Re:spons - een briefwisseling over Raoul Pecks I Am Not Your Negro (antwoord)

Door Tundé Adefioye, op Fri May 12 2017 10:28:22 GMT+0000

In Raoul Pecks docu-essay I Am Not Your Negro, vanaf 10 mei in de zalen, vertelt Afro-Amerikaans schrijver James Baldwin (1924–1987) postuum zijn verhaal over z’n drie vermoorde strijdmakkers Medgar Evers, Martin Luther King Jr. en Malcolm X. De film zette Raoul Peck-kenner Matthias De Groof aan om zijn kijkervaring te delen in een brief aan James Baldwin-kenner Tunde Adefioye. Lees hier zijn reactie.

Hallo Matthias,

Jouw brief beantwoorden doet me denken aan James Baldwins The Fire Next Time (1963), waarin hij een lange brief aan zijn neef schrijft. Het is precies door dat boek dat Ta-nehisi Coates geïnspireerd raakte om zijn eigen boek Between the World and Me (2015) op te vatten als een brief aan zijn tienerzoon, aanleiding voor Toni Morisson om Coates de hedendaagse Baldwin te noemen. Net als Coates gebruikt cineast Raoul Peck de schrijver Baldwin als vertrekpunt, om vervolgens zijn  relevantie voor vandaag te benadrukken. Peck en Coates boeken gelijkaardige resultaten: ze creëren meesterwerken die de lezer of de kijker ervoor waarschuwen dat de problemen van vroeger nog lang niet van de baan zijn. Het verschil is alleen dat Coates niet voor blanke mensen schrijft, maar voor zijn zoon. Coates zei ooit: ‘Veel van de schrijvers die ik in de jaren 1990 las als student leken mij bezwaard te zijn door de nood om uitleg te geven aan blanke mensen … en dat heeft effect op je taal.’

Dit soort getuigenis heeft vele Zwarte zielen gered en kent een lange traditie in de VS.

Coates legt verder uit dat ‘white privilege’ een term is die we gebruiken om blanke mensen te troosten, terwijl we het in essentie over racisme en blanke heerschappij hebben. Zoals je schreef in jouw brief, gebruikt Peck Baldwins eigen woorden om blanke mensen direct aan te spreken. Erg troostend kan je die woorden nochtans niet noemen, en Pecks visuele weergave al evenmin. Baldwins woorden maken van de film een niet mis te verstane les aan blanke mensen. Sterker nog, voor veel van hen zou de film best confronterend kunnen zijn, omdat hij precies in de wonden prikt die honderden jaren van onderdrukking en geweld hebben geslagen bij Zwarte mensen. Deze adressering van blanke mensen begon niet met Baldwin en zal niet eindigen met Peck. De film is verwelkomd als een noodzakelijke herinnering en een oproep tot actie voor blanke mensen, maar hij doet nog iets anders. De film legt getuigenis af.

Tunde3.jpg

Pecks film getuigt van de pijn en de angst die Zwarte mensen hebben doorstaan, vooral in de VS. Dit soort getuigenis heeft vele Zwarte zielen gered en kent een lange traditie in de VS. Een traditie die teruggaat op de oude Negro spirituals van Afrikaanse slaven op Zuiderse plantages, en werd voortgezet in de memoires van Frederick Douglass. Een traditie waarop de dappere pen van Ida B. Wells zich beriep in haar krantenartikels vanuit het Zuiden van de late negentiende eeuw, net als Zora Neale Hurston in Their Eyes Were Watching God (1937). Getuigen doet ook Baldwin zelf in boeken zoals Go Tell It on the Mountain (1953) en If Beale Street Could Talk (1974): over de specifieke begrenzingen die gepaard gaan met opgroeien als Zwart individu in Harlem. Of denk aan Toni Morrison in Beloved (1987) en Alice Walker in The Color Purple (1982). Wat de blues van Bessie Smith deed, is ook wat Lauryn Hill probeerde te doen: getuigen van de schoonheid en de pijn van Zwart zijn, zonder de blanke ervaring centraal te stellen. Het bouwt mee aan een krachtige ruimte voor zelfzorg, genezing en een beter begrip van wat het individu en de Zwarte gemeenschap nodig hebben, ook als een toevluchtsoord voor de agressie die tegen Zwarten gepleegd wordt.

Daarom wil ik ook een nuance optekenen bij wat je schrijft over de burgerrechtenbeweging in de VS: ‘Vanuit zijn idee dat er niets structureels veranderd is en dat de strijd onvoltooid blijft of zelfs mislukte door de onthoofding van de burgerrechtenbeweging, beseft Raoul Peck dat we Baldwin nu meer dan ooit nodig hebben.’ Met ‘onthoofding’ doel je op de brute moorden op Malcom X, Dr. King, Medgar Evers, toch? Vóór zij het podium betraden, vochten ook Frederick Douglas, Sojourner Truth en A. Philip Randolph al op hun manier voor Zwarte emancipatie en burgerrechten. De dood van Malcolm, Martin en Medgar heeft zonder twijfel een leegte achtergelaten in de burgerrechtenbeweging, maar anderen raapten de toorts weer op. Wat we niet mogen vergeten, is dat die leemte juist ruimte creëerde voor andere bewegingen: de Black Panthers, de Brown Berets (voor LatinX-rechten) en de American Indian Movement (AIM). Radicalisering verspreidde zich: niet langer in de vorm van Zwarte boegbeelden als Malcolm X, maar in de vorm van verschillende etnische groepen die mobiliseren tegen onrecht in hun eigen gemeenschappen en de samenleving in het algemeen. Ik zie dat niet als een mislukking.

De dood van Malcolm, Martin en Medgar heeft een leegte achtergelaten in de burger-rechtenbeweging, maar anderen raapten de toorts weer op.

Het is leerzamer en werkt meer emancipatorisch om te focussen op de veerkracht van de onderdrukten na alle moorden en tragedies, vooral dan in de Zwarte gemeenschap. Van het overheidsbeleid kan je zeggen dat het ‘mislukt’ is, maar van de ‘strijd’ zelf kan je dat veel moeilijker. Zelfs nadat Malcolm, Martin en Medgar met geweld waren gesneuveld in de strijd, kwamen mensen niet alleen op straat – vooral in het geval van de moord op Martin Luther King, waarvan de Watts-rellen en het Wattstax concert een directe erfenis zijn –, maar bleven ze verder leven in de gedaantes van Angela Davis, Kimberlè Crenshaw, Linda Sarsour, Patrisse Cullors, Carmen Perez en vele anderen. De ‘Beautiful Struggle’, zoals Ta-nehisi Coates en Talib Kweli het noemen, heeft een nieuwe vorm aangenomen.

Zeggen dat die strijd ‘mislukt’ is, zoals jij toeschrijft aan Raoul Peck, ondermijnt de krachten die nog steeds op vele manieren vechten voor rechtvaardigheid. Zowel voor het recht op wonen als voor ecologie of een leefbaar loon blijven er velen in de frontlinie staan. Verder is het interessant om de nieuwe leiderschapsmodellen van organisaties als Black Lives Matter te bekijken. De strijd wordt voortgezet met nieuwe tactieken, bouwend op de niet-gewelddadige methode die Bayard Rustin aanzette en die Martin Luther King populariseerde. In plaats van alle verantwoordelijkheid op één persoon te laden, volharden nu veel meer individuen in de strijd.

Wellicht alludeer je met je uitspraak ook op het feit dat het rassen- of integratiebeleid van verschillende overheden mislukt is en overgedaan of herdacht moet worden met een nooit geziene ernst? Wat Pecks film laat zien over de grote blanke helden van de burgerrechten in het verleden, zoals Robert Kennedy, is dat ze zeker één grote tekortkoming hadden. Toen men hun privilege en hun aanpak in twijfel trok, zoals Lorraine Hansberry dat doet in de film, reageerden ze veeleer defensief dan verder te bouwen op die kritiek en na te denken over hoe ze een betere bondgenoot konden worden. Hetzelfde geldt vandaag helaas nog steeds voor veel goedaardige en liberale blanke mensen, vooral politici. Je zou ook kunnen zeggen dat Robert Kennedy’s droom van een Zwarte president over veertig jaar bewaarheid werd in de hoop die Barack Obama wist op te roepen. Maar die hoop stolde in de tragische impact van de klassenstrijd op veel mensen in zowel Oakland in Californië als hier in Brussel.

In zijn meesterwerk laat Peck een specifieke vorm van geweld echter onderbelicht: het geweld gepleegd op Zwarte vrouwen. Baldwin schrijft:

‘…Black men are still used in the popular culture as though they had no sexual equipment at all…Sidney Portier as a Black artist and as a man, is also up against the infertile furtive sexuality of this country…’

Zo geformuleerd stelt de film terecht de castratie – de ‘emasculatie’ – van Zwarte mannen aan de kaak. Peck neemt zo echter een blinde vlek over die ook de Civil Rights Movement en de Black Power-beweging van de jaren 1960 en 1970 plaagde: het lot van Zwarte vrouwen. Op dat punt in de film worden de Zwarte vrouwen verbannen naar de achterbank, zoals dat in het verleden gebeurde, en tot op zekere hoogte ook nog vandaag. Van Sojourner Truth tot Ella Baker en Kathleen Cleaver: vrouwen hebben tweemaal zo hard moeten vechten als hun mannelijke tegenhanger, terwijl ze binnen de nog steeds patriarchaal georganiseerde verzetsbewegingen maar zelden de ruimte krijgen om hun stem echt te laten horen, laat staan die bewegingen te leiden. Hoewel James Baldwin veel vrouwelijke vrienden had, denk aan Toni Morrison en Lorraine Hansberry, kregen Zwarte vrouwen in zijn boeken en geschriften zelden een centrale rol. Bekend is dat Audre Lorde hem en andere mannen daarop aansprak en uitdaagde:

‘Nobody was dreaming about me. Nobody was even studying me, except as something to wipe out… Even worse than the nightmare is the blank. And Black women are the blank. I don’t want to break all this down, then have to stop at the wall of male/female division… when we deal with the horror of even our different nightmares… Black men and women reacting to what’s out there. While we are reacting to what’s out there, we’re also dealing between ourselves – and between ourselves there are power differences that come down…We need to acknowledge those power differences between us and see where they lead us… It’s vital that we deal constantly with racism, and with white racism among Black people – that we recognize this as a legitimate area of inquiry. We must also examine the ways that we have absorbed sexism and heterosexism…’[1]

Het geciteerde fragment is, zou je kunnen zeggen, een ‘gesprek binnen de familie’, waar de Zwarte gemeenschap vaak op terugkomt en over nadenkt. Misschien zit er ook voor andere gemeenschappen een waardevolle les in: dat we nog steeds niet de kettingen afgeworpen hebben van het seksisme en heteroseksisme dat velen van ons, al dan niet bewust, ketent en tekent.

TundeOmslag.jpg

Een van de valkuilen voor blanke kijkers van de film is dat ze de problematiek in de VS wel erkennen, maar er niet in slagen om die vervolgens te vertalen naar de gedwongen grauwe realiteit van een gekleurd persoon in West-Europa. Baldwin schreef:

‘It was quite clear to me that the Frenchmen in whose hands I found myself were no better or worse than their American counterparts. Certainly their uniforms frightened me quite as much, and their impersonality, and the threat, always very keenly felt by the poor, of violence, was as present in that commissariat as it had ever been for me in any police station. And I had seen, for example, what Paris policemen could do to Arab peanut vendors. The only difference here was that I did not understand these people, did not know what techniques their cruelty took, did not know enough about their personalities to see danger coming, to ward it off...’

William Gardner, een minder bekende tijdgenoot van Baldwin, schreef ooit: ‘De Algerijnen zijn de negers van Parijs…’ Dit kan je gerust toepassen op Marokkanen in België en Nederland, Turken in Duitsland en ga zo maar verder. Baldwin en Gardner wijzen op de noodzaak om ook de rassen- en klassenonderdrukking in Europa onder ogen te zien, in het continent dat zich - ten onrechte - een baken waant voor mensen- en burgerrechten. De bloedige brutaliteit van het koloniale leven werd honderden jaren lang netjes weggestoken in de kolonies, en hoefde zo de schilderachtige realiteit van het thuisland niet te verstoren. Pas vanaf halfweg de twintigste eeuw begonnen de gekoloniseerden en masse hun weg te vinden naar het thuisland van hun kolonisatoren. De Jamaicanen naar Engeland, de Surinamers naar Nederland, de Algerijnen naar Frankrijk en zo verder.

De onderdrukking van Zwarte en Bruine lichamen in Europa is nog steeds heel reëel.

Die veranderende dynamiek viel lange tijd min of meer te beheersen, maar al in de jaren 1980, toen de draconische klassenoorlog van Margareth Thatcher ertoe leidde dat veel mijnwerkers hun baan verloren, kreeg het verzet tegen de overheid ook een meer raciale ondertoon. Vele gekleurde gemeenschappen grepen het ongenoegen aan om een strategische oorlog te ontketenen tegen de raciale onderdrukking. De Black Audio Film Collective documenteert dat in de verbluffende en aangrijpende film Handsworth Songs (1987), een documentaire over de opstanden in Engeland in 1985. Jaren later, in Frankrijk, België en Zweden - om maar enkele landen te noemen - zouden gelijkaardige opstanden plaatsvinden. Zij laakten de onderdrukking die veel immigrantengemeenschappen, vooral de gekleurde, dwongen om te leven in armoede en in verwaarloosde gemeenschappen die vaak ook in het onderwijs ongelijk behandeld werden, zoals dat in België het geval is.

‘They needed us to pick the cotton, now that they don't need us they gon kill us all off...’

Iets meer dan vijftig jaar geleden werden Marokkanen en Turken uitgenodigd om te komen werken in de mijnen van België. Hun komst moest een tekort aan arbeiders oplossen, maar was dat wel helder doordacht? Wat zou er gebeuren met de kinderen en kleinkinderen van die mijnwerkers? Wat zou er gebeuren als de kinderen van deze arbeiders parlementariërs wilden worden, of directeurs van kunstinstellingen of van scholen? Zouden we hen die ruimte bieden? Zouden we als samenleving alles doen om ervoor te zorgen dat ze de juiste mentoren en rolmodellen zouden krijgen? Zoals leraren die op hen lijken, zodat zij konden dromen van een toekomst voorbij de gangen die hun vaders hebben gegraven? Helaas is het antwoord op deze vragen in de praktijk altijd ‘nee’ geweest. In plaats daarvan zijn er wetten gemaakt die hun burgerrechten ontneemt en hen vervreemdt.

‘...when any white man in the world says, 'give me liberty or give me death’, the entire white world applauds. When a Black man says exactly the same thing… he is judged a criminal and treated like one… Every thing possible is done to make an example of this bad n@&#er, so there won't be anymore like him...’

Soms komt het zelfs tot regelrechte censuur, zoals recent nog in België met de documentaire van Rachida Lamrabet. In haar film zegt zij eigenlijk: ‘Geef mijn zusters vrijheid, want zolang zij geen keuzevrijheid krijgen, kan ook ik niet vrij zijn.’ De onderdrukking van Zwarte en Bruine lichamen in Europa is nog steeds heel reëel. Moslims lopen meer kans om het nieuws te halen: niet omwille van die onderdrukking, maar omdat ze een blanke oerangst oproepen. Die angst is vandaag nog altijd even rudimentair als ten tijde van W. Griffith’s film The Birth of a Nation (1915), waarin het blanke vrouwenlichaam koste wat het kost beschermd moet worden tegen de kronkelende, gemene en seksueel vraatzuchtige Zwarte en Bruine mannen.

Tunde.jpgDie eindeloze (angst)fantasieën en de continue heropvoering van mythes die de veranderende Belgische realiteit verkeerd voorstellen, schaden alle pogingen tot een beter wederzijds begrip tussen verschillende etnische groepen in deze samenleving. Institutioneel racisme wordt in België en Europa vaak niet (h)erkend als een geldige reden voor de boosheid en de bitterheid van vele gekleurde gemeenschappen. In een samenleving die het nog steeds belangrijk vindt om te kunnen bepalen welk kledingstuk een vrouw al dan niet kan dragen, hoeft het niet te verbazen dat velen een ernstige psychologische impact ervaren en trauma’s oplopen. Het is de impact van het soort racisme - ook door de overheid - dat systematisch in herinnering brengt dat ‘jij niet een van ons bent’, ‘dat wij jou niet willen’, ‘dat jij minderwaardig bent, en we jou met alle macht zullen herinneren aan onze superioriteit.’ Velen prediken scheiding van kerk en staat, maar het is al te ironisch dat de staat het privéleven van mensen wil binnendringen om hun gedrag en manier van kleden te reguleren.

Pecks film stelt blanke mensen aansprakelijk, maar doet daarnaast nog iets veel belangrijkers: hij beschrijft de geschiedenis niet louter als een verhaal van Zwarte slachtoffers, maar toont hoe die geschiedenis vandaag nog dagelijks doorleefd wordt. Ook een politiek beleid wordt sterk bepaald door onze kijk en onze beleving van de geschiedenis: een machtsgeschiedenis die geschreven is vanuit het perspectief van de kapitalistische, patriarchale blanke man.

"...I don't know what most white people in this country feel, but I can only include what they feel from the state of their institutions… I don't know if the real estate lobby have anything against Black people, but I know the real estate lobbies keep me in the ghetto… I don't know if the Board of Education hates Black people, but I know the text books they give my children to read and the schools we have to go to."

Ook in een land als België, met zijn relatief korte maar bloederige koloniale geschiedenis, is veel van die uitbuiting van Afrika uit de schoolboeken weggelaten. Noem het witwassing, die een werkelijk begrip blokkeert van hoe België een groot deel van zijn rijkdom verkreeg. Van hoe een jong land zijn gebouwen en instituten en zelfs zijn sterke welvaartsstaat heeft kunnen opbouwen op het rubber uit Congo. Het is ook dit België dat vandaag geen fatsoenlijke kans biedt aan gekleurde kinderen om van een goede opleiding te dromen, maar hen eerder doorstuurt naar het technisch onderwijs - via de vooroordelen van schooladviseurs die hun vermogen beoordelen op basis van stereotypen die worden versterkt door de televisie en in de lerarenkamer. Het is ook dit België dat nu politici betaalt die de leugen verspreiden dat Marokkanen en Congolezen hier zijn om louter te genieten van de rijkdom van de welvaartstaat. Waarbij die beeldvorming nog extra gevoed wordt door instellingen zoals de VRT die documentaires laten zien als Femme de la rue (2012), in plaats van een tegenverhaal te bieden. Samen met de islamofobie die de VS en West-Europa sinds 11 september 2001 in zijn greep heeft, maakt die beeldvorming het des te makkelijker om wetten aan te nemen zoals onlangs die van Theo Francken, die daden van gekleurde mensen criminaliseert en hen dreigt te deporteren naar ‘een ander land’.

België biedt vandaag geen fatsoenlijke kans aan gekleurde kinderen om van een goede opleiding te dromen

Peck heeft witte mensen een dienst bewezen, door daarop te wijzen. Het is nu niet langer alleen de verantwoordelijkheid van onderdrukte mensen om hen te onderwijzen over de kwalijke keerzijde van hun geschiedenis en hun systeem. In plaats daarvan moeten wij die uit onderdrukte gemeenschappen komen, onze energie nu richten op genezing en radicale oplossingen voor wat onderdrukte mensen neerhaalt. Ik denk aan het soort genezing dat Maya Angelou creëert met haar boek I Know Why the Caged Bird Sings (1969). En aan radicale oplossingen die al veel vaker voorgesteld zijn, maar onlangs weer scherp door Ta-nehisi Coates in The Case for Reparations (2014). Tegelijk moeten westerse samenlevingen meer doen dan wetten stemmen en geld uitgeven aan groepen die dan kunnen dienen als pionnen of verachtelijke Trojaanse paarden in onderdrukte gemeenschappen die in hun wankele unie leven. Mensen van die unie, en vooral dan hun overheden en hun media, moeten meer tijd nemen om te luisteren naar de gemeenschappen van wie de burgerrechten ontnomen zijn. Veel van die gemeenschappen leven in de marge van de samenleving omdat ze daarheen gedrongen zijn. Bij het eerste ‘Congrès des écrivains et artistes noir’ in 1956 in de Sorbonne in Parijs merkte Baldwin Aime Cesaire op, toen die zei:

“And, among these ruins, something begins to be born which is not a culture, but a kind of sub-culture, a sub-culture which is condemned to exist on the margin allowed it by European culture. This then becomes the province of a few men, the elite who find themselves placed in the most artificial conditions, deprived of any revivifying contact with the masses of the people. Under such conditions, this sub-culture has no chance what ever of growing into an active, living culture.”

Om ‘hen’ echt terug te krijgen uit de marge, is het cruciaal om actieve luisteraars te zijn. Om deze gemeenschappen te laten spreken met al hun kleuren en diverse stemmen. En om te stoppen met wetten in te voeren die deze gemeenschappen behandelt als een monolithisch blok, dat genezen zou kunnen worden door een ready-made wet. Al die gedachten, en nog veel meer, roept de film van Peck op met een ongeziene kracht.

Vriendelijke groet,

Tunde