Rwanda is fictie
Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000Afrika filmfestival in Leuven. Een prachtige zwart-wit foto van een Afrikaanse engel kleeft tegen de ramen van verschillende rijenhuizen en geeft de prikborden in universiteitsgebouwen een vleugje kunst mee. Aan de Grote Markt roept een oranje banner op tot geëngageerd filmbezoek. De toeloop is nochtans niet immens. Alleszins niet voor 100 Days, de debuutfilm van Nick Hughes over de Rwandese genocide. Het is dinsdagavond, 20u en het Studio'ke, een klein, smal zaaltje in de Brabançonnestraat, vlak naast de iets grotere Studio 1 is met amper tien man gevuld. 100 Days is dan ook niet meteen de meest geschikte prent voor een ontspannend avondje uit.
Rwanda is nieuws, geen kunst?
100 Days opent met een collectie schitterende natuurbeelden. De camera scheert over enkele groene eilanden heen. Boven een blauw, helder water wordt de begingeneriek geprojecteerd. Dan zwenkt de camera voorbij de Rwandese kustlijn en gunt de kijker een blik op de beboste heuvels van het binnenland. Een vredig landschap, een beloofd land. Schijn bedriegt. Deze film is immers het product van Hughes' verwerking van de drama's die hij met eigen ogen in Rwanda zag. De Brit Nicolas Quentin Hughes is een bekwaam cameraman die onder meer de cinematografie en fotografie voor de korte, Belgische documentaire The Dead Are Alive: Eyewitness in Rwanda (1996) van Anne van der Wee op zich nam. Hij filmde, eveneens in het land van de heuvels, in 1994 de gruwelen van de genocide waarin de Hutu's, de meerderheid van de Rwandese bevolking, hun Tutsi-broeders van de aardbol wilden doen verdwijnen. Op 100 dagen tijd vonden 800.000 tot 1 miljoen Tutsi's — vaak op de meest gruwelijke wijze — de dood. Hughes kon wat hij gezien had, niet van zich afzetten en besloot in 1999 een fictiefilm te draaien over de verschrikkingen van de volkerenmoord. Die film, waarvoor Hughes zowel de regie, de cinematografie, de productie (samen met Eric Kabera) als het script voor zijn rekening nam, werd de eerste fictiefilm over het delicate onderwerp. Al was er ook in de theaterwereld reeds reactie gekomen. De Frans-Belgische theaterregisseur Jacques Delcuvellerie vermengde documentaire en fictie in zijn voorstelling Rwanda 1994, gespeeld door de Luikse toneelgroep Groupov. Andere pogingen lijken uit te blijven: Rwanda blijkt nieuws, geen kunst.
Het eerste personage dat in beeld verschijnt, is een op de vlucht slaande Josette, de hoofdfiguur van 100 Days. Al snel blijkt dat het jonge Tutsi-meisje niet achterna gezeten wordt door een vijand met machete, maar door haar vriendje Baptiste. De eerste scènes van de film baden in een licht van lieflijkheid: twee elkaar plagende geliefden in de bossen van Kibuye. Een kleine aarzeling van Josette, die haar maagdelijkheid wil bewaren en Baptiste daarom wat op afstand houdt, wordt in een mooi shot gevangen: links verschijnt Baptiste in beeld terwijl een strook bladgroen hem scheidt van de close-up van Josettes gezicht. De acteerprestaties zijn echter matig, de dialogen ('no, please, don't, I don't want to get pregnant') zwak. Naast mij hoor ik iemand verzuchten dat het geheel hem doet denken aan de intro van een goedkope pornofilm.
De film komt pas echt op gang wanneer Baptiste en Josette na hun geminnekoos naar huis terugkeren. Van hun vaders krijgen ze te horen dat het vliegtuig met president Habyarimana aan boord is neergehaald. Die gebeurtenis, die algemeen aanvaard wordt als de rechtstreekse aanleiding tot de volkerenmoord, leidt ons langzaamaan een filmisch universum van waanzin binnen. Hutu's worden opgejut door een plaatselijke functionaris die hen ervan overtuigt dat wat ze zullen doen van gehoorzaamheid aan de regering getuigt. Een blanke priester deelt een ander groepje Hutu's mee dat hun moordplannen als wettelijke zelfverdediging worden beschouwd en dat God vergeeft wie vergiffenis vraagt. De katholieke Kerk zal ook in het steeds grimmiger wordende vervolg van 100 Days uitdrukkelijk gehekeld worden en zelfs openlijk beschuldigd van medeplichtigheid. Nick Hughes wil de waarheid vertellen en deinst er dan ook niet voor terug om een aantal heilige huisjes te slopen. Zo stelt hij onder meer de dubieuze rol van de Verenigde Naties aan de kaak. Gezien Hughes' professionele achtergrond, is het opvallend dat ook de journalisten en cameramannen er niet zo mooi uitkomen. In een verrassende scène storten een journaliste en een cineast zich enthousiast op Josettes broer Pierre, vlak nadat hij de lijken van zijn vrienden in hun verwoeste huis aangetroffen heeft. De jongen staat nog op zijn benen te trillen wanneer ze hem overstelpen met hun meedogenloze vragen.
Vreemd genoeg worden de acteerprestaties van de hele cast beter en overtuigender naarmate de film vordert, alsof het onervaren toneelspelers op een podium zijn die nog wat moeten opwarmen. Zo is de scène waarin Pierre de vermoorde familieleden van Baptiste aantreft, voortreffelijk geacteerd. Het Engels taaltje met Rwandese tongval went snel en de dialogen blijken uiteindelijk zinvoller dan de openingsscènes deden vermoeden, alhoewel zij duidelijk niet de sterkte van de film uitmaken.
Verhaaltje voor het slapengaan
Uit het voorgaande mag al blijken dat het 100 Days niet ontbreekt aan documentaristische trekjes — de regisseur heeft vóór deze film dan ook meegewerkt aan meer dan 100(!) documentaires. Het waarheidsgehalte is — jammer genoeg voor de geschiedenis — ongelooflijk hoog. Hughes versterkt het oorspronkelijke karakter nog door de filmlocatie: Kibuye met zijn kerkgebouw dat baadt in caleidoscopische kleurenpracht dankzij de cirkelvormige glasramen. Dit stadje met zijn Huis van God was in werkelijkheid het decor van een serie afgrijselijke gebeurtenissen, die Hughes op basis van ooggetuigenverslagen verfilmde. De zwarte spelers zijn, stuk voor stuk, Rwandezen die de burgeroorlog van 1994 hebben overleefd; sommigen als slachtoffer, anderen als dader. Geen enkele van hen heeft een toneelopleiding genoten. Ze spelen dan ook niet vanuit het hoofd, maar vanuit de buik. Ze spelen vanuit het verdriet en vanuit de herinnering. Bijna alles in de film is authentiek: de gruwelijke wendingen in het scenario, de locatie en de acteurs. Fictie en realiteit lopen door elkaar heen en vormen een onontwarbaar kluwen.
En tóch. Ik kan me niet losmaken van de bedenking dat Hughes het allemaal wat te aardig voorstelt. Er worden mensen op meedogenloze wijze afgemaakt, men filmt kleurrijke rijen van lijken, schoolkinderen worden verbrand — hun angstige gezichten worden pijnlijk schitterend in beeld gebracht — en twee vrouwen worden verkracht door een 'helpende' Hutu-priester. Maar dat vervalt in het niets met wat er in werkelijkheid gebeurde. Mensen worden in 100 Days doorgaans netjes met één machetehaal neergemaaid, terwijl in werkelijkheid de meeste slachtoffers alvorens te mogen sterven eerst werden gepijnigd en gemarteld. Vooral vrouwen kwamen er zelden met één doodssteek vanaf. Liever verkrachtte men haar eerst, drong de ene man na de andere bij haar binnen in een mengeling van walging en geilheid om dan haar borsten en ledematen af te hakken tot ze rochelend het leven liet. Dát en niets minder was al te vaak de waarheid, hoe misselijk het ons ook maakt. In vergelijking daarmee is 100 Days een verhaaltje voor het slapengaan. Veel slachtoffers van de genocide hadden dan ook heel wat bezwaren bij de afgezwakte versie van de feiten die Hughes voorstelt. Guido Huysmans, eindverantwoordelijke van het Afrika Filmfestival, repliceerde dat het toch niet de bedoeling kon zijn dat 100 Days een horrorprent werd. Uiteraard zijn er grenzen aan wat getoond kan worden in een dergelijke film: de stukjes vlees hoeven niet zoals in The Passion of The Christ tegen de camera te spatten zodat je de hele film door naar je eigen schoentoppen zit te kijken. Aan de andere kant tonen sommige Hollywoodproducties meer bloed en gruwel dan deze film, terwijl de Rwandese realiteit het tegenovergestelde eist. Zo is er niet alleen het net genoemde Jezusepos van Mel Gibson, maar ook zijn historisch drama Braveheart of Luc Bessons The Messenger: The Story of Joan of Arc. Uiteraard vloeide het bloed ook in deze cinema telkens geheel volgens de vereisten van de historische realiteit, maar in Rwanda stierven bijna 10 000 Rwandezen per dág, vaak op de meest afschuwelijke manieren. En dat komt niet volledig tot uiting in Hughes' filmische aanklacht
Afgezwakte remake
Een — weliswaar literair — fictiewerk waar de gruwel wél hartverscheurend in tot uiting komt, is Een zondag aan het zwembad in Kigali van de Canadees Gil Courtemanche. Courtemanche was verslaggever in Rwanda en schreef na de dood van zijn Rwandese vrienden zijn eerste roman, waarmee hij in 2001 de Prix des Libraires du Québec in de wacht sleepte.
Net als Hughes balanceert ook hij, even noodgedwongen als geslaagd, tussen fictie en verslaggeving in. Courtemanche slaagt er, geholpen door het literaire medium, veel beter in dan Hughes om het ware gelaat van de genocide te tonen. De spil van zijn verhaal wordt gevormd door de liefdeshistorie tussen de blanke verslaggever Valcourt, een alter ego van de auteur, en de adembenemend mooie Gentille, een Hutu-meisje geboren met een lichte Tutsi-huid. Als lezer duizel je tussen de schoonheid van de romance en de geur van dood en verderf die langs alle kieren en spleten naar binnen sijpelt.
Misschien is het beter om eerst 100 Days te bekijken en dan Courtemanche te lezen, maar bij mij ging het net andersom. En Een zondag raakte me zo diep dat 100 Days slechts een afgezwakte remake van het boek leek. Misschien had Courtemanches niets ontziende semi-autobiografie me al te veel gehard. Een boek kan uiteraard ook veel meer en dieper ingaan op nevenaspecten. In Een zondag wordt bijvoorbeeld de — niet bepaald bewonderenswaardige — rol van de Belgen in Rwanda beter geduid, zien we ontwikkelingswerkers met hun twijfelachtige bekommernissen passeren en worden het AIDS-thema en de Afrikaanse seksuele moraal ruimschoots uitgewerkt. Uiteraard is dat allemaal onmogelijk in het bestek van een film van net geen 100 minuten. Hughes heeft duidelijk op andere thema's gefocust. AIDS komt slechts eenmaal onrechtstreeks ter sprake, wanneer Josettes 'rivale' haar vertelt dat ze sowieso zal sterven, omdat men haar 'een ziekte' heeft gegeven.
Zowel Hughes als Courtemanche zijn hun hele volwassen leven professioneel bezig met het registreren van 's werelds gruwel. En toch kiezen ze beiden expliciet voor een fictief verhaal om hun boodschap aan de wereld te vertellen. Hughes ziet de fictiefilm als het enige medium waarmee de grote massa kan worden bereikt en geraakt. Courtemanche noemt zijn mengeling van verslaggeving en roman de enige manier om te verhalen over de dood van zijn vrienden. Het was alsof hij ongewild in deze stijl was verdwaald. Hij kón niet anders.
Eén van de gevaren van het fictionaliseren van de werkelijkheid is dat het zou kunnen leiden tot de verromantisering ervan. Hughes en Courtemanche kiezen allebei voor een liefdesverhaal als uitgangspunt. Bij 100 Days is het niet meer dan dat. In Een zondag vormt de even onmogelijke als onafwendbare romance tussen Valcourt en Gentille het vredige binnenste van een moordende orkaan, de hoopvolle kern van een wanhopig relaas. En toch is Courtemanches roman rauwer en minder verbloemend dan Hughes' 100 Days. Een zondag is minstens even verontrustend als een documentaire en brengt de boodschap bovendien tot bij de diepste lagen van de lezersziel. Een zondag en 100 Days werken opvallend genoeg naar een gelijkaardig slot toe, dat even realistisch als hartverscheurend is: de onmogelijkheid van de liefde wanneer de gruwel tussen twee harten in is komen te staan.
Geen groot kunstwerk
In beide fictiewerken overstijgt de Rwandese genocide het nieuwsbulletin en wordt ze verheven tot kunst. Maar kan en mag Rwanda kunst zijn? Mogen de holocaust, de hongersnood in het Zuiden, de AIDS-problematiek in Afrika verworden tot kunst? Het lijkt me niet alleen mogelijk, maar ook wenselijk. Omdat kunst tegen de stroom ingaat, de blinde mens even tot stilstand kan dwingen en hem een spiegel kan voorhouden die de andere kant van de wereld toont. Omdat kunst luider schreeuwt dan eender welke nieuwslezer, harder huilt dan eender welke documentarist en daarom gehoord kan worden. Omdat kunst ook in alle subtiliteit kan raken, daar waar de media onze geharde huid al lang niet meer doordringt. Omdat kunst dingen kan zeggen die anders onuitgesproken blijven, begraven, verstopt, bestoft, vergeten. Kunst kan het aanzien van de wereld niet veranderen, maar wel onze kijk erop. Zo kon geen enkele documentaire of publieke rechtszaak teweegbrengen wat de mini-serie Holocaust in de jaren '70 in enkele weken tijd klaarspeelde. Zonder te beweren dat deze WOII-soap het summum van 'kunst' zou vormen, kan ik wel stellen dat de fictionalisering en mogelijkheid tot identificatie er de oorzaak van waren dat de Duitse bevolking eindelijk kon beginnen aan zijn rouwproces en de verwerking van schuldgevoelens.
Kan kunst in deze gevallen nog méér zijn dan een aanklacht of vereenzelvigt zij zich ermee? Een zondag toont aan dat ook een gefictionaliseerde getuigenis van waargebeurde gruwelen het artistieke en esthetische kan koesteren en veruiterlijken. Courtemanche toont poëzie naast proza, literatuur naast verslaggeving, liefde voor het woord naast liefde voor Rwanda. Maar niet alleen een roman is daartoe in staat. Als je de verwijzingen naar de Spaanse burgeroorlog negeert, boet Picasso's Guernica evenmin in aan artistieke kwaliteiten en zeggingskracht. Ook Coppola's klassieker Apocalypse Now blijft, ontdaan van zijn kritiek op het kapitalisme en op de waanzin van oorlogsvoering, overeind als een aaneenschakeling van verbluffende scènes, gemixt in een rake montage en rijk aan symboliek. Bij 100 Days liggen de kaarten echter enigszins anders...
Hughes' fictiefilm wekt af en toe wél de indruk eerder een middel dan een (artistiek) doel op zich te zijn. De Britse regisseur wil op een niet-sensationele wijze tonen wat er echt gebeurd is, verpakt in een toegankelijk fictieverhaal dat de afstandelijke toon van een documentaire moet overstijgen. 100 Days zelf is echter geen groot kunstwerk, de vaak originele montage van treffende beelden ten spijt. Ondanks het feit dat de film geen moment verveelt, zijn de verhaallijnen iets te simplistisch. De camera volgt Josette, Baptiste en hun families tijdens de honderd dagen van de volkerenmoord. Het verhaal is puur chronologisch opgebouwd en er zijn evenmin diep uitgewerkte nevenplots om de lineaire structuur te doorbreken. Je voelt dat het scenario volledig in dienst staat van de boodschap en geen behoefte heeft aan verrassende wendingen. Bovendien zijn de acteerprestaties en de dialogen, zoals ik reeds eerder aanhaalde, over het algemeen genomen middelmatig. Je krijgt de kans niet om je volledig in te leven in de hoofdpersonages omdat de afstand te groot is. Je bent en blijft een toeschouwer. Hughes kiest voor een authentieke aanpak om zijn verhaal te vertellen, om toch maar zo dicht mogelijk op de waarheid te zitten die hij de wereld wil verkondigen, maar vergeet dat het hier niet om een documentaire gaat, maar om een fictiefilm die het publiek moet bespelen en raken.
Noodzakelijk, maar ontoereikend
100 Days is ongetwijfeld een noodzakelijke film. Een groot deel van de wereld weet amper af van de Rwandese genocide en die mensen wil Hughes bereiken. Wat hem onmogelijk leek met zijn documentaires, wilde hij hartstochtelijk haalbaar maken met een fictiefilm. Hij en zijn acteurs hebben gevochten tegen de nachtmerries in hun hoofd én ermee gewerkt. Zijn film is een toonbeeld van lef en tegelijk een statement over de Rwandese waarheid.
Blijft echter de vraag of Hughes' debuut zijn beoogde functie zal vervullen. Kan een moedige maar bescheiden film als deze de wereld wakker schudden? Ik betwijfel het ten zeerste. Hij werd over de hele wereld op filmfestivals gedraaid, maar is eerder voer voor liefhebbers en wereldverbeteraars dan voor het grote publiek.
Wil dat nu zeggen dat een succesvolle verfilming van de Rwandese genocide een onmogelijke opdracht is? Ik denk van niet. Steven Spielberg is er bijvoorbeeld in geslaagd een integer meesterwerk over de holocaust af te leveren met het alom geloofde Schindler's List. Het kán dus. Een verfilming van Een zondag aan het zwembad in Kigali lijkt me vast en zeker het overwegen waard. Hughes' grootste probleem is immers niet zozeer het gevoelige thema van de volkerenmoord op zich, maar wel het feit dat hij geklemd zit tussen zijn drang naar een ruim bereik en zijn (nog net iets sterkere) drang naar het brengen van de waarheid.
Afrika Filmfestival; Leuven, 23 april - 8 mei 2004; Voor meer informatie: www.afrikafilmfestival.be
100 Days
Regie, scenario: Nick Hughes
Productie: Eric Kabera & Nick Hughes
Acteurs: Cleophas Kabasita, Mazimpaka Kennedy, Davis Kagenza, Davis Kwizera
Voor meer informatie over de film of de genocide: www.100daysinrwanda.net
Rwanda 1994
Regie: Jacques Delcuvellerie
Tekst: Jacques Delcuvellerie, Marie-France Collard, Jean-Marie Piemme
Spel: Marie-France Collard, Yolande Mukagasana, Jean-Marie Piemme, Mathias Simons, Jacques Delcuvellerie
Voor meer informatie: themanummer Etcetera 73 (oktober 2000)
Gil Courtemanche, Een zondag aan het zwembad in Kigali, Amsterdam: De Bezige Bij, 2003.