Roger Scruton: diepzeeduiker op een surfplank

Door Wannes Gyselinck, Wouter Hillaert, op Sun Jan 12 2020 13:41:00 GMT+0000

Zoek de fouten in volgende zin: ‘Rekto:verso praat met de conservatieve intellectueel Roger Scruton in de Google Headquarters op de derde verdieping van een modernistische glazen building (niet Bildung) in hartje Brussel.’ Indeed, een heel fout gesprek is het geworden. Slechts één ding wilden we van Scruton weten, naar de titel van zijn jongste boek: ‘how to be a conservative?’

Scruton is de eerste om een paradox te ontwaren in de omschrijving ‘conservatieve intellectueel’. Ook de omgeving wringt. De stijfjes in beige tweed gehesen Brit hangt ietwat scheefgezakt in een blitse fluogele zitzak van het Brusselse Google-kantoor. We treffen Scruton, de denker van Bildung, diepte en traditie, beschermheer van wat was en moet blijven, in het vluchtige koninkrijk van de oppervlakte: diepzeeduiker op een surfplank. Het Google-kantoor is exact zoals je het verwacht. Het is nadrukkelijk ingericht als ‘prettige en creatieve werkomgeving’: fruit in elke ooghoek, een hippe besnorde host aan een ongedwongen ontvangsttoog, en er zal vast ergens een pingpongtafel hebben gestaan. De Britse denker savoureert zwijgend de ironie. Achter hem hangt een foto van de stad Brussel, maar dan op zijn kop. We hadden dit niet zelf kunnen verzinnen.

Roger Scruton is in de Nederlanden vooral bekend van een aflevering in de VPRO-reeks Van de Schoonheid en de Troost van Wim Kayzer. De sessie met Scruton is getiteld ‘De Thuiskomst’. Home is een centraal begrip in zijn denken: de idee dat de mens in toenemende mate balling is uit zijn habitat. Ontworteld door de moderniteit zijn we allen op zoek naar spirituele thuiskomst, aldus Scruton. Die ligt in principe voor het grijpen: de schoonheid, God, de natuur, ‘onze’ tradities.

Nochtans was Scruton van thuis uit voorbestemd tot links. Afkomstig uit een volks, socialistisch arbeidersgezin, organiseerde hij zelf zijn sociale opwaartse mobiliteit. De dag waarop de jonge Scruton koos voor studies aan Cambridge, een upper class bastion, weigerde zijn vader nog met hem te spreken. De arbeidersjongen bouwde zich zijn gedroomde home. En dat lijkt verdacht veel op een aristocratische cottage, gevleid in een groene oksel van Engeland, tussen jachtdomeinen en pittoreske dorpjes in.

Zonder verpinken verdedigt Scruton net zo vlot de status quo als Thatcher (‘haar conservatisme, maar dat staat los van haar economische politiek’), om en passant diepzinnig te spreken over kunst en de condition humaine. En zoals het ook in al zijn boeken gaat, duikt op het einde altijd een deus ex machina op: God. Zo ook in How to be a conservative, zijn laatste boek. We laten ons graag instrueren, maar bekennen meteen dat het niet eenvoudig zal worden. We schrijven nu eenmaal voor een kunstkritisch tijdschrift en zijn dus links. ‘Ah well, artists. You can’t help it.’

Waarom moeten we vandaag conservatief zijn?

‘Het conservatisme zoals ik het begrijp, is een natuurlijk instinct bij mensen. Het instinct om te bewaren wat goed is. Vaak zijn dat zaken die goed zijn, omdat ze zoveel tijd hebben gekost om zo te worden. Die erfenis is gigantisch, maar wordt al te vaak als vanzelfsprekend gezien. Denk maar aan ons rechtssysteem, het resultaat van vijfhonderd jaar hard werk van mensen die intussen dood zijn. We moeten onder ogen durven zien dat die verworvenheden onder druk staan. Een conservatief verdedigt de positie dat het beter is te beschermen wat werkt, dan afbraak te plegen zonder dat je iets hebt om in de plaats te stellen. Het is de natuurlijke reactie van mensen die zich ervan bewust zijn dat ze een beschaving hebben overgeërfd. Wat natuurlijk niet wegneemt dat die beschaving nood kan hebben aan verbeteringen. De conservatief kiest in dat geval voor aanpassing, eerder dan verwoesting en heropbouw.

Het conservatisme zoals ik het begrijp, is een natuurlijk instinct bij mensen. Het instinct om te bewaren wat goed is

En dat staat lijnrecht tegenover de vaste positie van links. Links zegt: “Er zijn problemen, we moeten die onder controle krijgen. We kennen het doel, we hebben een plan om dat doel te bereiken, en we gaan de samenleving inrichten op basis van dat plan en in de richting van dat doel: we gaan iedereen gelijk maken.” Die aanpak is in de twintigste eeuw desastreus gebleken. Natuurlijk bevindt er zich tussen deze twee posities een heel spectrum aan tussenposities. En het zou eigen moeten zijn aan conservatisme, althans zoals ik het invul, om open te staan voor dialoog. In een democratie aanvaard je dat je soms wordt geregeerd door iemand met wie je het niet eens bent. Dat is een zeldzame menselijke deugd, die bereidheid tot compromis, discussie, en onderhandeling. Maar ze moet blijvend gecultiveerd worden.’

Conservatisme wil bewaren wat goed is, maar er is natuurlijk zelden een sluitende consensus over wat dat dan precies is.

‘Die consensus vergt hard werk. Onderwijs is daarvoor cruciaal, zeker als het op onze artistieke en muzikale cultuur aankomt. Onderwijs moet mensen er hardnekkig van blijven overtuigen dat daar goeds in te vinden valt. Natuurlijk verschilt die consensus wereldwijd. Een belangrijk onderscheid tussen de Angelsaksische wereld en het Europese vasteland is dat wij een gewoonterecht hebben geërfd, dat als het ware van onderuit is gegroeid, eerder dan een rechtssysteem dat van bovenaf is opgelegd. Dat verklaart waarom wij Engelsen soms heel erg anders naar de grote vraagstukken in de wereld kijken. Onvermijdelijk zorgt het ervoor dat we aan weerszijden van het kanaal tot op zekere hoogte onverzoenbare standpunten innemen. Het verklaart waarom de UK zich zo moeilijk thuis kan voelen in Europa.’

Wat zijn de belangrijkste maatschappelijke gevaren waarop het conservatisme een werkzaam antwoord kan bieden? Welke verworvenheden zijn cruciaal?

‘Om te beginnen: de scheiding van kerk en staat. Die staat onder druk van de islamisten. Zij aanvaarden de scheiding eenvoudigweg niet. Wat zij de facto beogen, is een staat binnen een staat. Dat is een groot gevaar, lijkt me. Dat proces zit nog in een vroeg stadium, maar het groeit. En net als bij een kanker zie je de geprikkelde cellen vooral aan de randen.’

Nochtans noem je zelf keer op keer het verlies van religie als een van de kernproblemen van onze moderne samenleving.

‘Een tweede gevaar dat onze samenleving bedreigt, is inderdaad het verlies van wat ik “het heilige” noem. We zijn erfgenamen van de verlichting. De denkers van de verlichting wilden de rol van religie binnen regeringszaken afschaffen of marginaliseren. Fair enough. Maar de verlichtingsdenkers wilden daarmee geenszins het heilige afschaffen. Integendeel, ze ondernamen juist een poging om het heilige een nieuwe vorm te geven, zoals Kant dat op onnavolgbare wijze heeft gedaan.

Een gevaar dat onze samenleving bedreigt, is het verlies van wat ik “het heilige” noem

De hele kunst van de romantiek is een poging om de idee te bestendigen dat sommige zaken heilig zijn. Zoals de mens zelf, en onze verantwoordelijkheden tegenover elkaar. Zonder een ouderwets, eenvoudig religieus geloof is dat erg moeilijk. Ik zie het als een van de taken van conservatieven om te zoeken naar manieren om die idee van het heilige te bestendigen.’

Wat bedoel je precies als je over ‘het heilige’ spreekt?

‘Ik geef een eenvoudig voorbeeld: seks. Dat is een domein waarin onze ervaring van het heilige direct is. We worden verliefd, het object van onze liefde is heilig, onaantastbaar. Letterlijk: je raakt het lichaam van de ander niet zomaar aan zonder haar instemming. Raak je de ander aan, dan verandert er voor altijd iets voor mijzelf en voor haar. Het toont hoe het heilige in onze levens ongemerkt aanwezig is. Is het er niet, dan wordt seks ontheiligd. Dat is precies waar onze huidige pornografische cultuur mee bezig is. Het besef en de erkenning dat de ander oneindig waardevol is, is langzaam aan het verdwijnen.

Maar ook binnen het onderwijs is er voor conservatieven werk weggelegd. We hebben indrukwekkende onderwijssystemen overgeërfd, uitgebouwd sinds de middeleeuwen. Aanvankelijk vanuit en rond de kerk, al zijn ze sinds de reformatie gaandeweg geseculariseerd. Die erfenis kwam plots onder druk te staan door de idee van gelijkheid. In de loop van de negentiende eeuw werden scholen en universiteiten voor iedereen toegankelijk. Er voltrok zich een ware socialistische invasie van ons onderwijssysteem: privileges werden taboe, iedereen moest er toegang toe kunnen hebben, omdat onderwijs opwaartse sociale mobiliteit zou garanderen. Zo werd onderwijs een machine om mensen gelijk te schakelen.’

En tegen die gelijkheid verzet je je?

‘Natuurlijk verzet ik me tegen dat soort gelijkheid. Onderwijs gaat niet over gelijkheid, maar over het doorgeven van kennis van de ene generatie aan de volgende. Als het beter lukt om die kennis door te geven wanneer je leerlingen selecteert die beter uitgerust zijn om de kennis ook echt in te lijven, en als dat betekent dat je hen daarvoor anders moet behandelen, dan moet je dat doen. Onderwijs mag je niet mengen met politiek. Daarom moeten we de schade die linkse egalitaire ideeën hebben aangericht, onder ogen durven zien. Ook links. Dat betekent niet dat conservatieven privileges claimen, of erop uit zijn de kansen van arme kinderen te vernietigen. Net als iedereen willen conservatieven iedereen de beste kansen geven. Maar gelijkheid is niet het enige doel in het leven. Al onze instituties brengen ongelijkheid voort. Kijk naar het huwelijk. Als ik trouw met een prachtige vrouw, dan weerhoud ik andere mannen ervan om met diezelfde vrouw te trouwen.’

Dus elke idee van waarde impliceert uitsluiting?

‘Exact. En ook omgekeerd: elke vorm van inclusie is dus een vorm van exclusie. Als je iets openstelt voor iedereen, dan kan je het geen inclusie meer noemen. Je kan niet iemand insluiten in iets wat toch al voor iedereen openstaat. Dat is een belangrijk inzicht, lijkt me.’

Vormt de alomtegenwoordigheid van de homo economicus ook niet een van de grootste bedreigingen waartegen conservatieven stelling zouden moeten nemen?

‘Je raakt hier aan een spanningsveld dat twee conservatieve denkstromingen verdeelt. De ene zegt: we hebben een vrije markt nodig omdat de economie ervan afhangt. Daar valt iets voor te zeggen. In elk geval liepen de pogingen van overheden om de economie aan banden te leggen en de winsten van bedrijven te herverdelen tot op heden faliekant af. Keer op keer leidden ze tot grotere ongelijkheid in plaats van kleinere.

De ware conservatief verdedigt precies de positie dat je niet alles mag herleiden tot een economische transactie

Maar een conservatief mag zijn wereldbeeld niet beperken tot het louter economische. De ware conservatief verdedigt precies de positie dat je niet alles mag herleiden tot een economische transactie. Er moeten aspecten zijn van de condition humaine die gevrijwaard blijven van de markt. Vroeger deed religie dat. De kerk zei: “Seks is geen handelswaar, wij nemen dat voor onze rekening.” En dat deden ze ook: via het sacrament van het huwelijk en zo verder. Misschien moeten we cultuur en beschaving zo begrijpen: als datgene wat we willen afbakenen en vrijwaren omdat we ze naar waarde schatten, niet als koopwaar in een vrije markt, maar als objecten waarover we denken en waarmee we omgaan omwille van henzelf, niet omwille van hun geldelijke waarde. Als objecten waarnaar we kijken omdat we er onze eigen menselijke gezichten in weerspiegeld zien.’

Zie je vandaag nog mogelijkheden voor kunstenaars om betekenisvol werk te maken, of ligt alle goeie kunst volgens jou in het verleden?

‘Vandaag nog goede kunst maken kan zeker. Meer en meer wordt er terug goede figuratieve kunst gemaakt. Soms is het kitsch, maar soms ook niet.’

Is er dan geen schoonheid te vinden in niet-figuratieve kunst?

‘Natuurlijk. Architectuur is niet-representatief, muziek evenmin. Maar laten we ons even beperken tot de beeldende kunsten. De vroege kubisten en de schilders rond Cézanne, zo rond het einde van de negentiende eeuw, waren er zich van bewust dat ze niet meer louter de werkelijkheid afbeeldden. Hun schilderijen werden meer en meer autonome composities van vormen en kleuren. Maar het waren wel kleuren die het leven ademden, niet louter kleuren uit een verftube. Hun kleuren hebben ze onttrokken aan de wereld. Dat is volgens mij ware abstractie, letterlijk: ont-trekking. Dat is iets heel anders dan een werk vol geometrische vormen en kleuren, zonder dat die nog naar de werkelijkheid verwijzen. Aan de kleuren van Matisse daarentegen, kleeft nog steeds de geur van de werkelijkheid, de geur van het menselijk leven. Daarin ligt hun schoonheid. Veel hedendaagse installatie-kunst heeft die geur van menselijkheid al lang niet meer.’

Schoonheid kan toch niet het enige criterium zijn? Zo zijn er tal van literaire meesterwerken te noemen die de keerzijde van de condition humaine willen tonen: de lelijkheid_._

‘Er is natuurlijk veel kunst die helemaal niet mooi wil zijn. Maar toch kunnen we enkel over geslaagde kunst spreken als ze nieuwe manieren heeft gevonden om het schone te laten inbreken in, of doorheen, de afstotelijke lelijkheid. Denk aan Célines Voyage au bout de la nuit. De schoonheid van zijn schrijven verzoent ons met de lelijkheid die hij beschrijft. Dat is voor mij een van de cruciale problemen van onze tijd: je kan niet bezig zijn met louter lelijkheid. En doe je dat wel, dan moet verlossing je eigenlijke doel zijn. Alleen dan maak je lelijkheid leefbaar voor je medemens. Alleen dan toon je een soort ultieme liefde voor de mensheid.’

Verlossing waarvan precies?

‘Van de betekenisloosheid van de lelijkheid. Zodat het lelijke terug kan komen tot ons als iets wat we kunnen liefhebben. Ik geloof echt, en dit is eigenlijk een religieus idee, dat kunst uiteindelijk een uitdrukking van liefde moet zijn. Liefde voor de wereld, het leven en de ander. Zelfs als die kunst tragisch is. Ook bij de tragedie voel je dat ze de condition humaine affirmeert.

Als een kunstenaar zegt: ik wil enkel nog mijn afkeer en haat uitdrukken voor de wereld, dan zal hij nooit ware kunst kunnen maken

Die affirmatie, die liefdesverklaring moet een kunstenaar zien te vinden doorheen de lagen van lelijkheid die ons in de weg zitten. Als een kunstenaar verzaakt aan deze opdracht, en zegt: ik wil enkel nog mijn afkeer en haat uitdrukken voor de wereld, dan zal hij nooit ware kunst kunnen maken.’

Conservatieve kunstenaars en intellectuelen zijn niet dik gezaaid. De achterflap van je boek noemt je een ‘intelligente conservatief’, alsof je dat er maar beter expliciet aan toevoegt.

‘Ik weet het, het is bizar. Een recent fenomeen bovendien. Vele kunstenaars uit de twintigste eeuw waren verre van links. Stravinsky, de modernistische nieuwlichter, was aartsconservatief. Wat van hem een modernist maakt, is zijn besef dat hij de traditie moest vernieuwen om haar te kunnen bestendigen. Hetzelfde geldt voor T.S. Eliot. Pas na de Tweede Wereldoorlog ontstond de quasi-automatische alliantie tussen links, de intelligentsia en de kunsten. In het bijzonder in Frankrijk zag je hoe een hele generatie intellectuelen zich na de oorlog tot links bekende en vervolgens het volledige universitaire apparaat begon te domineren. Wat hen bond, was hun afkeer tegenover het burgerlijke leven.’

Wat hen ook bond, was dat ze droomden van een betere, meer rechtvaardige samenleving.

‘Natuurlijk, en daar kan je moeilijk tegen zijn. Maar ze deden dat zonder zelfs maar een seconde te willen overwegen of er misschien toch iets deugde aan de burgerlijke deugden die ze zo verfoeiden. Het ontbrak hen dus aan een gezonde conservatieve reflex. Geen verbetering of aanpassing, maar revolutie. Terug naar de tekentafel en de wereld uitdenken zoals zij het zagen. Het is de aloude intellectuele valstrik: de idee dat een maatschappij het beste door filosofen en denkers wordt geleid. Dan nog liever bedrijfsleiders aan het roer. Maar nog beter helemaal niemand aan het roer, en een samenleving die zichzelf organisch aanpast aan de veranderende noden en zichzelf van beneden uit organiseert.’

Zoals dat in de steden gebeurt.

‘Inderdaad. Tot linkse modernistische architecten zich gingen bemoeien en het stedelijk weefsel van bovenuit trachtten te controleren door er die afgrijselijke gebouwen in neer te poten.’

In Vlaanderen lijken conservatieven blind te blijven voor de stedelijke ontwikkelingen, en dat terwijl meer dan de helft van de wereldbevolking in steden leeft.

‘Vlaanderen en Nederland zijn nochtans wat ze zijn dankzij hun steden. De rebellie tegen Spanje was de rebellie van stedelingen. De Europese stedelijkheid vormt voor mij een hoogtepunt van waar mensen toe in staat zijn. Conservatieven hebben dat domein onterecht links laten liggen, vind ik. Als een gevolg daarvan is het stedelijk weefsel vanaf de jaren 1960 uiteen gereten, bewoners zijn verdreven naar de buitenwijken om plaats te maken voor bureaus en bureaucraten. Kijk naar Brussel: een prachtige stad, tot de EU er neerstreek. Die evolutie heeft steden gefragmenteerd achtergelaten. Mensen kennen hun buren niet meer, het gemeenschapsgevoel is verdwenen. Steden zijn verworden tot een verzameling losse partikels, gekluisterd aan hun allerindividueelste beeldscherm.’

Wat is het krachtige constructieve voorstel dat conservatieven zouden moeten verdedigen om die versplintering te kenteren? Hoe conservatief zijn in de eenentwintigste eeuw?

‘We moeten er alles aan doen om in steden opnieuw een wervende eerste persoon meervoud te organiseren. Bescherm de gebouwen die deze identiteit uitdragen. Geef ruimte aan lokale organisaties, scholen, jeugdbewegingen. Versterk die plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, die we met z’n allen delen: concerten, scholen, het theater, alles wat mensen werkelijk samenbrengt en voor continuïteit zorgt.’

Met steun van de stedelijke overheden?

‘De overheid moet dat faciliteren, ja. Ook architectuur kan helpen. Als je een stad bouwt als een thuis (home), dan kan het ook een thuis worden. Maar richt je ze in als een maanlandschap, dan maak je van steden getto’s.’

Hoe zou je linkse kunstenaars ervan overtuigen om conservatiever zijn?

‘Vooreerst: hou er rekening mee dat je het misschien bij het verkeerde eind hebt. Dat is een van de belangrijkste verwezenlijkingen van onze beschaving: dat we altijd de mogelijkheid inbouwen dat we verkeerd zijn, en dat we die mogelijkheid via dialoog en discussie ook actief verkennen. Links sluit zich momenteel op in een intellectueel getto, door te weigeren om de dialoog aan te gaan met andersdenkenden. Als je het mij vraagt, is dat een quasi religieuze defensieve positie.

Leid je gewone mensen de weg op van het verstand, dan raken ze de weg kwijt

Maar ook: kijk goed naar die kunstenaars die in de twintigste eeuw het verschil hebben gemaakt. De echte modernisten. Tracht hun boodschap te begrijpen. Het ging hen niet om de vernietiging van de traditie of de samenleving. Hun inzet was precies het tegendeel: redden wat we hebben, de traditie actualiseren en opnieuw wortel doen schieten in de menselijke ziel, om een rijker leven te leiden. Als ik een conservatief ben, dan is dat in de eerste plaats dankzij mijn lectuur van T.S. Eliot.’

Je definieert in je boek een intellectueel als iemand wiens beroep het is om afstand te nemen. Hoe rijm je dat met je nadruk op ‘thuiskomst’, op wortel schieten?

‘Wellicht zijn ze niet te combineren, nee. Een conservatieve intellectueel tracht een wereld te verdedigen die toebehoort aan mensen die zelf geen intellectuelen zijn. De wereld van zaken die wortel hebben geschoten. Het is een aloude paradox, waar ook Burke zich van bewust was: je kan de wereld niet tegen het denken beschermen door te denken. Voor veel mensen zaait denken twijfel, slaat het de wereld waarin ze geloven aan scherven. Denken doet ons geloof in de dingen eroderen. Volgens de islamitische filosoof Averroes zijn er twee wegen die naar God leiden. De weg van het verstand, en de weg van vroomheid en geloof. Leid je gewone mensen de weg op van het verstand, dan raken ze de weg kwijt. En vervolgens verliezen ze ook de weg van het geloof. Verder van huis kan je niet zijn.’