Ringmeester van de avant-garde

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Een paar jaar geleden woonde ik een concert van John Cale bij naar aanleiding van zijn album Hobo Sapiens (2003). Bij de eerste noot ging het licht uit en viel de muziek stil. Kortsluiting. Cale liet zich echter niet van zijn stuk brengen en toen het concert even later vooralsnog begon, grapte hij: 'Now you can all go home and say John Cale gave you a blackout'. Voor de man die ooit een kip slachtte op het podium, was een kortsluiting vermoedelijk niet meteen iets waar hij van onder de indruk was. Integendeel, kortsluiting is het principe waarop Cale zijn carrière heeft gebouwd. En onvoorspelbaarheid is het sleutelbegrip van zijn concerten. Dat wordt nog maar eens bewezen met Circus Live (2007), de dubbele live-set en bijhorende dvd waarmee Cale de balans lijkt op te maken van zijn carrière. De keuze van het materiaal is niet evident: Cale heeft een voorkeur voor minder bekende nummers uit zijn albums of radicaal omgebouwde en afgestroopte versies van oude en nieuwe composities. Maar bovenal keert hij terug naar de experimenten uit het prille begin van zijn carrière, toen hij zich als avant-gardecomponist toelegde op het verleggen van de grenzen van de hypnosemuziek.

LIVE ALS EXPERIMENT

Een concert van John Cale functioneert nooit als een jukebox voor zijn greatest hits (alsof Cale ooit grote hits heeft gescoord). Het is een evenement, een work in progress waar de man live aan de slag gaat met zijn oeuvre. In de jaren 1970 waren Cales optredens berucht voor hun intensiteit. Hij stond erop dat ieder optreden een uniek gebeuren zou zijn met onverwachte interventies en improvisaties op het scherp van de snee. Die constante zoektocht naar zelfvernieuwing is ook te horen op zijn live-albums. Sabotage (Live) (1979) was bijvoorbeeld geen opvoering van bekend materiaal, maar bestond volledig uit nieuwe nummers, alsof Cale een studio-album meteen met publiek erbij had opgenomen. Het psychotische titelnummer en de ongebreidelde bloedlust van 'Mercenaries (Ready for War)' zijn een blauwdruk van de manier waarop Cale in deze periode zijn publiek terroriseerde met rauw geschreeuw en ontketend kabaal. Vooral zijn hese geschreeuw is tot op vandaag Cales vocale handtekening gebleven, en ook op Circus Live kan hij de verleiding niet weerstaan nu en dan de suggestie van een uithalende stem door de microfoon te jagen. Er is evenwel geen groter contrast denkbaar met Sabotage (Live) dan Fragments of a Rainy Season (1992) waarin Cale zijn live-set min of meer beperkt tot zijn piano en zijn stem. Op publieksfavorieten als 'Fear (is a Man's Best Friend)' of 'Heartbreak Hotel' wil hij zijn piano nog wel onzacht te lijf gaan, maar globaal genomen specialiseert Cale zich op Fragments in dat wat hem uniek maakt: het bewandelen van de lijn tussen rock en klassiek. Cale is een geschoold componist met een aantal orkestrale werken achter zijn naam. Dat voel je ook in zijn nummers, die vaak op piano zijn ontstaan en pas in de studio tot onvervalste rock werden gearrangeerd. Met hun surrealistische en schizofrene beeldtaal neigen Cales nummers vaker naar het moderne kunstlied dan naar rock. Of beter: ze lenen zich even efficiënt tot beide benaderingen. Die spanning wordt voelbaar wanneer de uitvoering tot de essentie wordt gereduceerd, zoals op Fragments gebeurt.

Op Circus Live vormt die spanning tussen rock en intimistisch experiment de basis van het concert. De eerste schijf biedt ons de gedreven zestiger Cale die de rock ontspannen laat rollen. Na het openingsnummer, een sensuele versie van 'Venus in Furs', volgt een plejade van Cale-favorieten als 'Helen of Troy', 'The Ballad of Cable Hogue' en (als uitsmijter) 'Dirty Ass Rock and Roll'. Het dubbelnummer 'Femme Fatale/Rosegarden Funeral of Sores' vleit twee van zijn meest giftige bloesems verleidelijk in het oor. De oorspronkelijke versie van 'Rosegarden' (op de EP Animal Justice uit 1977) dartelt voort als een ontbindende tyfusleider. Het is een lijzig riooldeuntje dat druipt van de etter. In combinatie met 'Femme Fatale', dat de basis van de dubbelcompositie legt, wordt het echter een voorbeeld van lepe elegantie: een jazzy loopje met scherpe kantjes. De eerste cd bevat ook een paar tracks uit Hobo Sapiens die de brug slaan naar de tweede schijf, waar de experimentele Cale grotendeels het voortouw neemt. De twaalf minuten lange versie van 'Gun' is een geïnspireerd pareltje dat met zijn steeds herhaalde litanie van 'I'm a pig / I eat everything' duidelijk het venijn van 'Rosegarden Funeral of Sores' met droogkorsten en al heeft geabsorbeerd. 'Gun' stond oorspronkelijk op het album Fear (1974), maar was van bij het begin bedoeld als improvisatienummer tijdens live-optredens. Op Circus Live heeft Cale het nummer echter dermate ontmanteld dat men in sommige passages nog maar met moeite de studioversie kan herkennen. Wat echter het meest opvalt, is dat de tweede schijf van Circus Live onmiskenbaar baadt in de muzikale ambiance van Hobo Sapiens. Je zou haast vergeten dat Cale tussendoor ook nog Black Acetate (2005) heeft gemaakt, een nogal lauwe poging om terug te keren naar de gitaarrock. Dat is volgens mij niet toevallig. Op Hobo Sapiens heeft Cale, al dan niet bewust, terug aansluiting gezocht bij zijn beste albums uit de jaren 1970: Paris 1919 (1972), Fear, Slow Dazzle (1975) en Helen of Troy (1975). Maar hij greep nog verder terug, naar de minimalistische experimenten waar hij al mee bezig was nog voor er sprake was van The Velvet Underground. Cale beseft dat daar zijn muzikale nalatenschap ligt en dat een excursus als Black Acetate daar weinig aan zal veranderen. Vandaar dat ook Circus Live hem terugbrengt naar de plaats waar zijn carrière begon: de smeltkroes tussen klassiek en rock die avant-garde heet.

VAN WALES NAAR '56 LUDLOW STREET'

<p

De wortels van Cales oeuvre liggen in zijn studentenjaren. Cale was een mijnwerkerszoon uit Wales en begon zijn universitaire studies aan het Goldsmith College in Londen. Maar hij had toen al zijn oog op een carrière als componist en dirigent. Hij investeerde zijn energie in het ontdekken van de hedendaagse klassieke muziek en raakte in de ban van John Cage en La Monte Young, maar ook van Boulez en Aaron Copland. Hij begon zelfs een vruchtbare correspondentie met Cage en Copland. Het is ook Copland die ervoor zorgde dat Cale in 1963 een beurs kreeg om een zomercursus te komen volgen in het Berkshire Music Center in Boston. Voor hij op het vliegtuig richting Amerika stapte, mocht Cale nog het traditionele zomerconcert van Goldsmith College op poten zetten. Tot afgrijzen van zijn docenten (die hem tot 'meest hatelijke student' verkozen) organiseerde hij de eerste Britse opvoering van een aantal werken van onder meer La Monte Young. Cale had uitdrukkelijk de bedoeling om een onconventioneel publiek aan te trekken voor het concert. Dat lukte onder meer dankzij de eigenzinnige aankondiging waarop het publiek werd uitgenodigd om het even welk onhoorbaar instrument mee te brengen en te bespelen tijdens de uitvoeringen. Cale zelf voerde onder meer de Britse première uit van La Monte Youngs 'X for Henry Flynt', een repetitief stuk waarbij Cale voor de piano neerknielde, de vingers van beide handen verstrengelde en dan de ellebogen strekte om zijn armen met volle kracht op het klavier te laten inbeuken. Zo hamerde hij een vijftal minuten op de piano in, tot een aantal toeschouwers op het podium klommen om de piano weg te trekken. Cale volgde echter en bleef op de toetsen beuken. Aangezien niemand het lef had om de piano effectief van het podium te gooien, kwam Cale als overwinnaar uit de muzikale strijd.

Met zijn diploma op zak vertrok Cale vervolgens richting Amerika, met de bedoeling na de zomer geen gebruik te maken van zijn retourticket. De rest van het verhaal leest als een roman. In Berkshire wordt Iannis Xenakis Cales persoonlijke mentor. Na de cursus besluit Cale naar New York te reizen, met onder meer het telefoonnummer van Leonard Bernstein op zak, die hem aanmoedigt om de geldwaarde van zijn retourticket te incasseren om daarmee de waarborg voor de huur van een loft te betalen. In New York zoekt Cale ook meteen contact met La Monte Young, die samen met zijn kersverse echtgenote Marian Zazeela de kern vormt van het Theater of Eternal Music, een ensemble voor muzikale experimenten. Young is zo ingenomen met Cale dat hij hem meteen in de groep opneemt. Nog in 1963 is Cale een van de pianisten in de door John Cage georganiseerde uitvoering van de Vexations van Satie: een achttien uur durend project waarbij dezelfde melodie 840 keer wordt herhaald. Tijdens zijn werk met Youngs Theater of Eternal Music komt Cale ook in contact met de muzikant Tony Conrad, met wie hij The Dream Syndicate vormt, een ensemble waar ook Young en Zazeela bij betrokken zijn en waarin Cale en Conrad experimenteren met lang aangehouden noten, zowel vocaal als op instrumenten. De stemmen en de instrumenten werden echter door een elektronische versterker gejaagd, wat een hels kabaal veroorzaakte, vooral omdat Cale de snaren van zijn altviool had vervangen door gitaarsnaren. Ook Conrad plaatste metalen snaren op zijn viool om het geluid meer volume te geven. De groep experimenteerde urenlang met het aanhouden van één noot of akkoord. Ze gingen daarbij met ijzeren discipline te werk, gedreven door de overtuiging dat ze op deze manier de grenzen van de muziek konden verleggen. De bedoeling van de 'drone' (de lang aangehouden noot) lag in het manipuleren van de tijdservaring en de waarneming. De frequenties van de muziek benaderden het alfa-ritme dat de hersenen tijdens het dromen ervaren. Cale was ervan overtuigd dat deze muziek hersenen kon manipuleren of mensen hypnotiseren.

Er werden honderden uren bandopnames gemaakt van deze geïmproviseerde sessies. Een deel van dat materiaal werd een paar jaar geleden verzameld op een reeks cd's: eerst Inside The Dream Syndicate. Volume I: Day of Niagara (1965) (2000) en vervolgens de driedelige set Sun Blindness Music (2000), Dream Interpretation: Inside the Dream Syndicate Volume II (2000) en Stainless Gamelan: Inside the Dream Syndicate Volume III (2000), waarbij Sun Blindness Music in feite een nieuwe Volume I was. Met die opnames werd ook duidelijk dat deze periode van radicale experimenteerdrang de meest revolutionaire fase was in de carrière van Cale. De muzikale geweldenaar uit Wales was inmiddels bij Conrad ingetrokken in een flat op '56 Ludlow Street', een adres dat nu symbool staat voor de vernieuwing van de moderne muziek in die periode. In hetzelfde pand woonden onder meer de undergroundfilmmaker Piero Heliczer, percussionist Angus MacLise (die zowel voor Youngs Theater, Cales Dream Syndicate als de prille Velvet Underground drums speelde) en Mario Montez, ster van Jack Smiths undergroundfilms Normal Love (1963) en Flaming Creatures (1964) waarvoor The Dream Syndicate soundtracks creëerde. Cale had inmiddels ook Lou Reed leren kennen, waardoor de basis was gelegd voor de latere Velvet Underground. De invloed van Cales experimenten is zeer manifest op de eerste twee Velvet-albums, The Velvet Underground and Nico (1967) en White Light/White Heat (1968), en dan vooral op nummers als 'Venus in Furs', 'Black Angel's Death Song', 'European Son' (met Cale die een stoel over de vloer schuift en er een spiegel mee aan stukken slaat) of het epische 'Sister Ray'. Zowel La Monte Young als Lou Reed hebben naderhand geprobeerd om de bijdrage van Cale tot de muzikale vernieuwing te minimaliseren, maar de voorbije jaren is, mede dankzij de uitgave van archiefopnames en een meer kritische literatuur over de periode, duidelijk geworden dat Cale de ware drijvende kracht was achter de revolutionaire klank van The Velvet Underground.

TIJD EN HERSENEN SMELTEN

Op Circus Live komen de kernelementen van Cales vroegste experimenten weer aan de oppervlakte: muziek als tijdsmanipulatie en hersenmachine, het werken met de drone, de vervorming van geluid en de uitdaging van improvisatie. Met dit verschil dat hij die technieken inmiddels heeft verfijnd door nieuwe technologie. Als Hobo Sapiens deze stijlelementen al opnieuw kwam aandragen, dan slaagde Cale er dankzij de wonderen van ProTools in om zijn muzikale texturen meer dan ooit bij te schaven en scherp te stellen. De schurende viool die hij op Hobo Sapiens hanteert, is een terugkeer naar het beste van de Velvets, maar met het raffinement van eigentijdse studiotechnologie. Circus Live probeert die meer verfijnde aanpak te vertalen naar de vrijere ruimte van een optreden. Zoals de archiefopnames van The Dream Syndicate getuigen, is improvisatie altijd het vruchtbaarste element van Cales werk geweest. Het massieve 'Sister Ray' op het Velvets-album White Light/White Heat was één lange improvisatie in de studio. Cales vermogen om zijn materiaal live om te bouwen, is ook treffend hoorbaar op Le Bataclan '72 (2003), een recent uitgebrachte opname van een concert uit 1972 waarop Cale en Reed onder meer 'Black Angel's Death Song' brengen. Maar waar de metalen snaren van Cales altviool in de originele versie door merg en been gaan, laat deze liveversie horen hoe lyrisch Cales auditieve geweld kan zijn. Die 'zachtere' aanpak is ook voelbaar op Circus Live, waar Cale er een punt van maakt om radicaal verstilde versies te brengen van zijn meest explosieve nummers. Het resultaat is de zogenaamde 'Amsterdam Suite' die het gros van de tweede cd vult en die begint met een minutenlange drone. Maar net zoals Hobo Sapiens met ProTools goochelde, wordt de drone in deze suite gedragen door elektronische soundscapes die de sfeer van het hele verdere stuk bepalen. Een soundscape is echter een elektronisch geëvolueerde drone. Als Cale met soundscapes werkt, loopt hij dan ook geen recente modes achterna. Hij neemt gewoon terug de lijn op die hij met The Dream Syndicate zelf in gang heeft gestoken.

Het kernstuk van de 'Amsterdam Suite' is een versie van 'Heartbreak Hotel' die net niet uit elkaar valt. Het is Cales stem die hier primeert en imponeert. Het heeft Cale jaren gekost voor hij solo op een podium durfde te staan, maar als vocalist is hij onovertroffen. Deze nieuwe versie van 'Heartbreak Hotel' toont ook hoe Cale bekend materiaal ontmantelt en reconstrueert. Het nummer was oorspronkelijk een enorme hit voor Elvis Presley. Toen Cale het nummer gebruikte voor Slow Dazzle, bracht hij alle onderliggende mentale pijn naar buiten die in de versie van Presley zelfs niet kon worden vermoed. Dat is typisch voor Cales benadering van covers: hij stroopt de lagen van een nummer af tot hij een emotioneel skelet overhoudt dat de basis wordt voor een nieuwe interpretatie. De groteske wanhoop van Cales versie is onmiskenbaar aan te wijzen in de tekst van het oorspronkelijke nummer, alleen had niemand ooit het idee gehad om al die latente turbulentie ook naar buiten te brengen. Wat overblijft na de Cale-behandeling, is een muzikale manifestatie van isolatie en ontreddering in de bedompte kamers van een achterafgelegen hotel waar sociale verschoppelingen hun miserie komen vergeten. Op Circus Live breekt Cale echter radicaal met de psychotische agressie van de eerdere versie op Slow Dazzle. Hij knipt de gitaren en sirenes weg en laat het nummer baden in het muzikale niemandsland van een soundscape die begin noch einde kent. De aantrekkingskracht van een soundscape ligt uiteraard in de golven van klank die af en aan rollen zonder vast patroon, als een inkapselende vorm van muzikaal behang dat aan de huid kleeft in plaats van braaf aan de muren te blijven zitten. Dat maakt van een soundscape ook een geschikt instrument om een gevoel van stuurloosheid te suggereren. In combinatie met Cales klagende zang resulteert dit in een ingetogenheid die je niet meteen met 'Heartbreak Hotel' associeert. Toch blijft ook hier de schizofrenie niet uit. Het nummer verliest langzaam zichzelf naarmate Cales trage zang vervalt tot een hees gefluister dat dreigend op de muren kruipt.

Toch mag deze desintegrerende aanpak ons niet echt verrassen. Er is immers een belangrijk precedent voor in Cales oeuvre: het vaak en onterecht over het hoofd geziene album Music for a New Society (1982). Ondanks de optimistische titel is dit een van de meest neerslachtige albums ooit gemaakt. De muzikale arrangementen van het album zijn uiterst spartaans, puristisch en uitgemergeld. Ook hier zingt Cale met een gekwelde stem die doordrongen is van wanhoop. Het album klinkt doorleefd en breekbaar. Een van de hoogtepunten is '(I Keep a) Close Watch', een liefdesballade die doortrokken is van zelftwijfel. 'Close Watch' was oorspronkelijk te horen op Helen of Troy en verscheen daar in een breed arrangement dat rechtstreeks uit een concert van Frank Sinatra leek te zijn geplukt. Net zoals hij 'Heartbreak Hotel' tot zijn psychotische kern reduceerde voor Slow Dazzle, schraapt Cale hier de glans van zijn eigen ballade af om het onderliggende hartzeer naakt te laten doorklinken. Het enige wat overblijft van het oorspronkelijke arrangement is de resolute maar tragische aanzet van de statige pianomelodie die het nummer draagt. Uiteindelijk zouden 'Close Watch' en 'Heartbreak Hotel' zij aan zij opduiken op Fragments of a Rainy Season. En het is daar, met louter een jazzy pianobegeleiding van eigen hand, dat Cale een eerste trage versie van 'Heartbreak Hotel' brengt. De versie op Circus Live is een herneming van die intimistische uitvoering, hervormd door elektronica. Dezelfde behandeling wordt vervolgens toegepast op 'Mercenaries (Ready for War)', het openingsnummer van Sabotage (Live) dat in 1979 nog als intentieverklaring kon gelden, maar anno 2007 misschien vooral een sarcastische sneer inhoudt naar de mondiale politiek. De gitaar van Sabotage (Live) is nu vervangen door een geprogrammeerd ritme dat de eerste seconden bevreemdend kaal overkomt, maar daarna perfect aansluit bij Cales getemperde uitvoering van de countdown naar een nucleaire explosie. In plaats van te exploderen, stroomt 'Mercenaries' echter over in de terugkeer van de drone die het album afsluit. Zo bijt Circus Live uiteindelijk in zijn eigen staart: het begint ('Venus in Furs') en eindigt (een drone) in de gouden sixties toen Cale de moderne muziekgeschiedenis een radicale draai hielp geven. Dat hij nog steeds gelooft in het subversieve potentieel van die experimenten, en dat hij dat potentieel ook nog steeds kan waarmaken, bewijst hij hier in de zich langzaam in de huid indringende versies van 'Gun', 'Heartbreak Hotel' en 'Mercenaries'. Voor Cale is muziek pas geslaagd als ze speelt met onze waarneming en zo ons mentale welbevinden manipuleert.

TUSSEN ROCK EN KLASSIEK

Het is voorspelbaar en onvermijdelijk tegelijk om te eindigen waar Circus Live begint: bij 'Venus in Furs'. Dit nummer is een vast onderdeel geworden van Cales liveset. En terecht, want het is misschien wel het meest volmaakte rocknummer aller tijden. Als je Cale dit nummer live ziet uitvoeren, gaat er een gevoel van geschiedenis door je heen (ik ben weer op het concert waarmee ik begon). Daar staat dan de man die het veertig jaar geleden allemaal uitvond live dat mythische nummer uit zijn altviool te martelen. Op Circus Live herneemt de sensuele drum schaamteloos de droge percussie van Maureen Tucker uit de Velvet-jaren en stuwt van bij het begin de lijzige erotiek in de muziek die zo typerend is voor dit nummer. 'I always wanted to make everything a little stinkier,' zegt Cale over die sensualiteit, 'slow and sexy. […] When we came up with 'Venus in Furs' I was absolutely convinced that we had discovered our own sound because it was unique and nasty. Very nasty' (in Bockris en Cale 1999: 78). De inmiddels pensioengerechtigde Cale laat ons op 'Venus in Furs' duidelijk voelen dat hij meer dan ooit geniet van zijn optredens. Hij speelt voor zijn eigen genoegen. Cale hoeft niets meer te bewijzen en combineert de ontspannen virtuositeit van een veteraan die graag nog eens zijn eigen tegendraadse evergreens bovenhaalt met de blijvende hernieuwingsdrang van een kunstenaar. Circus Live brengt ons een Cale die ontspannen tussen die beide polen laveert. Zelf heeft de man trouwens nooit veel begrip gehad voor de Velvet Underground-revivals die sinds de jaren 1980 over ons heen zijn gegaan. Volgens hem is The Velvet Underground een groep die zijn potentieel nooit heeft waargemaakt. De eerste twee albums waren mijlpalen die in minder dan ideale omstandigheden werden opgenomen. Het beste van de Velvets gebeurde live, en daar is bitter weinig van bewaard. En toen Lou Reed zijn Welshe kompaan in 1968 hardhandig uit de groep manoeuvreerde, was het uit met de experimenten en werd The Velvet Underground een meer commerciële en minder interessante groep. Veertig jaar later bewijzen albums als Hobo Sapiens dat Cale het experimenteren nooit is verleerd. De man is in de eerste plaats een kunstenaar; een componist die symfonieën wilde schrijven, maar door omstandigheden rockartiest werd. Zo verbond hij het beste van twee werelden in een oeuvre op de grens tussen rock en klassiek. De drone van The Dream Syndicate en de Velvets, de complexe nummers uit zijn klassieke albums en de experimenten en deconstructies van Music for a New Society en Hobo Sapiens: het zijn evenzeer bijdragen tot de moderne klassieke muziek als meesterlijke oefeningen in avant-rock. Het was misschien niet waar Cale van droomde, maar het is wat hem groot heeft gemaakt.

<p

BIBLIOGRAFIE</p

Victor Bockris en John Cale, What's Welsh for Zen. The Autobiography of John Cale, Londen: Bloomsbury, 1999.
Alan Licht, 'Flaming Creature Reborn', in: The Wire, nr. 190/191, nieuwjaar 2000, p. 32-35.
Tim Mitchell, Sedition and Alchemy. A Biography of John Cale, Londen/Chester Springs: Peter Owen, 2003.
Edwin Pouncey, 'Inside The Dream Syndicate', in: The Wire, nr. 206, april 2001, p. 42-48.
David Sheppard, 'Cooking for One', in: Mojo, nr. 124, maart 2004, p. 78-82.

DISCOGRAFIE

John Cale, Fragments of a Rainy Season, John Cale Music/Rykodisc, 1992.
John Cale, Music for a New Society [1982], John Cale Music, 1993.
John Cale, The Island Years (bevat Fear, Slow Dazzle en Helen of Troy), dubbel-cd, Island, 1996.
John Cale, Sabotage (Live) (bevat Animal Justice, beide 1979), Diesel Motor Records, 1999.
John Cale, Sun Blindness Music, Table of the Elements, 2000.
John Cale, Dream Interpretation: Inside The Dream Syndicate Volume II, Table of the Elements, 2000.
John Cale, Stainless Gamelan: Inside The Dream Syndicate Volume III, Table of the Elements, 2000.
John Cale, Hobo Sapiens, EMI, 2003.
John Cale, Black Acetate, EMI, 2005.
John Cale, Circus Live, dubbel-cd en dvd, EMI, 2007.
John Cale, Tony Conrad, Angus MacLise, La Monte Young en Marian Zazeela, Inside The Dream Syndicate Volume I: Day of Niagara (1965), Table of the Elements, 2000.
Lou Reed, John Cale & Nico, Le Bataclan '72, Limited Numbered Edition, Alchemy, 2003.
The Velvet Underground, Peel Slowly and See, vijf cd's, Polydor, 1995.</p