Fuck rock-'n-roll

Door Tom Van Imschoot, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Soms is kritiek gewoon cliché. Toen de prijzen werden bekendgemaakt van de tickets en de pintjes - pardon: drankvouchers - voor Rock Werchter, stond het halve land op zijn achterste poten, en het ging al zo lelijk mank. Schandalig toch hoe Herman Schueremans - de 'Schuer' voor de vrienden, al heeft hij er helaas geen meer - de zuurverdiende euro's uit de broekzak van de festivalgangers sloeg. Eén drankbon kost 2,5 euro, maar (zo meldt de officiële website) om die bittere pil te verzachten: 2,25 in voorverkoop. Zoiets heet lachen met de mensen. Maar de mensen laten graag met zich lachen. In mijn verbeelding - die niet te betrouwen is - zie ik een journaal terug waarin enkele subcultureel gepierceten, maar ook een bevallige jongedame met een tien voor Latijn en chemie, 'als jongeren' protest aantekenen tegen hun 'verlies aan koopkracht'. Op de achtergrond staat een trosje ouders te glunderen, trots dat hun kinderen de assertiviteit aan de dag leggen die henzelf op TW-Classic misschien ook een cent zal schelen.

Very rock-'n-roll allemaal, dat spreekt. Maar de kern is dat de kritiek op de prijs van Rock Werchter veel weg heeft van een klant die zijn kruidenier verwijt dat hij duurder wordt om winst te maken, terwijl hij (minimaal) gelijk van prijs zou moeten blijven, zodat de klant zelf iets meer opzij kan zetten. Ik bedoel maar: klager en beklaagde zitten gewoon vast in dezelfde logica. Het klopt natuurlijk dat het festival alsmaar duurder wordt en dat er een genadeloos kapitalistische logica achter schuilgaat die zich nog altijd weet te verkopen omdat ze belichaamd wordt door de lichtelijk ontzielde man die het ooit heeft opgericht. Maar wie daarover zeurt, miskent dat de hele samenleving en niet het minst ook de jeugdcultuur in diezelfde richting is geëvolueerd, in die mate van gespletenheid zelfs dat men zich als jongere eerst gewillig inschrijft in het economische systeem (en zijn arbeidsethos) om er vervolgens met het verdiende ticket in de hand enige dagen symbolisch tegen te gaan tieren. Het brengt me bij het eigenlijke raadsel: wat drijft iemand om vandaag nog naar Werchter te gaan? De muziek, uiteraard. Maar daarmee verschuift de vraag alleen: wat zoekt men daar in die muziek? Herman Schueremans zegt wellicht: men komt omdat we de top zijn van de wereld, zonder twijfel in een zin waarin ook de woorden 'prijs' en 'kwaliteit' nog eens zullen vallen. Maar wat heeft iemand die voor de muziek komt daaraan, aan dat grootse? Hooguit een verhoogde kans dat ook zijn of haar favoriete groep van het moment op de affiche prijkt, naast elvendertig andere die de persoon in kwestie geen moer interesseren. Voor elk wat wils, zegt de liberale Schueremans, zonder twijfel in een zin waarin ook de woorden 'keuze', 'vrijheid' en 'dankzij mij' nog eens vallen. Maar de prijs die men daar als gemeenschap voor betaalt, is niet min: de verwording van het festival als vrijplaats tot een muzikale supermarkt met een haast autistische belevingstructuur. Ik verklaar mij nader. Het is simpel. Vroeger was niets beter, behalve misschien twee dingen: Rik Torfs kwam nog niet op televisie en Torhout/Werchter, zoals het dubbelfestival toen heette, was nog een festival waar de geest van de opstandigheid werd gevierd waarmee de jeugd zich generatie na generatie via muziek identificeert. Onvergetelijk is zo — zelfs voor wie er niet bij was, zoals ondergetekende — de eerste passage van The Cure op Torhout/Werchter. Robert Smith, toen nog niet die zompige spin-off van zichzelf maar jong en fris en kwaad en snedig, schreeuwt er aan het slot van een pesterig lang A Forest (met als outro: 'it's such a long end'): 'Fuck Robert Palmer. Fuck Rock-'n-Roll', uit onvrede met de zanger waarvoor hij plaats diende te maken. We schrijven 1981, The Cure werkt nog als een remedie, het zijn de hoogdagen van de postpunk. Vandaag blijft er alleen een bedrieglijk nabeeld van over. Eerder dan de muzikale opstand te vieren lijkt Rock Werchter vandaag immers de uitverkoop van die jeugdige opstandigheid te organiseren. Er hangt weliswaar nog een aura van alternativiteit over het gebeuren, als een bijproduct van de mythe waarmee het zich blijft verkopen, maar als je nagaat wat men ervoor over heeft om er toch maar bij te kunnen zijn, kun je alleen besluiten dat het festival een hoogmis van het conformisme geworden is. Anders gezegd: het aura liegt niet. Het zegt alleen dat de alternativiteit die men in Werchter komt zoeken elders is, hoe dichtbij ook, in een onbereikbaar verleden — of toch het beeld dat men daar van heeft. En dat werkt, natuurlijk. Men koopt meer dan ooit gretig tickets voor Rock Werchter — en zie: de krant meldt vandaag dat het festival uitgerekend het goedkoopste is in zijn soort. Maar daardoor identificeert men zich in de eerste plaats met het evenement (als mythe) zelf, eerder dan met de energie die er ooit heerste, en die in het 'format' is verdwenen. Want als collectief alternatief is Werchter uitgehold: de consumptielogica die er is geïnstalleerd op maat van het individu, maakt het mogelijk dat je er als festivalganger tussen de podia kan 'shoppen', zonder dat je ooit nog met iets buiten je interesse in aanraking komt. Er zijn kamers bijgekomen, maar de 'schuer' is uitgewoond. Kan iemand dringend de meubels redden?