Reeks cultuur in de centrumsteden – deel 5: besparingen
Door Wouter Hillaert, op Sat Jun 15 2013 12:11:39 GMT+0000Zowat alle Vlaamse centrumsteden gaan besparen, ook op cultuur. Voorspellingen over krimpscenario’s van 10 tot 20% zijn niet van de lucht. Dat brengt de steden in een lastig parket. Net nu de herziening van het Kunstendecreet tegemoetkomt aan hun aloude eis om meer zeggenschap in het subsidiebeleid van de minister, verschraalt de financiële basis voor hun groeiende culturele geldingsdrang. Wie zal de rekening betalen?
17 juni 2013
Het stond in de sterren geschreven – lees deel 1 van deze reeks – maar om electorale redenen werd het tot de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 nooit met zoveel woorden gezegd: vele steden en gemeenten hebben het water aan de lippen. Door het Dexia-debacle en de oplopende facturen van de vergrijzing, de brandweerhervorming, de ambtelijke pensioenen, de afspraken rond riolering en waterzuivering, … moet de broeksriem stevig toe. ‘De stadsfinanciën dreigen diep in de rode cijfers te belanden’, aldus de schepenen van Financiën van de centrumsteden in een noodkreet in april. ‘De uitdagingen die nu op de lokale besturen afkomen, zijn van die aard dat het met cosmetische ingrepen alleen niet meer zal lukken. (…) We vrezen dus ook pijnlijke en voor de bevolking direct voelbare maatregelen te zullen moeten nemen.’
Die precaire budgettaire oefening is momenteel in volle gang, met uitzicht op de komende planningsperiode 2014-2019. Daarvoor moeten de nieuwe lokale besturen voor het eerst een integraal strategisch beleidsplan voorleggen. Ook het budget voor cultuur moet voortaan direct bevochten worden naast (of tegenover) andere beleidsdomeinen. Maakt dat het lokale cultuurbeleid extra kwetsbaar? Dat was voor 14 oktober een expliciete vrees, maar uit vrijwel geen enkele centrumstad komen er nu signalen dat er verhoudingsgewijs méér bespaard zal worden op cultuur. Toch houdt dat niet tegen dat in vele steden de eigen stedelijke culturele voorzieningen, en soms ook andere culturele organisaties, een knauw krijgen. Een overzicht.
Limburg ziet (opnieuw) af
Genk en Hasselt hebben voor 2013 al een besparingsronde achter de rug. Zo is in Genk 10% bespaard over de hele lijn, onder meer door de hoge druk van de sluiting van Ford Genk op de stedelijke inkomsten (-10%). Eén op vier afscheidnemende personeelsleden is niet vervangen, waaronder een gepensioneerde werknemer van het cultuurcentrum. Ook op het programmabudget van de bibliotheek en het cultuurcentrum is gekort.
‘Er is nog niet geraakt aan subsidies voor culturele spelers, maar voor de beleidsperiode vanaf 2014 volgt nog eens een besparing van minimum 10%’, aldus cultuurbeleidscoördinator Emmy Vandersmissen van Genk. ‘Ik vrees dat er ons dus nog ingrijpender beslissingen te wachten staan, maar dat is koffiedik kijken.’ Wel heeft het Genkse bestuur reeds zijn beleidsaccenten voor 2014-2019 vastgelegd: jobcreatie, economie, welzijn en onderwijs. ‘Het komt er nu op aan te zoeken waar cultuur binnen die prioriteiten mee het verschil kan maken: een verhaal van educatie, sociale cohesie, innovatie, intellectueel kapitaal, ... Het beleid blijft achter cultuur staan, maar er zal van culturele spelers meer maatschappelijke inbreng gevraagd worden.’
In Hasselt was het een begrotingscommissie die de kaasschaaf hanteerde, ook voor cultuur. Zo moet cultuurcentrum ccha het vanaf komend seizoen rooien met 150.000 euro minder: drie werknemers worden niet vervangen, cursussen en educatieve projecten worden geschrapt. Het Modemuseum in Hasselt voelt zich nog meer benadeeld. Van zijn benodigde budget voor de expositie 25 jaar Modemuseum Hasselt in 2014 gaat de helft af, terwijl op de buitengewone begroting (voor gebouw, collectie…) slechts 25% van de gevraagde bedragen is toegekend. ‘Onze snelle opgang van de jongste jaren wordt hiermee gefnuikt’, vindt directeur Kenneth Ramaekers. ‘Ik hield rekening met een status quo, maar nu moet ik bij partners terugkomen op al gemaakte afspraken. Waarom neemt men nooit de economische return van onze exposities voor de stad mee in overweging? Ik mag hopen dat bij de begroting 2014 de rede zegeviert.’
Vrij uitzonderlijk raakt Hasselt ook aan externe culturele huizen: het Literair Museum ziet zijn toelage van 17.000 euro met 12% gekort, Muziekodroom gaat van 60.000 naar 50.000 euro. Ook dat betreurt Katrien Schaerlaekens, hoofd Cultuur en Evenementen. ‘Je zou willen dat minstens de subsidies aan het veld gevrijwaard bleven. Hoe bestendig je anders je lokale cultuurbeleid?’ Daarom juicht ze toe dat de cultuurdienst voor 2014 zelf accenten mag leggen. ‘Als er dan toch bespaard moet worden – en ik vrees dat het niet bij deze ene ronde blijft – dan beknibbelen we liever op onze eigen werkingsmiddelen dan op toelagen aan derden.’ Binnen die eigen begroting zijn de stedelijke subsidielijnen voor kleinere projecten en voor de cultuurkorting ‘Soundcheque’ gehalveerd, en dienden geplande stadsprojecten rond poëzie en amateurkunsten geschrapt of uitgesteld. Alle beetjes helpen, maar opgeteld wordt het algauw een stevige hap.
Naakte ontslagen in Mechelen
Ook in Mechelen is de nood hoog. ‘Bij ongewijzigd beleid zou de stad in de komende jaren voor tientallen miljoenen in het rood gaan’, zegt cultuurbeleidscoördinator Michel Price. Daarom begon de stad al in 2013 met ernstige bezuinigingen, ‘waarbij cultuur noch gespaard, noch geviseerd werd.’ Het departement Culturele Zaken schrapt een kleine 300.000 euro, vooral door in te leveren op het werkingsbudget van de cultuurdiensten. Daarbovenop wordt de eigen personeelsbezetting teruggeschroefd met 13,8 fulltime equivalenten: deels door niet-vervanging en rationalisering, maar ook met naakte ontslagen. Zo zullen musea en historische kerken voortaan minder uren open zijn, en slankt het cultuurcentrum zijn programmering af.
Wel blijft Mechelen investeren in culturele infrastructuur: 20 miljoen voor het gerestaureerde Predikherenklooster – waar in 2018 de bibliotheek gehuisvest wordt – en 3,5 miljoen voor een nieuwe zaal voor De Maan. Ook de verbouwing van het stedelijk museum Hof van Busleyden gaat haar tweede fase in. Verder is het de bedoeling om een nieuwe podiumzaal te bouwen, een erfgoeddepot te realiseren en een Rik Woutersmuseum in te richten. ‘Allicht kunnen niet al deze voornemens gerealiseerd worden, maar ze staan wel in het bestuursakkoord. Dat toont dat de stad zijn investeringen in culturele infrastructuur op peil wil houden’, aldus Price.
Ook in Aalst gaat een afslanking van 6% van het stadspersoneel op zes jaar tijd gepaard met een infrastructurele inhaalbeweging. Zo verhuizen de sterk verspreide stadsdiensten in Aalst al tegen eind 2014 naar een nieuw administratief centrum – jarenlang een politiek mijnenveld – waar dan ingezet kan worden op een interne hervormingsoperatie. Tegelijk heeft het nieuwe stadsbestuur de Pupillensite gekocht, waar op termijn ook de Academie en een nieuwe bib heen kunnen. ‘Verrassend gedurfde en strategische keuzes’, vindt cultuurbeleidscoördinator Arnoud Van Der Straeten. ‘Ook ben ik erg blij dat één van de vier beleidsdoelstellingen voor 2013-2018 expliciet inzet op de ondersteuning van het socioculturele veld en de creativiteit in Aalst.’ Voor cultuur verwacht Van Der Straeten dan ook geen strenge besparingen, al wacht inzake de exploitatie van een paar culturele gebouwen nog een moeilijke oefening bij de begroting 2014. ‘Niet alles zal nog betaalbaar blijken, maar op zich ziet het er voor cultuur rooskleurig uit.’
Brugge en Oostende zetten door
Het kompas van de centrumsteden staat dus nooit over de hele lijn op ‘inleveren’. Zo luidt de eerste doelstelling voor cultuur in het reeds afgewerkte beleidsplan 2013-2018 van Brugge: ‘Vlaanderen bespaart op cultuur, Brugge niet. We zorgen wel voor een zo efficiënt mogelijke inzet van de middelen.’ Algemeen krijgt ‘cultuur voor allen’ meer prioriteit: in de wijken, met kunst in de openbare ruimte en met extra zorg voor betaalbare ticketprijzen. Tegelijk zullen ook culturele spelers meer geëngageerd worden rond armoede. ‘Die cultuurverbreding is een accentwijziging tegenover het vorige bestuur, dat iets meer gericht was op het artistieke’, aldus cultuurbeleidscoördinator Steven Slos. ‘Verder worden evenementen nog belangrijker: in het kader van de citymarketing en voor de brede cultuurparticipatie en de gemeenschapsvorming.’
Dat Brugge niet bespaart op zijn cultuurbeleid, blijkt evenwel een zeldzaamheid. Op zich kan Oostende nog betere papieren voorleggen: de kuststad spekt zijn vaste cultuuruitgaven met jaarlijks 850.000 euro werkingsmiddelen voor zijn nieuwe cultuurcentrum De Grote Post. Alleen ging dat niet zonder slag of stoot. ‘Oostende heeft de jongste jaren al 10% bespaard op zijn cultuurbudget, terwijl andere steden nu pas ingrijpen’, aldus cultuurbeleidscoördinator Martine Meire. ‘Daarnaast worden de vaste subsidies voor kunstenspelers niet geïndexeerd en krimpt het budget voor projectsubsidies voor culturele en socio-culturele manifestaties met 20%.’ Wetende dat Oostende zijn pensioenlasten de komende legislatuur zal zien stijgen met maar liefst 11 miljoen euro, mag de lokale cultuursector hier al bij al opgelucht adem halen.
Zuid-West-Vlaanderen: herstructurering
In de twee andere West-Vlaamse centrumsteden vallen meer ingrepen te vrezen. Zo verlaagt Roeselare de werkingsmiddelen van zijn culturele diensten met 10%. ‘Ook subsidies aan derden worden nu grondig bekeken, en voor kunsten en erfgoed wordt het debat nog verder gevoerd in functie van meer efficiëntie’, aldus diensthoofd Stijn De Zaeytijd. Roeselare zet in op meer eigen muziekprogrammatie, binnen een strategisch evenementenbeleid voor zijn pleinen. Zo blijft het eigen muziekfestival TRAX gratis, terwijl van een aantal initiatieven van derden – zoals orgel- en beiaardconcerten – meer zelfredzaamheid zal worden gevraagd.
Alles wat mogelijks minder relevant was, is de jongste jaren al besnoeid
Maar vooral Kortrijk moet zijn uitgaven nodig herstructureren. Bij ongewijzigd beleid zou de stad tegen het einde van de legislatuur aankijken tegen een deficit van 17-18 miljoen per jaar. Toch gelooft cultuurbeleidscoördinator Roos De Smet dat de vaste subsidies aan professionele culturele organisaties – samen 100.000 euro – gehandhaafd blijven. Voor het cultuurcentrum zouden er zelfs méér middelen in zitten. Daar staat wel tegenover dat de stad geen vervanging voorziet voor maar liefst 200 personeelsleden die de komende zes jaar met pensioen gaan, goed voor 20% van de totale personeelsbezetting: een sanering die sowieso ook impact zal hebben op de eigen culturele voorzieningen van de stad. Zo valt van een nog lopende synergieoefening te verwachten dat Kortrijk van drie museumsites (1302, het Broel- en het Vlasmuseum) naar twee sites evolueert. ‘Wordt er gefuseerd? Wordt er een museum afgeschaft? Alle mogelijke pistes worden nu onderzocht’, aldus De Smet. Ze stelt dat er dan ook geen vet meer op de soep zit. ‘Alles wat mogelijks minder relevant was, is de jongste jaren al besnoeid. De erfgoedcel, de bibliotheek, mijn budget als cultuurbeleidscoördinator: daar zitten we al op ons tandvlees.’
Besparen op bakstenen
Ook Turnhout, in 2012 nog Cultuurstad van Vlaanderen, heeft het zwaar: het moet de komende zes jaar 50 miljoen besparen, of 20% van alle toelagen en werkingsmiddelen waaraan wettelijk geraakt kan worden. Principieel wil het nieuwe stadsbestuur enkel op personeel besparen door maximaal in te zetten op de niet-vervanging van pensioengerechtigden. Ook aan het verenigingsleven zou niet geraakt worden. Waar moet dan wel de schaar in, bijvoorbeeld bij cultuur? Pas eind juni valt het verdict, maar het college onderzoekt alvast of er stadspatrimonium verkocht kan worden en of bepaalde exploitatiekosten omlaag kunnen. Aan de Museumraad van Turnhout bevestigde cultuurschepen Willy Van Geirt op 5 juni dat ook de museale gebouwen staan bijgeschreven op een omstreden lijst met infrastructuur die te verkopen of goedkoper te exploiteren valt. In de praktijk zijn dat het Begijnhofmuseum, het (pas gerenoveerde) Taxandriamuseum en het Speelkaartenmuseum. ‘We hopen dat dit niet enkel een boekhoudkundige oefening is, maar dat er ook snel inhoudelijke argumenten op tafel komen’, waarschuwde de Cultuurraad al in een advies van eind mei. ‘Exploitatiekosten zijn inherent aan inhoudelijke werkingen.’ De vrees leeft dat niet enkel culturele bakstenen afgestoten zullen worden, maar ook wat er binnenin gebeurt. Cultureel Turnhout vraagt daarom met aandrang meer informatie en dialoog. Wat bijvoorbeeld met de eigenlijke toelagen aan de kunsten? Alleen al rekenkundig lijkt de kans klein dat zij de besparingsdans ontspringen.
In Sint-Niklaas is de bouw van een nieuwe bibliotheek en stadsarchief, goedgekeurd door het vorige bestuur, tot nader order afgevoerd. Wel belooft de nieuwe coalitie in zijn witboek 2013-2018 om ‘tijdens deze bestuursperiode tot een beslissing over een duurzame oplossing te komen’. Voor de stadsdiensten is er ook een personeelsstop afgekondigd. Wie met pensioen gaat of andere oorden opzoekt, wordt niet vervangen. ‘Zo is de personeelsbezetting in de bib sinds 1 januari gekrompen met drie fulltime equivalenten’, concretiseert Rik Van Daele, directeur Cultuur. Besparingen op de toelagen aan kunstenspelers verwacht hij niet, maar hoe de stad omgekeerd kan tegemoetkomen aan nieuwe ambities bij WARP, het Mercatormuseum of jeugdtheater Ondersteboven blijft vooralsnog een open vraag.
Grote steden: bang afwachten
Ook in Antwerpen en Gent – samen goed voor het halve cultuurbudget van alle centrumsteden – zijn de politieke gesprekken nog aan de gang. Dat er ook op cultuur bespaard wordt, is wel al zeker. Al maakte cultuurschepen Philip Heylen zich voor de verkiezingen sterk dat ‘het huidige budgettaire plaatje in Antwerpen behouden kan worden’, toch moest hij nu op ATV bevestigen dat er wel degelijk gesneden dient. ‘We zullen keuzes moeten maken: geen eenvoudige, wel een noodzakelijke oefening.’ Niet enkel voor cultuur, maar voor alle beleidsdomeinen zou beslist zijn om in Antwerpen 10 tot 15% te besparen. Al blijft het vooralsnog erg stil rond de nieuwe cultuurbegroting, de Antwerpse kunstensector bereidt zich voor op een stevige klap.
De Antwerpse kunstensector bereidt zich voor op een stevige klap
Voor Gent wil cultuurbeleidscoördinator Bart Doucet nog geen percentages noemen, maar ‘het staat vast dat er ook voor cultuur bezuinigingen aankomen’. Die budgettaire oefening maakt het college momenteel ‘met grote zorgvuldigheid’, maar Doucet vreest een strengere uitkomst dan bij vorige besparingen. ‘Toen zijn onze subsidies voor de cultuursector steeds buiten schot gebleven, maar nu dreigen die wel in beeld te komen. De vetpotten zijn op.’ Ook voor Leuven bevestigt cultuurbeleidscoördinator Steven Dusoleil dat ‘cultuur onvermijdelijk in de klappen zal delen’. Maar wat hij nog meer vreest, is dat er op elke post eenzelfde percentage afgeroomd wordt, volgens het kaasschaafprincipe. ‘Liever zien we dat er scherpe keuzes gemaakt worden, die rekening houden met de globaliteit van het culturele leven in Leuven: niet alle instellingen of organisaties pakweg 10% afnemen, maar echt kiezen wat we nog doen, en wat niet meer.’
Synergie en efficiëntie
De vraag is inderdaad niet enkel ‘hoeveel’, maar ook ‘hoe’ besparen? Wat wil ermee bereikt worden? Bovenstaand overzicht moet dan ook wat genuanceerd worden. Voor elke opgesomde bezuinigingspost zijn er ook drie-vier initiatieven waar steden wel in blijven investeren. En al dreigt in vele stedelijke cultuurvoorzieningen de werkdruk te verhogen, voorlopig lijken weinig besparingen diep te gaan inhakken op het culturele dna van elke stad. De relevante vraag is zelfs veeleer: hoe kan het lokale culturele aanbod er zo mogelijk ook beter van worden? Vanuit welke politieke visie, welke beleidsprioriteiten wordt er wel of niet bespaard?
Synergie en efficiëntie blijken in vele steden dé ordewoorden waarmee de politiek de uitgaven onder controle wil krijgen. Vooral voor de stedelijke diensten wordt in aanloop naar het nieuwe beleidsplan 2014-2019 meer of minder consciëntieus gezocht naar integratie en rationalisering. Zo herbekijkt Kortrijk zijn intern versplinterde evenementenbeleid en zoekt Sint-Niklaas naar een meer integrale aanpak voor bijvoorbeeld zijn educatief cultuurpersoneel. ‘De bezuinigingen zetten de (cultuur)diensten aan om meer samen te werken’, concludeert Michel Price voor Mechelen. ‘Cultuurcentra en musea stemmen hun tentoonstellingsbeleid nog meer op elkaar af, of gaan extra samenwerkingsverbanden aan met lokale spelers als nOna, De Maan, ’t Arsenaal of Zefiro Torna. Kortom, het cultuurbeleid ziet zich voor de uitdaging geplaatst om de financiële crisis zoveel mogelijke aan te grijpen om zijn werking in vraag te stellen en bij te sturen.’ Van cultureel stadspersoneel zal de komende jaren (erg) veel flexibiliteit gevergd worden. Een thuismatch wordt dat zeker niet.
Veel zal afhangen van hoe goed de politiek en de hoge ambtenarij er zelf in slagen om samen in overleg te treden. De top-down beslissingen van de Hasseltse begrotingscommissie lijken alvast niet het goede voorbeeld. Ook in Turnhout morren politici van zowel de coalitie als van de oppositie over de gebrekkige overlegcultuur onder N-VA-burgemeester Erwin Brentjens. Terwijl bottom-up een intensief civiel participatieproces loopt rond het nieuwe beleidsplan, ontbreekt van bovenuit de nodige transparantie. ‘Het is niet eenvoudig om ’s morgens met burgers te brainstormen over het nieuwe beleid, en ’s middags mee te schrappen in de begrotingsoefeningen’, bekent cultuurbeleidscoördinator Nico Verhoeven.
Cultuur en beleid: één front?
Toch wordt 2013-2018 de legislatuur van de lokale samenwerking. Niet alleen intern, ook met het brede cultuurveld wordt in vele steden rond de tafel gezeten over het nieuwe cultuurbeleid. Coöperatie staat voorop. Zo vindt Martine Meire dat er in Oostende te veel dubbel gebeurt bij culturele spelers. ‘Voor omkaderende zaken als communicatie zie ik nog veel opportuniteiten liggen tot schaalvergroting. Waarom onze mediadeals niet samen afsluiten, bijvoorbeeld? Zo sta je veel sterker.’ In Gent observeert Bart Doucet dat ook de cultuursector zelf aanstuurt op een meer coöperatieve geest met het beleid. ‘Organisaties benaderen de stad nu vanuit een heel ander denken dan vroeger: “faciliteer ons, wij voeren jullie beleid mee uit”. Ze willen steeds meer samen doen.’
2013-2018 wordt de legislatuur van de lokale samenwerking
Alleen, waar ligt de kritische grens tussen samenwerking en instrumentalisering? Nogal wat nieuwe besturen en culturele beleidsplannen lijken het lokale cultuurveld meer dan vroeger te willen inschakelen in buiten-artistieke doelen. In Genk en Brugge zijn dat sociaal-economische prioriteiten rond armoede en sociale cohesie, in Sint-Niklaas verwacht de politiek van zijn culturele spelers dat ze bijvoorbeeld de stedelijke fierheid van de Wase hoofdstad mee helpen opkrikken tegenover Aalst en Dendermonde, die met hun carnaval en hun Ros Beiaard over een sterker identiteitsmerk beschikken. ‘Ook zullen culturele instellingen meer moeten gaan denken vanuit stedelijke uitdagingen als vergrijzing en vergroening’, voorspelt Rik Van Daele. ‘Alleen, zijn alle stedelijke instellingen daar klaar voor? Sommige wel, andere niet.’
Betere afspraken, betere vrienden
Meer overleg en afstemming komt er ook tussen het lokale en het Vlaamse cultuurbeleid. Dat vragen de steden al langer: bij elke Vlaamse subsidieronde staan ze immers voor voldongen feiten wanneer kunstenorganisaties uit hun stad plots op de tocht komen te staan. Die zorg is nu door Joke Schauvliege mee behartigd in haar conceptnota voor het nieuwe Kunstendecreet. ‘De steden en provincies krijgen de mogelijkheid om hun landschapstekening te maken en door te geven. Hierin kan aangegeven worden hoeveel middelen zij investeren, zowel op organisatieniveau als op niveau van kunstenaars en projecten. Deze landschapstekening wordt meegenomen bij de strategische visietekst kunsten en de beoordeling van het kunstenlandschap met specifieke artistieke matrix.’ Hoe die afstemming finaal zal verlopen, moet nog blijken – daarvoor zijn nu nog (te?) weinig garanties ingebouwd, zoals een vak ‘lokale engagementen’ in aanvraagdossiers of een expert ‘lokaal cultuurbeleid’ in elke beoordelingscommissie – maar minstens erkent het landelijke kunstenbeleid nu het bestaan van een lokaal kunstenbeleid.
Voor de grote Vlaamse kunstinstellingen wordt zelfs de mogelijkheid voorzien om met stad, provincie en minister een gezamenlijk protocol af te sluiten: wie doet wat voor deze instelling, en voor hoeveel? Dat is niet alleen een (grote) stap vooruit in het aloude kerntakendebat tussen de verschillende overheden. Het bevestigt ook de tendens dat de steden steeds meer in de pap te brokken krijgen over de grote kunstenhuizen op hun grondgebied.
De knikkers vóór de taken?
Alleen, hoeveel middelen kunnen de steden de komende jaren nog naast die ambitie leggen? In deze financieel onzekere tijden verhopen zowel het lokale als het Vlaamse niveau misschien al te zeer dat ze hun heikele facturen naar elkaar kunnen doorschuiven. De budgettaire noodkreet van de schepenen van financiën gaf daar al een signaal van: die was expliciet gericht aan de Vlaamse (en de federale) overheid, om in een aantal dossiers engagementen te nemen ‘om rampscenario’s te helpen voorkomen’. Krijgen we zulke oproepen straks ook te horen van de schepenen van cultuur van pakweg Gent en Antwerpen, terwijl Schauvliege binnen afzienbare tijd misschien ook zelf met besparingen moet uitpakken? We mogen hopen dat het niet zo’n vaart loopt, maar tanende stedelijke middelen zijn alvast geen droomscenario voor een beter gevoerd kerntakendebat. Dat moet zich kunnen richten op de taken, niet op de knikkers.
Tanende stedelijke middelen zijn alvast geen droomscenario voor een beter gevoerd kerntakendebat
Omgekeerd komt in de conceptnota van de minister een passage voor waar je met wat slechte wil een Vlaams afstootbeleid in kan lezen. ‘Met het oog op een complementair kunstenbeleid zullen de aanvragen van organisaties die inzetten op presentatie en participatie (…) getoetst worden aan de subsidiëringsvoorwaarde “landelijk bereik”. Aanvragen die deze toets niet doorstaan, doorlopen de verdere beoordelingsprocedure niet en zijn het voorwerp van een overleg met de lokale overheden.’ Worden pakweg alle sociaal-artistieke organisaties of eerder lokale muziekclubs die nu onder het Vlaamse Kunstendecreet gesubsidieerd worden, dan naar lagere overheden doorgesluisd? Als dat niet zo bedoeld is, dan klinkt het huidige criterium ‘bovenlokale uitstraling’ toch duidelijker. Niet elke kunstenorganisatie hoeft een landelijk bereik te hebben – qua publiek? qua artiesten? – om in Vlaanderen toch het verschil te maken.
Cadeautje van de provincie
Nog een onzekere factor binnen het kerntakendebat – zie deel 3 van deze reeks – vormen de provincies. In een hoorzitting rond de conceptnota, op 18 april in het Vlaamse Parlement, merkte Hilde Plas van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) fijntjes op dat er nu wel een overlegmodel tussen het lokale en het Vlaamse niveau op papier staat, maar nog altijd niet tussen het lokale en het provinciale niveau. Steden en provincies kunnen in de praktijk nog altijd naast (en tegen) elkaar hun eigen ‘kunstjes’ opvoeren.
Wel schenkt de conceptnota klare wijn rond de provinciale cultuurmiddelen. In lijn met het Witboek Interne Staatshervorming, dat de rol van de provincies zou inperken, vloeit in 2014 80% van de provinciale werkingssubsidies voor organisaties die ook al gesubsidieerd worden onder het Kunstendecreet, naar de pot voor het Kunstendecreet. Met de resterende 20% kunnen provincies nog altijd een eigen kunstenbeleid voeren – bijvoorbeeld met projectmiddelen voor dezelfde spelers. Tot en met 2016 is elke organisatie bovendien verzekerd van haar huidige provinciale dotatie, daarna verdeelt de minister de kunstenpot weer naar eigen goeddunken.
Klinkt helder, maar toch heerst er ongerustheid over wat er in de praktijk met die provinciale middelen zal gebeuren. ‘De vrees is groot dat een belangrijk percentage ergens onderweg zal verdwijnen en niet meer aan de culturele organisaties ten goede zal komen’, zo verwoordt Steven Dusoleil van Leuven de scepsis van wel meer cultuurbeleidscoördinatoren. ‘Bovenop mogelijke besparingen in de steden zou dit wel eens een zware slag kunnen worden voor de culturele en de kunstenorganisaties in Vlaanderen, en dus voor het hele culturele landschap.’ Want zelfs als alles doorgaat zoals de conceptnota bepaalt, dan nog vreest Martine Meire van Oostende voor 2017. ‘Momenteel krijgt Theater Aan Zee 30.000 euro van de provincie West-Vlaanderen, en Vrijstaat O 15.000 euro. Dat bedrag zijn ze op termijn, als alles herverdeeld wordt, sowieso kwijt. Finaal zal deze middelenverschuiving een besparing blijken.’
Alles op losse schroeven
Wat dat concreet betekent voor culturele organisaties, schetst Raf Coenen, coördinator van de Muziekodroom in Hasselt. ‘Wij verliezen nu 10.000 euro stedelijke middelen, plus vanaf 2014 20% van onze provinciale subsidies, die dan in 2017 indalen in de pot van het Kunstendecreet en die we dus wellicht kunnen schrappen. Als ik de geruchten mag geloven, wacht ons straks ook nog een besparing van de Vlaamse Gemeenschap. Zo wordt plannen maken voor de lange termijn wel heel moeilijk. Dat hoor ik ook bij collega’s in de muziek. Na alles wat de jongste twintig jaar in onze sector is geïnvesteerd, komen vele werkingen nu op losse schroeven te staan. Hoe dan ook zullen we tegen 2016 een paar fundamentele keuzes moeten maken. De veiligste optie lijkt dan nog een meer projectmatige invulling van je werking, met op termijn ook een kleiner team. Zo’n aanpak houdt je scherp, maar biedt ook veel minder ruimte om te investeren, bijvoorbeeld in individuele artiesten. Nee, een comfortabele situatie is dit niet.’
Zal de soep echt zo heet gegeten worden? In elk geval lijken de lokale bezuinigingen op cultuur geen eenmalige, noch geïsoleerde operaties. Ze zetten veeleer een toon. De hamvraag voor de volgende jaren wordt dan ook of de samenwerking het zal winnen van de besparingen, dan wel of de besparingen het zullen winnen van de samenwerking. De komende weken en maanden zullen al veel duidelijk maken: de jaren van de collectieve groei zijn écht voorbij.
Dit artikel kwam tot stand met steun van Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek, en vormt het laatste deel van een reeks die in het seizoen 2012-2013 het cultuurbeleid van de centrumsteden onder de loep nam. Lees ook deel 1: ‘investeringen’, deel 2: ‘de kunsten’, deel 3: ‘het kerntakendebat’ en deel 4: ‘N-VA aan zet’.
Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist (oa voor De Standaard) en podiumredacteur van rekto:verso.