'Qu'un seul tienne et les autres suivront'

Door Thomas Bellinck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Regisseur Jacques Audiard doorbrak met Un prophète (2009) de conventies van de gevangenisfilm door zijn rauwe, sociaal-realistische kijk op het gevangeniswezen. Zijn misdaadepos werd in Cannes en Parijs veelvuldig bekroond en is Oscarfavoriet voor de beste niet-Engelstalige film. Nog nazinderend van Un prophète komt Frankrijk op de proppen met een tweede gevangenisfilm: Qu'un seul tienne et les autres suivront (2009). Een atypische blik op het leven in de gevangenis door de ogen van mensen aan de buitenkant.

De openingssequentie van de traditionele gevangenisfilm ziet er als volgt uit. Een gepantserd busje snijdt over het asfalt langs meters en meters staaldraden afrastering. Achterin het busje, in het halfduister, schommelt een schare maatschappelijk restafval van divers pluimage. Hier en daar een kaal hoofd, uiteraard inclusief sinistere tatoeage.

Anale penetratie

In de volgende shot klapt het achterportier open en struikelt de lading — hoofd gebukt voor de deurpost — het ontwende buitenlicht in. Van hun geboeide vuisten glijdt de camera naar het rijzige penitentiaire complex in hun rug. Na een verplicht rondje identificatienummers afdreunen en ad infinitum opgelapte plunjes uitdelen, volgen 120 minuten exploten van een onfortuinlijke enkeling in zijn strijd tegen het gevangenissysteem. Een verbeten strijd om zelfbehoud en respect, waarbij de alomtegenwoordige dreiging van corrupte cipiers en op bloed of anale penetratie beluste medegedetineerden slechts kan worden afgezworen door het aanwenden van beestachtig geweld of een diploma boekhouden.

Aan het einde van de rit volgt een spectaculaire ontsnapping. Of net geen. En hebben we liters universeel drama opgesponsd, van machtsmisbruik en menselijke wreedheid tot menselijke waardigheid. Maar na twee uur vertoeven in een gevangenis hebben we op geen enkele manier inzicht verworven in het wezen van die gevangenis en een verblijf binnenin.

Afgerasterde geweldenaars

De Franse mozaïekfilm Qu'un seul tienne et les autres suivront van de als scenariste en regisseuse debuterende Léa Fehner treedt al die conventies radicaal met de voeten. Het resultaat is een gevangenisfilm pur sang waarin de gevangenis voor een keertje niet fungeert als louter decor, maar echt de hartslag dicteert van wat wordt verteld.

Uit elke porie wasemt Qu'un seul tienne et les autres suivront de sfeer van een echte gevangenis, zonder daarbij te vervallen in jail flick-gemeenplaatsen. Geen met tralies afgerasterde geweldenaars in tegenlicht dus. Geen geslof en geslets van geboeide voeten op de verweerde plavuizen van negentiende-eeuwse panoptische cellenvleugels. Geen perpetuum mobile van kettingrokende, uniform gejaste criminelen op een gebetonneerde wandeling. Integendeel.

Doordat de toeschouwer uiteindelijk altijd een buitenstaander blijft met enkel toegang tot de bezoekersruimte, slaagt 'Qu'un seul tienne et les autres suivront' erin een zeldzaam tipje van de sluier op te lichten over het ware gelaat van de gevangenis

Eigenlijk komt de gevangenis in Fehners film als architectonische entiteit amper in beeld. De schaarse glimpen die we er bij wijlen van mogen opvangen, krijgen we gefocaliseerd door de ogen van drie buitenstaanders die in se niets met het fenomeen 'gevangenis' van doen hebben. Onze doorkijkjes beperken zich dan ook tot de uiterst mogelijke grens van hun belevingswereld: de bezoekzaal van een gevangenis in Marseille. Een symbolische en schizofrene locatie, open noch gesloten, binnen noch buiten.

Gedetineerde verzetsheld

De drie protagonisten van Qu'un seul tienne et les autres suivront kennen elkaar niet. Ze zullen elkaar ook nooit ontmoeten. Maar van elk van hen leidt hun weg onverwacht, maar onverbiddelijk naar de bezoekersruimte in de gevangenis. Ten eerste is er Laure. Laure is zestien en stuit op de bus op Alexandre, een flamboyante banlieusard met revolutionaire aspiraties. In dat gegeven zitten meteen twee leidmotieven van Fehners vertelling vervat: de tocht en de ontmoeting. Fehners personages zijn schijnbaar voortdurend onderweg — te voet, met de bus, de auto, de scooter, het vliegtuig,… — en treden daarbij de hele tijd in contact met vreemden die hun leven ingrijpend zullen veranderen.

Laure en Alexandre beginnen een stormachtige relatie, die zich hoofdzakelijk in kraakpanden en bezettingen afspeelt, tot Alexandre de bak invliegt na een nogal fysiek beslecht ideologisch meningsverschil met de politie. Aangezien Laure minderjarig is, moet ze op zoek naar een Chinese vrijwilliger die haar wil begeleiden tijdens haar bezoekjes aan haar gedetineerde verzetsheld.

Deliquente lookalike

De tweede protagonist is Zohra, een statige Algerijnse moeder die naar Frankrijk reist om een antwoord te vinden op de vragen over haar vermoorde zoon. Op haar eigenzinnige, stoïcijnse manier wurmt ze zich binnen in het gezin van de zus van de moordenaar. Ze luistert, ze troost, ze babysit en wacht op haar kans om de moordenaar in de ogen te kunnen kijken.

Ten slotte is er Stéphane. Stéphane is orgaankoerier en cruiset op zijn verbouwde brommertje heen en weer tussen het operatiekwartier, zijn hysterische moeder en een vlijmscherp lief. Tijdens een avondje clubben krijgt hij zijn offer he can't refuse bruut onder zijn neus geduwd. Wegens zijn frappante gelijkenis met een misdadiger die net de maximumstraf heeft gekregen, wordt hem gevraagd tijdens het bezoekuur in de gevangenis te ruilen met zijn delinquente lookalike. Als hij na een jaar zitten voor medeplichtigheid aan ontsnapping vrijkomt, zal hij ruimschoots gecompenseerd worden, zodat hij eindelijk komaf kan maken met zijn pathetische Playstation-, pizza- en organentransportleven.

Toevallige passant

Fehner opteert heel zorgvuldig voor drie mensen 'van buiten' — zoals gedetineerden hen doorgaans noemen. Buitenstaanders die op een gegeven moment in de film alle drie voor het eerst met het fenomeen detentie in aanraking komen en er elk via een specifieke invalshoek mee verstrengeld geraken — respectievelijk die van de dader, het slachtoffer en de maatschappij, niet toevallig de drie te wikken actoren die de aard en de ernst van een strafmaat bepalen. In Qu'un seul tienne et les autres suivront vinden die drie actoren een directe vertaling in de relaties van de protagonisten met hun gedetineerde antagonist: de dader in de romance van Laure, het slachtoffer in de speurtocht van Zohra, de maatschappij in de figuur van Stéphane, de toevallige passant die het minst van iedereen ook maar iets met het gevangeniswezen van doen heeft.

Katalytisch moment

Gelukkig blijft Fehner daarbij niet hangen in voorspelbare, melodramatische stramienen. Ze verkwanselt niet te veel tijd aan de smartelijke impact van een verblijf binnen op het leven buiten, maar zoomt vooral in op de ontmoeting tussen beide werelden als katalytisch moment. Elk van de drie hoofdpersonages steekt in de ontmoeting met zijn tegenhanger de grens van zijn eigen archetype over en overstijgt zijn eigen cliché.

Zo zint Zohra niet op wraak, maar zoekt ze de moordenaar van haar kind op om hem te kunnen toefluisteren: 'Je veux savoir.' Laure houdt de gevangenisbezoeken aan Alexandre niet vol en dumpt hem voor haar Chinese vrijwilliger. Stéphane transformeert van loutere toeschouwer tot actieve participant aan een ontsnappingspoging. Eén gevangene wordt geconfronteerd, één gevangene wordt vergeten, één gevangene wordt bevrijd.

Frictie met het vrije leven

In geen van de drie gevallen leidt dat tot enige vorm van catharsis: de moordenaar van Zohra's zoon gaat door het lint, Alexandre verdicht Laures afwezigheid terstond tot 'een keertje overslaan kan geen kwaad' en Stéphanes duistere lookalike verdwijnt met een sarcastische grijns definitief uit beeld. In die zin gaat Fehners film niet alleen over ontmoetingen, maar vooral ook over het falen van ontmoetingen, over de grenzen van begrip en communicatie.

De keuze voor een benadering van buiten naar binnen vindt een consequente veruiterlijking in de erg gelimiteerde selectie van wat je als kijker van de gevangenis te zien krijgt. Door de blik van de toeschouwer te beperken tot waar die van de protagonisten mag reiken, wordt het leven in de gevangenis enkel getoond in haar frictie met het vrije leven. In dat ene moment in de bezoekzaal vallen de tijd en ruimte van buiten even samen met het te veel aan tijd en het gebrek aan ruimte binnen.

De ongewenste andere

Die symbolische non-plek tussen binnen en buiten voldoet aan zowat alle criteria van een transitruimte: neutraal, prefab, monochroom, tl-licht. En qua sfeer heeft ze meer weg van een zwembadcafetaria of het ballenbad in de Ikea dan van wat men doorgaans van een gevangenis zou verwachten. De hele ruimte kolkt van het gefluister, getier, gediscussieer, gelach en gehuil, met daaronder de basso ostinato van een jankerig kind of twee.

Die aanhoudende bruitage geeft geen enkele mogelijkheid tot rust of verstilling. In de bezoekzaal heerst een totaal gebrek aan privacy, zowel auditief als visueel. Als we al eens een close-up krijgen van een personage, valt er ergens in de kadrering, zij het perifeer en flou, altijd wel nog een mouw of een knie van een derde te bespeuren. Hoe intiem scènes ook gespeeld worden, steevast zindert de aanwezigheid van de ongewenste andere op de achtergrond. Sterk hoe Fehner zo, zonder expliciet een inkijk te bieden in het leven in de gevangenis, toch heel scherp een van de meest wezenlijke karakteristieken ervan weet aan te raken: het absolute gebrek aan privacy.

Fehners film niet alleen over ontmoetingen, maar vooral ook over het falen van ontmoetingen, over de grenzen van begrip en communicatie

Koorgevoel

De onontkoombare tegenwoordigheid van de andere werkt gek genoeg niet alleen drukkend, maar ook affirmatief. Op sommige momenten laat Fehner haar parallelle gesprekken haast aanzwellen tot een koor dat zowel de poging als het falen bezingt om binnen en buiten, al was het maar voor één illusoir moment, te doen versmelten.

Dat koorgevoel wordt op de spits gedreven door terugkerende travels doorheen de verschillende zithoekjes van de bezoekzaal, waarin hokje na hokje anonieme personages worden gepresenteerd die in één simpele beweging hun verhaal vertellen. Een moeder verwijt haar zoon dat ze met zichzelf geen blijf meer weet. Een vrouw vraagt haar man hoe ze haar leven nu verder moet leven. En dan schuift de camera het volgende minitafereel in. Verder en verder. En telkens opnieuw dezelfde repliek: "Jij zit daar, maar ik zit hier."

Zo zwellen de drie basisverhaallijnen aan tot een zee van stemmen die de symbolische transitruimte voor dertig visiteminuten lang vult met onbegrip, onvermogen, onmacht en een intens verlangen naar menselijk contact.

Polyfone vertelstijl

De gevangenisfilm beleeft vandaag een ware revival. Shutter Island (2009), de psychologische thriller van Martin Scorsese, de Roemeense film If I want to whistle, I whistle (2010) van Florin Serban en de Duits-Oostenrijkse film Der Räuber (2010) van Benjamin Heisenberg bieden ieder op hun manier een blik op het gevangeniswezen en stoffen in meerdere of mindere mate de conventies van het genre af.

Qu'un seul tienne et les autres suivront doet dat alleszins, even integer als genadeloos. Door haar keuze van buitenstaanders als protagonisten, een non-ruimte als representatieve, symbolische locatie en een polyfone vertelstijl schetst Fehner een atypisch portret dat door zijn afstandelijke en neutrale weergave enkel aan realisme wint.

Desolate parking

De film laat je verweesd en verward achter omdat iemand voor een keertje eens niet op een schreeuwerige, bevoogdende manier sympathie of medelijden afdwingt, maar ruimte en afstand laat voor empathie en medemenselijkheid. Eerder dan een kritiekerig, expliciet pamflet is de film zo een genuanceerde momentopname geworden die vooral keihard is door wat niet getoond wordt.

Doordat de toeschouwer, net zoals Laure of Zohra, uiteindelijk altijd een buitenstaander blijft met enkel toegang tot de bezoekersruimte, slaagt Fehner erin een zeldzaam tipje van de sluier op te lichten over het ware gelaat van de gevangenis. Door een open vraag te stellen. Een open uitnodiging tot ontmoeting met een eerlijke kans op mislukking. En dan gaat iedereen terug zijn eigen weg en blijft enkel een desolate parking en — voor de traditionalisten onder ons — eindelijk iets wat lijkt op dat verhoopte stukje staaldraad.