om zijn ware aard te verloochenen (of te verbloemen)om op bepaalde festivals te verschijnen. Zo nam Rundskop in 2011 deel aan het internationale festival van de politiefilm te Beaune, terwijl de film meer een psychologisch drama is waarin nauwelijks een stormachtige politieachtervolging voorkomt. Yves Verbraeken verklaart: ‘De structuur van Rundskop is toch wel die van een politiefilm, maar vaak wordt een genre vooraf wat vager gehouden om te zien hoe een film aanslaat bij het publiek. Dat kan je dan uitspelen.’ Ook Karel Verhelst pleit voor pragmatiek. ‘Voor elke film moet je gewoon zoveel mogelijk proberen en hem zo ver mogelijk laten gaan. Vlaanderen is veel te klein, dus moet je uitzoeken waar de film elders nog kan werken.’

DOLEN OP DE DRAAIMOLEN

Of er op die overvloedig veel kleine filmfestivals veel meerwaarde te halen valt, blijft vaag. Je kan twijfelen aan hun geloofwaardigheid, aan de waarde van eventuele winst en dus ook aan de wezenlijke kwaliteit van een geselecteerde film. Valt er eer te halen in Cluj (Transilvanië), Ourense (Spanje) of in Colombo (thuishaven van het International Buddhist Film Festival van Sri Lanka)? Toch beproefden meerdere Vlaamse films net daar hun geluk. Yves Verbraeken schept duidelijkheid. ‘Zelfs een film die amateuristisch gemaakt is, kan op een klein festival komen. Grote namen uit het filmlandschap sturen hun films daar niet in. Als zo’n festival beslist om Noordzee, Texas te vertonen, dan staat dat los van de kwaliteit van de film. Maar hoe kleiner het festival, hoe groter de financiële compensatie.’ Zo’n screening fee levert geen grote bedragen op, maar alles helpt om de hoge productiekosten te dekken.

54_Ketels_Noordzee Texas.jpgBij het VAF ziet Verhelst nog andere voordelen aan buitenlandse filmfestivals. ‘Internationaal gaan kan veel opleveren. Soms kan je terugkeren als jurylid, word je uitgenodigd voor een workshop of spring je in het oog bij een onafhankelijk filmfonds. Elke selectie, hoe klein ook, kan deuren openen. Er is niet altijd de intentie om te winnen, maar de publiciteit is ook al interessant. Al was het maar voor de lokale markt die aan een festival verbonden is. Die biedt kansen om gelanceerd te worden.’ En je kan, wie weet, ook nog altijd met een prijs naar huis komen. ‘Hoe weinig zo’n prijs misschien ook betekent, hij wil toch altijd zeggen dat je beter bent dan de rest’, aldus Verbraeken. ‘Het draagt bij tot het prestige van de film en het is normaal dat een kijker meer geïnteresseerd is in een film die veel prijzen op zijn naam heeft.’

De belangrijkste drijfveer lijkt dan toch de promotie die op het thuisfront aan een prijs of een festivalselectie gekoppeld wordt. Het VAF maakt van festivalselecties gretig gebruik om de films via persberichten in de kijker te zetten, veelal los van de objectieve verdienste van zo’n selectie. Dave Mestdach benadrukt dat men dus vooral kritisch moet blijven: ‘Wat me stoort, is de gapende kloof tussen wat de Vlaamse film in het buitenland voorstelt en wat we hier denken dat hij voorstelt. Dat komt door de overenthousiaste media.Als de Vlaamse film het echt zo goed doet als zij beweren, waar zijn dan onze Gouden Palmen, Beren en Leeuwen?’

JUICHENDE PENNEN

Het succes van de Vlaamse film moet met een korrel zout genomen worden. Het lijkt soms meer een kwestie van goed gemanagede perceptie dan een werkelijke uitstraling. Het VAF kan je dat moeilijk verwijten. Het is zijn job om de Vlaamse film te promoten. Maar van filmjournalisten verwacht je meer. Vlaamse films worden hier vaak uitmuntend gequoteerd, alsof de vaderlandse recensenten het zichzelf gemakkelijk maken door blindweg de persberichten van het VAF over te nemen.

Mestdach verwijst naar een uitspraak van Michel Follet in rekto:verso. ‘De jongste jaren is het totaal niet meer toegestaan dat je een Vlaamse film afkraakt of gewoonweg slecht vindt. Door alle hoeraberichten die vooraf over films gelanceerd worden in de media, ben je bijna de vijand als je eerlijk een (negatieve) mening formuleert.’ Mestdach geeft Follet gelijk. ‘Ik beoordeel Vlaamse en buitenlandse films volgens dezelfde parameters, maar sommige journalisten lijken wel een verschil te maken. Ze worden heel enthousiast als er iets in de eigen taal uitkomt. Ik gun iedereen zijn succes, maar ik wil geen verlengstuk van een promocampagne zijn. Een van de redenen waarom ik journalist werd, is een fundamenteel wantrouwen tegenover de media.’

Als je een Vlaamse film niet goed vindt, dan komt er vaak gezaag van

Op zich ontkent Mestdach niet dat de film in Vlaanderen erop vooruit is gegaan. ‘Het VAF en Flanders Image leveren veel en uitstekend werk, het tax shelter-systeem zorgt voor meer geld om films te produceren en er is onder filmmakers meer talent.’ Maar bij de filmsector zelf lijkt dat intussen een heilige koe geworden. ‘Als je een Vlaamse film niet goed vindt, dan komt er vaak gezaag van’, zegt Mestdach. ‘Zo kreeg ik tijdens de Oscarperiode van Rundskop een vermanende mail uit de branche omdat ik Rundskop “maar” een verdienstelijk debuut had genoemd. Dan is het toch ver gekomen? Alsof ik zo iets afdoe van de verdiensten van de film.’

Het lijkt wel alsof er in de media een schemerzone is ontstaan waarin journalisten verdwalen. ‘Die schemerzone ligt niet aan het VAF, maar aan de media zelf’, zegt Mestdach. ‘Journalisten geven vaak desinformatie. Een voorbeeld daarvan is de Oscar voor het Brussels Philharmonic Orchestra, terwijl die slechts enkele delen van de soundtrack voor The Artist had ingespeeld. De media hebben altijd een kop nodig. De waarheid wijkt desnoods wel.’

Stephanie Ketels studeert Filmstudies en Visuele Cultuur aan de Universiteit Antwerpen. Dit artikel is het resultaat van haar onderzoeksstage bij rekto:verso.