Verse vis

Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Op 3 december viert het literaire tijdschrift DWB zijn 150ste verjaardag: proficiat. Het tijdschrift dat u nu in handen heeft, blaast vandaag twee kaarsjes uit. Ook niet slecht.

Welke rol heeft een jong tijdschrift als rekto:verso in de schaduw van een monument als DWB te spelen? Alleszins een compleet andere, denken we zelf. In een kleine vijver waarin niet al te veel vissen zwemmen, gooi je als jonge hengelaar beter niet je lijn uit. Daarom hebben we twee jaar geleden het vissen een beetje opnieuw uitgevonden en zagen we zowaar een meertje waar nog niemand anders naar het water zat te staren. Sindsdien hebben we menige joekel aan de haak geslagen. Een occasioneel meegekomen loodsvisje zult u ons wel vergeven, het maakt de vertering van de hoofdschotel overigens een stuk aangenamer.

Zijn we dan zo anders? Wij denken van wel. Primo: we kiezen voluit voor de zuivere kunstkritiek, en mijden het scheppende, artistieke werk. Dat heeft met schoenmakers en leesten te maken. Secundo: we beperken ons niet tot één kunstdiscipline. Dat heeft met grote honger te maken. Tertio: ons team telt veel minder medewerkers dan de 47 namen in het colofon van DWB, en niemand heet Hugo Bousset. En dat heeft dan weer met een jeugdige hang naar avontuur te maken.

Met Hugo Bousset, hoofdredacteur van DWB, is er niets mis. Alleen maakt hij in zijn tijdschrift soms vreemde keuzes. In het juninummer bespreekt Bousset 'Vrouwen en kinderen eerst' (Peter Terrin) en 'Bankvlees' (Jan van Loy). Deze twee romans, waarvan de verschijningsdatum overigens al eventjes achter de rug ligt, worden op het niveau van de plot van naaldje tot draadje gesynthetiseerd. Wie op zoek is naar een goede samenvatting, wordt dus bediend. Nog meer bijdragen in het juninummer zijn in datzelfde bedje een beetje ziek. Remmen toe en tien man in de goal.

Een samenvatting van een boek is nog geen kunstkritiek. Of toch geen kunstkritiek waar wij naar streven. In zijn voorwoord bij het juninummer houdt Bousset een pleidooi voor literaire kritiek 'die zulke interessante teksten oplevert dat ze al eens boeiender zijn dan het besproken boek'. Wij delen dat verlangen met Bousset én met Bert Bultinck, die door Bousset geparafraseerd wordt maar tegelijk van hem een lelijke snauw krijgt omdat zijn teksten te stroef zouden zijn. De conclusie van Bousset is eigenlijk dat er maar één tijdschrift is waar essayisten en critici nog tijd en ruimte krijgen, en laat dat nu toevallig net DWB zijn. Daar verschillen wij van mening.

Kunstkritiek, of ze zich nu richt op literatuur of op eender welke discipline, hoort te prikkelen, te tasten, te koteren, te kietelen en soms een beetje pijn te doen. En daar hebben wij zo onze eigen tactiek voor. We laten bijvoorbeeld graag jonge auteurs aan het woord. Niet noodzakelijk jong van jaren, wel van streken. Jonge auteurs zijn nog nadrukkelijk op zoek, broeden op prangende eieren en zijn zelf nog verwonderd over de kuikens die daaruit voortkomen. En dan wordt het interessant.

Bram Jespers bezocht in Groningen een tentoonstelling met werk van Hussein Chalayan en weet nog altijd niet of die trip de moeite waard was. Wij vinden alleszins van wel: de tentoonstelling ontlokte hem een paar prikkelende bedenkingen over de onwelriekende uitwassen van de zichzelf verstikkende modewereld. De studenten van het HISK gingen samen spelevaren op de Biënnale van Venetië, maar vonden daar vooral vertier na sluitingstijd. Wie tussen de regels leest, ontwaart in hun reisverslag een maskerade: als jonge kunstenaars drukken ze hun neus aan het venster van het culturele establishment, maar buiten beeld strekken ze naar diezelfde zittende klasse een forse middenvinger. Ook dat vinden we spannend. Eigenlijk is heel dit nummer een grote avonturenreis, op zoek naar vragen op antwoorden op vragen. Een queeste die Sarah Késenne bijvoorbeeld in Burkina Faso brengt.

DWB belooft voor december een dubbel jubileumnummer met 150 teksten van telkens 15 regels, die over 15 jaar nog tot 15 minuten nadenken zullen kunnen aanzetten. Wij voegen er met deze inleidende tekst eentje gratis aan toe en hebben niet eens op een regeltje meer of minder gekeken. Niet om het feestje te verknallen of om een vete te starten, wel om een dialoog op gang te zetten tussen twee clubs voor hengelaars.

Vissen was nooit spannender.