Romantiek als verzet

Door op Sat Mar 17 2012 07:23:18 GMT+0000

‘The highest wisdom is not to inspect but behold’ (Thoreau, Walden)

‘Observations of the sickening effect of programmed environments show that people in them become indolent, impotent, narcissistic and apolitical. The political process breaks down because people cease to be able to govern themselves; they demand to be managed.’ (Ivan Illich)

Nu het steeds duidelijker wordt dat we geleidelijk aan in een mondiale ecologische crisis vastlopen, kan een mens zich afvragen wat romantische gevoeligheden ons in godsnaam nog te bieden hebben. De wereld heeft dringend nood aan goed bestuur en degelijk management. Dat is althans het credo dat de Nederlandse filosoof Bas Haring in het pas verschenen, controversiële Plastic panda’s bezingt. Dienen romantici dan voor eens en altijd buitenspel gezet? En hebben ze ons werkelijk niets meer te vertellen over de keuzes die vandaag kunnen worden gemaakt?

BEKORING VAN DE MAAKBAARHEID

In Plastic panda’s dissecteert Bas Haring de natuur op een koele en tegelijk speelse manier. Hij reist naar het Amazonewoud en treft tijdens zijn tocht door de jungle een hoop achtergelaten blikjes aan. Dat afval zet hem aan het denken: geeft de natuur om dat afval? Natuurlijk niet. Wij geven erom omdat die blikjes ons beeld van de natuur verstoren. We willen niet de natuur, maar ons beeld van die natuur bewaren, en we worden door dat afval geconfronteerd met het idee dat de mens overal is. Er is geen buiten meer en dat vinden we jammer. Maar het kan die natuur geen moer schelen dat daar wat blikjes rondslingeren. Haring trekt die redenering door: Tsjernobyl stikt van het leven en storthopen schijnen heel veel soorten te herbergen. De natuur geeft om niets, die is gewoon.

51_Desmet_c_Robbert_Van_Wynendaele.jpgEn dat moeten we leren accepteren, volgens Haring. Want als we voor ogen houden dat 90 procent van alle biodiversiteit op aarde in het oerwoud vertoeft en dat al die soorten noch om zichzelf noch om elkaar geven, dan kunnen we toch best met wat minder? Natuurlijk houdt ook Haring van diversiteit, maar een soort heeft nu eenmaal flink wat plaats nodig, en in een wereld met meer dan zeven miljard mensen, met een groeiende vraag naar grondstoffen, leefruimte en voedsel betalen we toch een erg hoge prijs voor wat niet meer is dan een ‘leuk’ – een woord dat Haring graag in de mond neemt – decor. Daarin leven wil immers geen mens. Althans geen beschaafd mens.

We leven in een tijdvak waarin de natuur opgeheven dient te worden. Uit noodzaak. Uit menselijkheid. En dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Want voor Haring is de natuur doffe ellende en een groot lijden. Van harmonie is al helemaal geen sprake. Planten en dieren streven in een ecosysteem niet naar evenwicht. Integendeel, ze willen de wereld veroveren. Het zijn projectontwikkelaars van de ergste soort. Haring houdt van dergelijke vergelijkingen. Zo vergelijkt hij soorten met sportschoenen of auto’s. Automerken verdwijnen toch ook, en rouwen we daarom? Of grote sportmerken zoals Adidas en Nike slorpen alle kleintjes op, maar daarom functioneert de economie toch niet minder? Integendeel.

Klinkt dat een kritische lezer somber in de oren? Haring is in elk geval een optimist in hart en nieren; zijn speelse, onttoverende stijl en de mooie vormgeving van het boek maken van Plastic panda’s een ‘leuke’ leeservaring. Dat past ook precies binnen Harings discours. We creëren een aangename artificiële omgeving, waarin we de natuur kunnen overtreffen. Hij trapt heel wat heilige huisjes in en slaagt erin de lezer mee te nemen in zijn hoogst verleidelijke, relativerende verhaal. Romantische gevoeligheden dienen in onze volle wereld te worden verdelgd. Over de argumenten die Haring aanvoert kunnen we debatteren, maar dan vervallen we al te vlug in een welles-nietesspelletje. Het is veeleer de illusie van de totale maakbaarheid in zijn betoog die we in het vizier willen nemen. Haring lijkt zich meermaals van die illusie bewust en distantieert zich ook wel eens van utopische stellingnamen, maar dat doet hij al te haastig. Door het leven tot een technische aangelegenheid te reduceren, gaat Haring voorbij aan de eindeloze neveneffecten die een dergelijke visie met zich meedraagt. Daar loopt het mis.

VAN PATHOS TOT PATHOLOGIE

Halfweg de negentiende eeuw, lang voordat er van enige ecologische crisis sprake is, bouwde de jonge Henri David Thoreau een hut aan het Waldenmeer in Massachusetts. Hij vertoefde twee jaar lang in de bossen omdat hij ‘bewust wilde leven’, om zich ‘alleen met het wezenlijke bezig te houden’ en ‘te onderzoeken of hij niet kon leren wat het leven hem moest leren’. Thoreau schreef aan het meer zijn beroemde tekst Walden, geïnspireerd door Emersons Nature, en gedreven vanuit een sterk wantrouwen tegen de utilitaire samenleving: ‘We bouwden paleizen maar het bleek een stuk moeilijker om koningen te worden’. Waardecreatie bleek heel wat moeilijker dan het ontwikkelen van technische vaardigheden. Zo werd het betere deel van de mens in de grond geploegd en werden we steeds meer de werktuigen van onze werktuigen, onze eigen slavendrijvers. In de natuur vond Thoreau rust en aanschouwde hij de tijdloze terugkeer van de seizoenen en de dageraad. ‘We moeten leren opnieuw te ontwaken en onszelf wakker te houden, niet door mechanische hulpmiddelen, maar door de onophoudelijke morgenstond af te wachten’. Thoreaus experiment om in alle eenvoud de echte waarde van het leven te ervaren, is in het postmoderne discours van Bas Haring natuurlijk een onmogelijke opdracht: voor hem bestaat die waarde niet.

In 1992 onderneemt de pas afgestudeerde Christopher McCandless een gelijkaardig experiment, maar hij gaat nog een stuk verder. In plaats van zich zoals Thoreau op wandelafstand van zijn geboortedorp af te zonderen, trekt McCandless de wildernis van Alaska in. Onvoorbereid, zonder kompas of degelijke topografische kaart, maar wel met Thoreaus Walden in zijn rugzak. Verscheidene mensen probeerden hem tegen te houden, maar McCandless sterft uiteindelijk uitgehongerd en eenzaam. Sean Penn vertaalde McCandless avontuur in de aangrijpende film Into the Wild, een sterke hedendaagse antiromantische mythe die constant gevoed wordt door zijn tragische eindpunt: de onvermijdelijke dood van McCandless. Deze avonturier werd een metafoor voor het verbod van de westerse mens om de door mensen ontworpen leefwereld te verlaten. Die daad moet bestraft worden, want de natuur is oorlog, lijden en dood. We herkennen een radicalere, hedendaagse Thoreau die een verlangen in elk van ons vertegenwoordigt, en we voeren dat verlangen met pathos de afgrond in. Omdat het onze waarheid is.

Het romantische leren van de natuur is onmogelijk geworden

Een tiental jaar later zet Timothy Treadwell deze plot voort en drijft hij de mythe tot haar pathologische eindpunt. Deze outcast leefde meer dan tien jaar samen met een groep grizzlyberen in het Katmai National Park in Alaska, om uiteindelijk in 2003 samen met zijn vriendin verorberd te worden door een uitgehongerde beer. Hij documenteerde zelf zijn waanzinnige experiment, om aan de buitenwereld te tonen hoe harmonieus de natuur wel is. Werner Herzog echter, die het materiaal tot Grizzly Man monteerde, beschouwt in een droge voiceover: ‘What haunts me, is that in all the faces of all the bears that Treadwell ever filmed, I discover no kinship, no understanding, no mercy. I see only the overwhelming indifference of nature’.

Terwijl Thoreau nog met veel voorzichtigheid aan het arcadische Waldenmeer vertoefde, oog had voor de harde betoverende natuur en net bewust het leven en de dood in de natuur in al haar schoonheid wou ervaren, worden de moderne mythische hernemingen steeds roekelozer en onmogelijker. Thoreau wil het leven ervaren, McCandless en Treadwell vinden de dood. Het is precies hun sterven dat vandaag waarde schenkt aan hun verhalen, omdat het bevestigt dat het romantische leren van de natuur onmogelijk geworden is. En dat is ook wat Harings Plastic Panda’s ons heel duidelijk wil vertellen.

CONTRAPRODUCTIVITEIT

Laten we eens kijken of we een ander exemplarisch einde aan Christopher McCandless’ avontuur kunnen breien. Die beloftevolle student kwam door een stom toeval om het leven, en een eenvoudige topografische kaart had gemakkelijk zijn leven kunnen redden. Beeldt u zich even in – het enige andere betekenisvolle einde dat vandaag überhaupt lijkt te kunnen worden verbeeld: hij haalt het, maakt carrière en wordt uiteindelijk een succesvol manager. Laat dat nu net ook de twee enige mogelijkheden zijn die de hedendaagse overheersende aanpak van de ecologische crisis ons voorhoudt: aan de natuur ten onder gaan of haar runnen. Een technische samenleving, zoals Haring ons die voorhoudt, met een absoluut vertrouwen in maakbaarheid, dient nu eenmaal te worden gerund.

Die mening zien we ook steeds vaker de kop opsteken in de ecologische beweging. In oorsprong echter is de ecologische beweging een samensmelting van twee tegengestelde componenten. Aan de ene kant heeft de beweging – met haar weerzin ten aanzien van de industriële samenleving en haar ethiek van eenvoud en bescheidenheid – wortels in de romantiek. Ze is in essentie een verzet tegen het moderne project. Aan de andere kant is de beweging sterk geworteld binnen de ecologische wetenschap en heeft ze veel van haar succes precies aan die wetenschap te danken. In de jaren 1970, na het onheilspellende rapport van de Club van Rome, werd de ecologische crisis een hot topic en maakten grote instituties zoals de Wereldbank er steeds meer gebruik van om hun beleid te rechtvaardigen. Vanaf dat moment werd het ecologische denken een katalysator voor het westerse ontwikkelingsproject. Vandaag heet het ‘duurzame ontwikkeling’. Onderzoeker aan het Wuppertal Institut für Klima Wolfgang Sachs stelt: ‘A movement that bid farewell to modernity ends up welcoming her.’ En als remedie voor het ecologische probleem wordt meer van hetzelfde voorgeschreven: technologie. De ecocrisis moet worden onderkend en gemanaged. Die technische aanpak is precies datgene waartegen de beweging zich in eerste instantie keerde, maar het is dit technische discours dat Plastic panda’s gewillig omarmt.

De ecocrisis is in eerste instantie geen technische crisis, maar een waardencrisis

Dat dit technische vooruitgangsdenken ongewenste neveneffecten genereert, is geen nieuw verhaal. Het is vooral de bezieler van de _post-development_beweging, Ivan Illich, die die effecten helder in kaart heeft gebracht. De mens verliest bijvoorbeeld zijn autonomie in een volledig geprogrammeerde omgeving, omdat hij moet worden gemanaged. Een ander neveneffect is het probleem van contraproductiviteit. Een technologie die wordt geïnstitutionaliseerd, onderwerpt mensen in plaats van ze te ondersteunen. Zo rekende Illich in de jaren 1970 uit hoe snel mensen zich verplaatsen met een auto. Hij telde alle arbeidsuren op die nodig waren voor de aankoop van de wagen, voor de benzine en de taksen. Daarbij voegde hij de totale verplaatsingstijd, de uren besteed aan het consumeren van autoreclame en de gespendeerde tijd in ziekenhuizen na een verkeersongeval. Wanneer hij alles in rekening bracht, reed de gemiddelde Amerikaan toen amper 7 kilometer per uur, en spendeerde hij meer dan een kwart van zijn tijd aan verplaatsing. Monopolisering van technologie leidt met andere woorden tot contraproductiviteit. Die inzichten zijn – weliswaar intuïtief – overvloedig aanwezig in Thoreaus romantische Walden, en het is precies in de natuur dat Thoreau zich wou bevrijden van utilitaire en technische beslommeringen. Geeft McCandless’ tragedie vandaag echter niet aan dat het zodanig moeilijk is geworden om te ontsnappen aan de geprogrammeerde omgeving dat het mensen tot een onbezonnen radicaliteit drijft? Vormt dat niet de echte tragedie van dit romantische verhaal?

AFFIRMATIEVE OMHELZING

Misschien klinkt Illich vandaag al te extreem. Maar is Harings verhaal dat niet evenzeer? Omdat Plastic panda’s een technisch verhaal is, lijkt het op het eerste gezicht minder extreem. Vandaag schijnt namelijk bijna niets onmogelijk als het probleem technisch van aard is. Maar het gevaar van een al te technische benadering van de werkelijkheid is niet gering. Het behelst de waan dat ieder probleem gereduceerd kan worden tot een kwestie die door specialisten kan worden opgelost. Net de complexiteit van de techniek en de nodige specialisatie om die te beheersen, vervreemden het individu steeds verder van zijn omgeving: hij verliest in steeds grotere mate zijn autonomie en wordt steeds afhankelijker van specialisten. Zijn leefwereld dient meer en meer te worden gemanaged. Of dat nu door een overheid of een bedrijf gebeurt, maakt voor Illich niet zo veel uit. Het gaat om het effect, waardoor mensen er steeds minder in slagen iets te verbeelden dat een gespecialiseerde instelling hen niet kan bieden. Dat leidt tot impotentie. En het is aan dat verlies aan autonome verbeeldingskracht dat McCandless en Treadwell willen ontsnappen.

51_Desmet2_c_Robbert_Van_Wynendaele.jpgIn een dergelijke geprogrammeerde omgeving zullen we nooit uit deze ecologische crisis geraken. Want het is precies het gedrag van mensen dat nu van cruciaal belang is. Het technologische verhaal dat vandaag als een panacee naar voren geschoven wordt, is net de oorzaak van het ongeremde gedrag dat onvermijdelijk tot deze crisis leidde. Daarom is het betreurenswaardig dat het mainstream ecologische denken met zijn zaligmakende focus op de green new deal en het concept van duurzame ontwikkeling in de val trapt van de utopische maakbaarheid van de wereld, en zo verder wegdrijft van haar romantische roots.

De ecocrisis is in eerste instantie geen technische crisis, maar een waardencrisis. En daar heeft Thoreau ons vandaag net heel wat over te vertellen. Zijn affirmatieve omhelzing van het naakte leven en zijn blik op de bezielde natuur bevrijden ons van de allesoverheersende drang naar dominantie en techniciteit. Zijn romantische verzet is een parel die we meer dan ooit moeten koesteren. Laat het duidelijk zijn, we distantiëren ons hier van iedere vorm van Hollywood- en reclameromantiek die net de monopolisering van de industriële samenleving voeden, en we hebben trouwens geen afkeer van technologie op zich. Integendeel, het gaat erom in welk waardenkader en met welke bedachtzaamheid die technologie gehanteerd wordt. Precies daar ligt de waarde van Thoreaus artistieke romantische verzet.

Een hoopgevende praktijk die het radicale humanisme van Illich en het oorspronkelijk romantische ecodenken mooi samenbrengt, krijgt vandaag vorm in de transitiebeweging. Over de hele wereld verschijnen er lokale gemeenschappen waarin mensen geen instrumenten zijn in hoogtechnologische systemen, maar met beheersbare technologie hun nabije omgeving herscheppen. In die heropende ruimte kan sociale en creatieve energie vorm geven aan een gemeenschap die zich uit noodzaak bewust is van haar beperkingen, en niet vastzit in een web van contraproductiviteit. Een gemeenschap die zich opnieuw durft over te geven aan de onbeheersbaarheid van het leven en de natuur.

Wellicht klinkt dat allemaal hopeloos romantisch. Maar misschien moeten we onze zo gelauwerde werkelijkheidszin eens onder de loep nemen. Als die het verlies van autonomie en verbeeldingskracht inhoudt, worden we dan niet beter met zijn allen een tikkeltje romantischer?

Stephan Desmet voert onderzoek naar ecologische en sociale vraagstukken en geeft deeltijds les in het secundair onderwijs.