Potten breken in subsidieland

Door Nico Kennes, op Mon Feb 03 2014 03:06:54 GMT+0000

Hoe verkreeg Musical van Vlaanderen van Geert Allaert zijn opeenvolgende structurele en projectsubsidies, en vooral: wat gebeurde ermee? Niet zozeer Assepoester, wel het project MusicalLabo maakte zijn subsidiebeloften amper waar, zo blijkt. Verder klappen in deel vier van deze onderzoeksreeks enkele (ex-)medewerkers uit de biecht over de werkomstandigheden bij Musical van Vlaanderen, en ontkent Geert Allaert zelf alle aantijgingen in zijn terugblikkende interview in het afsluitende vijfde deel. Wat leert dat alles voor de toekomst van het Vlaamse musicalbeleid?

In 2008, vlak voor de structurele subsidies voor 2010-2012 zouden worden uitgedeeld, was het musical-imperium van Geert Allaert op zijn hoogtepunt. Met Vorst Nationaal in Brussel, De Stadsschouwburg in Antwerpen en de Capitole in Gent was de Music Hall Group alleenheerser in de Vlaamse Driehoek. De directie mocht intussen dan wel betogen dat ‘musical maken in Vlaanderen niet leefbaar was’ en steeds vaker beroep doen op alsmaar hogere subsidies, tegelijk werd binnen de Music Hall Group de ene na de andere kapitaalinjectie doorgevoerd. Eind 2007 laat de onafhankelijke bedrijfsrevisor in zijn verslag bij een kapitaalverhoging uitdrukkelijk optekenen dat hij de praktijken van de groep niet goedkeurt. ‘Wij willen eraan herinneren dat onze opdracht er niet in bestaat een uitspraak te doen betreffende de rechtmatigheid en billijkheid van de verrichtingen, of met andere woorden, dat ons verslag geen “fairness opinion” is.’

60_kennes_Dirk Tanghe.jpgNiet alleen financieel en geografisch, ook op structureel-organisatorisch vlak werd Allaerts kroost steeds omvangrijker. Vlak na de oprichting van Musical van Vlaanderen stampte hij het Publiekstoneel uit de grond: een Antwerpse vzw die toegankelijk theater wilde brengen voor een zo breed mogelijk publiek, en zodoende rechtstreeks in duel ging met het Echt Antwaarps Theater (EAT) en het Theater aan de Stroom (TAS). Het EAT overleefde al ruim vijfentwintig jaar zonder overheidssteun, maar de vzw Publiekstoneel diende een aanvraag in voor maar liefst 1.950.000 euro – een subsidiebedrag in de grootorde van stadstheaters als KVS en NTGent. De Beoordelingscommissie Theater was onder de indruk van het feit dat gerenommeerd toneelregisseur Dirk Tanghe zich voor het project had geëngageerd, maar beschouwde het gehele artistieke plaatje als ‘volstrekt onvoldoende’ voor structurele steun.

Het Agentschap Kunsten en Erfgoed kwam tot dezelfde conclusie in haar zakelijk advies: ‘De kwaliteit van het zakelijke beleidsplan is omgekeerd evenredig aan de omvang van de gevraagde subsidie’. Structurele steun kreeg het Publiekstoneel dan ook niet. Maar cultuurminister Anciaux wist wel 165.000 euro aan projectsubsidies vrij te maken buiten het Kunstendecreet om, via de ‘participatieprojecten’. Aan ambitie ook bij het Publiekstoneel geen gebrek, maar de realisatie van de grootse plannen bleef andermaal uit. ‘Om een lang verhaal kort te maken’, vat toenmalig adjunct-kabinetschef Cultuur Jan Denolf samen, ‘dat is faliekant afgelopen’. Uiteindelijk kwam het Publiekstoneel niet verder dan één productie – Zaterdag, zondag, maandag – en blikt ook regisseur Dirk Tanghe op nogal zwartgallige wijze terug in De Morgen: ‘Ik heb die bladzijde uit het boek van mijn leven gescheurd. Maar het heeft wel gevolgen gehad. Ik was kwetsbaar en werd weer overvallen door depressie. Dus zocht ik mijn heil in de drank’.

TWEE PEPERKOEKEN WALLETJES

Terug naar de core business, want ook op het vlak van muziektheater viel er voor 2010-2012 heel wat te rapen. Anciaux had in totaal 12,6 miljoen euro aan extra middelen vrijgemaakt voor cultuur. Musical van Vlaanderen diende een aanvraag in voor 3.650.000 euro. En omdat zowel die aanvraag als het daaropvolgende zakelijke en artistieke advies en de uiteindelijke beslissing van de minister symptomatisch zijn voor de ontwikkeling van de musicaltak van de groep rond Allaert, gaan we er even dieper op in. De meerjarige subsidieaanvraag – oorspronkelijk opgesteld voor 2010-2013 – opent met een geruststelling aan het adres van het beleid. ‘De vzw Musical van Vlaanderen zal er in het algemeen naar streven om steeds op garantie te spelen waarbij het theater (ook in Vlaanderen) de speelkost van de vzw garandeert en het risico voor de vzw bijgevolg verwaarloosbaar klein wordt. Dit ook in de theaters in Antwerpen en Gent.’ Wouter Boits van StiHMul vertaalt: ‘Omdat Allaert zowel bestuurder is van Musical van Vlaanderen als van alle daaraan gelieerde nv’s, kan hij perfect kiezen hoeveel huur de vzw moet betalen voor de zalen en de promotie. Hij kan zelfs de contracten nog aanpassen of vernietigen tijdens of na de geleverde diensten. En zo kan hij die gelden eruit halen. Logisch dus dat hij de subsidies heeft gebruikt als hefboom om de kassa van zijn bedrijven te spijzen.’

60_kennes_Overzicht subsidies door de jaren heen.jpg

De adviezen dan? Welnu, de Beoordelings-commissie Muziektheater vond dat er rond de kleine musicals een duidelijk artistieke visie ontbrak, en bleef zich vragen stellen ‘over de noodzakelijke transparantie bij de toekomstige werking van de organisatie’. Desalniettemin meende de commissie dat het ingediende beleidsplan beantwoordde aan de decretaal bepaalde beoordelingscriteria en gaf ze uiteindelijk – een voorzichtig – positief advies. Toenmalig commissie-voorzitter Jan Rispens verduidelijkt die beslissing. ‘Vier jaar lang had de hele musicalsector plat gelegen. Dus dachten wij als commissie: “Als er nu dossiers komen, kunnen we moeilijk nee zeggen”.’ Een zakelijke langetermijnvisie ontbrak echter, zo oordeelde het Agentschap. Eén van de concrete opmerkingen was dat de speelduur van de producties alsmaar langer werden, zonder dat daar (cijfermatige) argumenten voor bestonden.

Voor de top van Studio 100 is de achter-liggende drijfveer nochtans erg duidelijk. ‘Stel dat een musical in totaal 10.000 toeschouwers naar de zalen lokt, dan zal een goede producent vijf voorstellingen opvoeren voor telkens 2.000 mensen. Als je diezelfde 10.000 toeschouwers spreidt over tien opvoeringen voor telkens 1.000 bezoekers, maak je als producent geen winst, maar is de zaaluitbater wel goed bediend. Een producent subsidiëren die ook zaaluitbater is, betekent dus de deur openzetten voor misbruik.’ Geert Allaert reageert zelf in een interview met rekto:verso: ‘Dat is niet juist. We hebben daarover afspraken gemaakt met het kabinet van Anciaux: 20% van de netto-opbrengst ging naar de zaal, 30% was voor de promotor en de overige 50% ging naar de productie. Dus toen Ben X – een musical die in de pers nochtans 5 sterren-recensies kreeg – opgevoerd werd voor een lege zaal, kregen wij 20% van “twee keer niks”. Als ik 10.000 mensen moet ontvangen, krijg ik ze beter allemaal in dezelfde week over de vloer, in plaats van de voorstellingen uit te spreiden over zes maanden, want het bedrag blijft toch hetzelfde. Hoe langer het duurt, hoe slechter voor mij.’

Het Agentschap gaat verder: ‘De zakelijke en financiële relaties tussen Live Entertainment Foundation, de NV’s Music Hall Group, Music Hall Promotions en vzw Musical van Vlaanderen zijn voor het agentschap, op basis van de dossierinformatie, volstrekt ondoorzichtig.’ Verder werd het financieel beleidsplan ‘zeer summier’ bevonden en kon het Agentschap op basis van het dossier niet beoordelen in hoeverre subsidie nodig was. Het preadvies was dan ook negatief: de aanvraag werd onvoldoende sterk geacht.

La Bohème, de productie waarvoor Musical van Vlaanderen in 2009 een projectsubsidie ter waarde van 300.000 euro had gekregen, is nooit gerealiseerd.

Daarop bediende Musical van Vlaanderen het Agentschap van een gemotiveerde repliek. De vzw beweert ‘een zeer redelijke en marktconforme huurprijs’ te betalen aan de zaaluitbater. ‘Maar op den duur had Allaert zo’n monopolie uitgebouwd dat je zijn prijzen nog moeilijk kon aftoetsen aan “de markt”’, relativeert Studio 100-baas Hans Bourlon. Het verweerschrift beloofde ook meer zakelijke transparantie en samenwerkingen, maar het Agentschap doet die respectievelijk af als ‘schijnbare openheid’ en ‘te vrijblijvend’. Kunsten en Erfgoed blijft bij haar besluit om Musical van Vlaanderen niet te subsidiëren en stelt dat de vzw ‘bijzonder duidelijk’ aantoont dat de gevraagde subsidie ‘zeker niet volledig noodzakelijk is’. Reden genoeg, zou je denken, om toch eens met een vergrootglas over het zakelijke plaatje te gaan? Maar onze minister was er gerust in. Hij kende de organisatie een meerjarige subsidie toe van 2.450.000 euro. Tot op de dag van vandaag houdt Anciaux vol: ‘Ik betwist formeel dat er binnen die vzw ooit financiële fouten zijn gebeurd.’

INTRANSPARANTIE TROEF

Het Agentschap was kritischer, en inspecteerde in september 2010 de boekhouding van Musical van Vlaanderen. Wat bleek? La Bohème, de productie waarvoor de vzw in 2009 een projectsubsidie ter waarde van 300.000 euro had gekregen, was nooit gerealiseerd. Sterker nog, ze stond niet eens meer ingepland om ooit nog ten tonele te verschijnen. En dus werd de subsidie integraal teruggevorderd. Een dergelijke inspectie gebeurde ook het jaar daarop om na te gaan of het voorschot op de structurele subsidie naar behoren was besteed. Ditmaal had het Agentschap ‘geen bezwaar om het saldo uit te betalen’, maar wel een resem opmerkingen. De meest opvallende waren dat er meermaals onjuiste publiekscijfers werden gecommuniceerd, dat Music Hall Promotions ongebruikelijk lang kon beschikken over middelen die aan de vzw toekwamen (terwijl Musical van Vlaanderen forse kredieten moest aangaan) en dat een schriftelijke toestemming van de teamverantwoordelijke Podiumkunsten – om de integrale aanmaakkosten en reeds geïnde ticketinkomsten voor Oliver over te dragen naar 2011 – vervalst was. Conclusie van de inspectie: Musical van Vlaanderen leefde wel alle formele voorwaarden na, maar wegens gebrek aan interne controlemechanismen kon niet worden uitgemaakt of de verkregen middelen voldoende transparant en doelmatig werden besteed.

Dat een organisatie die zo weinig transparant bevonden werd, toch zo’n hoge subsidie kreeg, kwam bij de concullega’s hard aan. ‘Het was dubbel frustrerend’, herinnert Wouter Boits zich. ‘Enerzijds werd iedereen voorgehouden dat er geen subsidies meer zouden komen en bleef ook onze aanvraag onbeantwoord, anderzijds kreeg Musical van Vlaanderen bijna 2,5 miljoen euro toegestopt op basis van zo’n zwak dossier.’ Anciaux ontkent echter dat er nooit gecommuniceerd is dat er dossiers konden worden ingediend. ‘Dat is een leugen waar ik heel zwaar aan til. Alle documenten waren altijd te bekijken voor iedereen. Men kan mij veel verwijten, maar niet dat ik niet transparant was.’ Jan Denolf treedt Anciaux daarin bij. ‘Hadden wij dan al die mensen moeten opbellen om te zeggen: “Je weet toch dat er terug dossiers mogen worden ingediend”? Neen. Het is je verdomde plicht als professional om te weten welke kanalen ter ondersteuning er zijn, of op de hoogte te blijven via organisaties als OKO die je bestoken met nieuwsbrieven vol mogelijkheden. Als je beweert dat je geen informatie hebt, is dat ofwel uit onkunde, ofwel uit onwil, en in beide gevallen heb je geen recht op subsidies.’

Ik geloof niet dat er sprake is van corruptie. De oorzaak is eerder de intrieste naïviteit van de politiek.

Toch blijven heel wat respondenten het erover eens dat er weinig duidelijkheid heerste rond de ontvankelijkheid van aanvragen voor musicalsubsidies. De ingrijpende gevolgen van die gepercipieerde onduidelijkheid leidden tot een ware aanslag op het rechtvaardigheidsgevoel van bepaalde organisaties. ‘We zijn dan ook opnieuw naar de Raad van State gestapt om de subsidieverdeling van Anciaux aan te vechten’, vertelt Wouter Boits, ‘maar hebben toen geen gelijk gekregen.’ Hoe dan ook had de poging om de musical opnieuw onder te brengen bij het Kunstendecreet – de zoveelste koerswijziging in het Vlaamse musicalbeleid – alweer niet de gewenste resultaten. ‘Er was geld vrijgemaakt voor subsidies, in de hoop dat er een nieuwe sterke musicalorganisatie zou opstaan, maar dat is niet gebeurd’, weet Bart Caron. ‘De dossiers die werden ingediend, waren niet sterk genoeg. Misschien hadden wij het als overheid beter moeten coachen, door iemand aan te stellen om gezelschappen te begeleiden. Dan zouden de Allaerts van deze wereld de kans niet gehad hebben om in dat gat te duiken.’

POSITIEF = NEGATIEF

Op het vlak van subsidies kon Geert Allaert wel een potje breken. Het volstaat om even de blogpost na te lezen die Bert Anciaux begin 2012 aan Allaert opdroeg. Daarin zwaait hij de musicalentrepreneur alle lof toe, in diens strijd tegen de ‘cultuurbobo’s’. ‘Beste Geert, ik wil je bedanken’, zo sluit de ex-minister zijn publieke brief af. ‘Uiteraard voor jouw en jullie prachtige producties. Maar vooral omdat je ons vertrouwen zo constructief en artistiek hoogstaand omzette. Ik wens je daarbij ook de komende jaren heel veel succes, hou je enthousiasme en elan, koester je bevlogenheid en laat je vooral niet kisten door mensen die het eigenlijk nog nooit wisten.’ Anciaux heeft het overigens consequent over ‘Musical Vlaanderen’, in feite de naam van de voormalige musicalstructuur van Linda Lepomme.

60_kennes_Eric Van Rompuy, Joke Schauvliege © De Morgen.jpgMaar ook buiten de Vlaamse Regering wist Allaert zijn vrienden goed uit te kiezen. Op 22 februari 2010 werd een hele resem topfunctionarissen aangesteld in de Raad van Bestuur van Musical van Vlaanderen. De meest in het oog springende namen waren Mieke Van Hecke (directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs en ex-CD&V) en Eric Van Rompuy (Vlaams volksvertegenwoordiger voor CD&V). Ook die laatste brak in 2012 op zijn persoonlijke blog nog een lans voor Musical van Vlaanderen, vlak voor de structurele subsidieverdeling voor 2013-2014. Als kersvers bestuurslid riep hij minister Schauvliege op om de aanvraag van Musical van Vlaanderen – dat een negatief zakelijk advies had gekregen – toch in te willigen, op basis van het positieve artistieke advies.

Nochtans was ook dat artistieke advies van de Beoordelingscommissie Muziektheater zeer kritisch. Het beschreef de artistieke werking van Musical van Vlaanderen als eenzijdig, commercieel, oubollig en voorbijgestreefd, ja zelfs ‘gratuit en soms vulgair amusement’. Waarom dan toch die ‘positieve’ conclusie – zij het voor een fors verminderde subsidie over een verkorte periode? ‘Omdat het van een enorm gebrek aan visie zou getuigen om een huis dat eerst 2.450.000 euro krijgt, de periode daarop helemaal niets toe te kennen’, weet Jan Rispens. En daar heeft de voormalige commissievoorzitter onmiskenbaar een punt, alleen is het de facto niet aan de commissie om daarover een oordeel te vellen. Zij dient zich te beperken tot een louter artistiek vonnis. En dat was allesbehalve positief, leest u het er gerust nog eens op na. Uiteindelijk besliste Joke Schauvliege dan ook om Musical van Vlaanderen niet langer werkingssubsidies toe te kennen. Daarop diende de vzw echter vier projectaanvragen in voor het jaar 2013. De twee projecten met dubbel negatief advies – Villa Frankenstein en Je Anne – werden niet bekrachtigd. Maar de twee aanvragen die de commissie negatief adviseerde en van het Agentschap toch groen licht kregen – Assepoester en MusicalLabo, samen goed voor het ongeziene bedrag van 945.000 euro – werden wel gehonoreerd.

De rest is geschiedenis. Een half jaar terug schetste Wouter Hillaert al uitgebreid de context rond deze (op z’n minst) merkwaardige beslissing. Vandaag kijkt zelfs ex-cultuurminister Anciaux er sceptisch op terug. ‘Die projectsubsidie leek me een halfslachtige oplossing, alsof men spijt had van zijn eerdere keuze om geen structurele subsidies toe te kennen. Dan moet men niet stoer gaan zeggen “eindelijk hebben we 10% extra middelen voor de projectenpot”. Ik sta dus niet achter die beslissing, maar de minister heeft het recht om ze te nemen.’

DE CD&V-CONNECTIE

60_kennes_Kris Peeters.jpgMaar heeft Schauvliege die beslissing wel daadwerkelijk zelfstandig genomen, of was er druk van buitenaf? Studio 100-topman Bourlon laat er geen twijfel over bestaan: ‘Ik ben er zeker van dat niet Schauvliege dat heeft beslist, maar wel minister-president Kris Peeters. Ik geloof niet dat er sprake is van corruptie. De oorzaak is eerder de intrieste naïviteit van de politiek’. De mening van Bourlon afdoen als de verontwaardigde uitspatting van een concurrent is te gemakkelijk. Ook in politieke middens kan ze immers op behoorlijk wat bijval rekenen. Bart Caron is er zelfs van overtuigd dat er bij de laatste projectsubsidieronde een politieke deal is gemaakt. ‘Er was binnen de regering afgesproken om geld te parkeren voor Allaert. Je vous jure. Er was mij gezegd dat er _voor _de bekendmaking van de adviezen al een enveloppe voor Musical van Vlaanderen aan de kant was gelegd. En dat was ook zo, daar ben ik heel zeker van.’ Een ex-medewerker van Musical van Vlaanderen bevestigt die vermoedens: ‘We wisten al voor de bekendmaking van de structurele subsidies dat we die niet gingen krijgen. Maar binnenskamers werd gezegd: “Maak je geen zorgen, die subsidie voor Assepoester en MusicalLabo komt sowieso in orde”. Hoe ze dat wisten? Geen idee.’

De CD&V-connectie, hoor je dan vaak. Die link kwam al naar voren in deel 1 van deze reeks. Nadat Geert Allaert in 2000 zelf op de CVP-lijst opdook, werd jaren later ook zijn zus Hilde voorgesteld als kandidaat gemeenteraadslid voor CD&V – in haar eigen Capitole nota bene. Maar wordt de invloed daarvan niet overroepen? ‘Er is wel degelijk een duidelijke link tussen Musical van Vlaanderen en CD&V’, meent Wilfried Eetezonne. Wouter Boits valt hem bij: ‘De toekenning van projectsubsidies voor Assepoester en MusicalLabo was voor de volle 100% een CD&V-beslissing.’ Schauvliege zelf relativeert: ‘Wij subsidiëren in totaal 500 kunstorganisaties. Ook in andere raden van bestuur mensen zitten van bepaalde politieke strekkingen, en ook zij dienen dossiers in. De collega’s met de meeste kritiek maken er zich ook zelf schuldig aan.’ ‘Maar er is een deontologisch verschil’, vindt Bart Caron: ‘Ik zetel ook in een aantal culturele organisaties, en maak van daaruit politici van verschillende partijen attent op hun belang. Dat is nog iets anders dan verregaande deals sluiten. Het feit dat Allaert me zei “Als Joke Schauvliege me geen geld wil geven, stap ik gewoon naar Kris Peeters” zegt alles over hoe dicht hij bij de macht staat.’ Nochtans verklaart Schauvliege op geen enkel moment druk te hebben ervaren: ‘Ik heb Geert Allaert nooit ontmoet, daar ben ik heel formeel in. En zelfs al werd er druk uitgeoefend, dan zou ik er niet gevoelig voor zijn.’

Eén organisatie krijgt grofweg een miljoen euro toegestopt voor twee projecten die de beoordelingscommissie artistiek ondermaats acht.

In elk geval blijft de redenering achter het besluit van de Vlaamse Regering – ook los van eventuele politieke inmenging – bedenkelijk. Zou het niet logischer zijn om eerst na te gaan of een project artistiek waardevol is, en dan pas te gaan kijken of ook het financiële plaatje klopt? ‘Ja’, zegt Schauvliege ons, ‘maar dat staat niet decretaal bepaald.’ En dus krijgt een organisatie, waarvan het Agentschap meent dat ze zakelijk gesaneerd is, grofweg een miljoen euro toegestopt voor twee projecten die de beoordelingscommissie artistiek ondermaats acht. ‘Dat gebeurt wel vaker’, reageert de minister. ‘Ik was er zelfs voorstander van om dat decretaal niet meer toe te laten, maar andere partijen vonden dat zoiets wel moest kunnen. Dus ik vind het heel raar dat iedereen plots over deze beslissing valt.’ Daarnaast vindt de minister – en daarin heeft ze gelijk – dat de commissie Muziektheater haar bevoegdheid wat te buiten is gegaan bij haar advies voor destructurele ronde, door zakelijke argumenten op te nemen in een artistiek advies. Maar ze neemt in haar betoog geen notie van het feit dat indien de commissie haar bevoegdheid niet had overschreden, ook het artistieke advies naar alle waarschijnlijkheid negatief zou zijn geweest. Jan Rispens, op zijn beurt, begrijpt niet hoe een structurele organisatie die omwille van bedenkelijke financiële praktijken geen werkingssubsidies waardig wordt geacht, uiteindelijk toch zo’n forse som overheidsgeld krijgen. ‘Ik vind het echt schandelijk. Er is geen lijn dat beleid. Ik begrijp het niet.’

We hebben coach Frank Van Laecke in al die tijd één keer gezien: toen De Rode Loper kwam filmen.

De ironie wil dat de verschillende betrokken partijen – de commissie, het Agentschap en de minister zelf – dermate gepreoccupeerd lijken met ‘elkaar tegemoetkomen’ dat het uiteindelijke besluit eronder lijdt. Toch zit er een duidelijke logica achter de beslissing, legde Schauvliege ooit uit in Café Corsari. ‘Ten eerste mag het bedrag dan misschien groot lijken, het is wel veel minder dan ze hadden gevraagd. Ten tweede wordt het bedrag door het Agentschap als verantwoord en normaal beschouwd.’ De visitatie- en inspectieverslagen van 2011 en 2012, opgemaakt door het Agentschap na controle van de boekhouding, waren inderdaad een stuk milder dan die van 2010. ‘Omdat ze de trucs niet kennen’, reageert Bourlon. ‘Heeft een controleur bijvoorbeeld een idee van de normale speelduur van een bepaalde voorstelling?’ Uit de inspectieverslagen blijkt inderdaad dat de formele decretale subsidievereisten wel erg zwaar doorwegen, ten koste van wat blijkbaar als “acceptabele onregelmatigheden” wordt gezien. Want in een resultatenrekening wordt heus niet alles gepreciseerd, natuurlijk. Bepaalde details vallen onder een bredere noemer, en ontgaan zo aan het oog van de controleur.

QUID PRO QUO?

En Assepoester zelf? De eerste speelperiode is intussen achter de rug. De productie ging acht maanden later in première dan voorzien, maar uit de overwegend positieve recensies viel alvast niet op te maken dat de toegekende subsidies artistiek misbruikt zouden zijn. Assepoester werd ‘een echte familievoorstelling’ (De Zondag), zonder ‘de schattige muisjes en tierlantijntjes’ uit het klassieke sprookje (De Tijd) en met ‘magnifieke acteerprestaties’ (Gazet van Antwerpen). Enkel De Morgen en Knack toonden zich wat sceptisch over de kwaliteit van de jongere zangers of de coherentie van de dramaturgie. Maar een spijtige miskleun is Assepoester in elk geval niet geworden.

60_kennes_MusicalLabo © Linsy Loose.jpgWat er van de 95.000 euro projectsubsidies voor MusicalLabo is terechtgekomen, klinkt daarentegen veeleer ontstellend. Volgens een productiemedewerker bedroeg het uiteindelijke werkbudget voor dit jaarlijkse project met jong musicaltalent niet veel meer dan 10.000 euro. ‘We moesten coaches zoeken die uit goodwill wilden komen helpen en ze sussen met de belofte dat ze in andere producties zouden mogen meespelen. MusicalLabo kon eigenlijk niemand wat schelen. Geert Allaert was zelfs niet aanwezig op de première.’ Dit is overigens niet de eerste keer, onthult componist Benjamien Lycke. ‘Ook bij de twee vorige edities van MusicalLabo werden de studenten totaal aan hun lot overgelaten. We hebben coach Frank Van Laecke in al die tijd één keer gezien: toen De Rode Loper kwam filmen. Maar alles wat je in die VRT-reportage ziet, is 100% in scène gezet. Verder hadden we ook amper een werkbudget: enkele micro’s kregen we, maar het hele symfonische orkest werkte pro bono. Waar die subsidies naartoe gingen, weet ik niet.’ (Dat de arbeidsvoorwaarden in de semi-gesubsidieerde musicalstructuur rond Allaert wel vaker te wensen overlaten, leest u in deel 4 van deze reeks.)

Intussen heeft de Music Hall Group niet stilgezeten. Eind november 2013 kwam er finaal een einde aan de perikelen rond het Casino Kursaal in Oostende, die uitgebreid uit de doeken werden gedaan in deel 2 van deze reeks. In 2011 had de groep een schadevergoeding geëist van 22 miljoen euro, omdat de nv EKO het exclusiviteitscontract met de koepel eenzijdig zou hebben verbroken. Twee jaar later kwamen beide partijen tot een minnelijke schikking: de som werd afgerond op 1,95 miljoen. Een stuk minder dan de oorspronkelijke claim, maar geen onaardig bedrag. En dat allemaal onterecht, vertelt toenmalig schepen van Bart Bronders aan Het Laatste Nieuws: ‘Om een duistere reden waar ik nog altijd van wakker lig, verdween een dossier waarin twee essentiële brieven zaten. Dat is de reden waarom wij de rechtszaak verloren, niet een impulsieve opzegging van het contract.’

Midden december 2013 maakte de groep rond Geert Allaert alweer een onverwachte bocht. Dat Allaert zelf een stapje terug zet uit Musical van Vlaanderen en de artistieke leiding daarbij (tijdelijk?) overlaat aan een goed gereputeerde collega als Stany Crets, is geen primeur. Voor precedenten hoef je niet al te diep in de annalen te duiken: Dries Herpoelaert in MHG, Luc Versele bij Musical van Vlaanderen of Dirk Tanghe bij Publiekstoneel. Met het oog op de structurele subsidieronde van 2015-2016 was die move geen grote een verrassing. Voor die periode diende Theater Publiek – zoals Musical van Vlaanderen voortaan heet, al is de naam officieel nog niet gewijzigd – een aanvraag in voor 2,49 miljoen euro, weet De Standaard.

Nu is er helemaal geen evenwicht binnen de musicalsector. En dat komt door het gebrek aan langetermijnvisie bij de politiek.

Terzelfdertijd laat Music Hall Group na het dagelijks bestuur van Vorst Nationaal nu ook de leiding van de Stadsschouwburg en de Capitole over aan ‘de Jannen’ – Vereecke en Van Esbroeck – van het Sportpaleis. ‘Nu Allaert voelt dat men zijn misbruik door heeft, heeft hij snel zijn zalen van de hand gedaan om opnieuw naar die subsidiepot te kunnen hengelen’, interpreteert Hans Bourlon. ‘We verleggen bij Music Hall gewoon onze focus naar het buitenland’, reageert Allaert zelf. Hoewel zijn groep principieel concessiehouder blijft van Vorst Nationaal en de Stadsschouwburg, betekent dit dat nu ook Studio 100 kan aantreden in beide zalen. En Theater Publiek – waar Allaert naar eigen zeggen niks mee te maken heeft – gaat er prat op zich te willen concentreren op eigen musicalproducties, met behulp van overheidsgeld. Maar zijn daar wel middelen voor? 'Ik denk dat het Kunstendecreet niet de juiste plek is voor zo'n grote speler’, liet cultuurminister Schauvliege onlangs optekenen. ‘Misschien moeten we voor musicals op termijn iets uitwerken met verfondsing.’

60_kennes_De structuren rond Music Hall.jpg

TOEKOMSTMUZIEK(THEATER)

En zo is de cirkel rond, en zijn we opnieuw aanbeland bij de vraag die als een rode draad door deze onderzoeksreeks heeft gelopen: hoe moet het nu eigenlijk verder met de Vlaamse musical? Welke conclusies kan en moet het beleid trekken uit de fouten in het verleden? ‘We zitten hier in Vlaanderen immers nog steeds met een overaanbod aan commerciële musicals’, oordeelt Wilfried Eetezonne. ‘Je hebt nu natuurlijk wel Judas TheaterProducties, die een beetje subsidiegeld krijgen en een laboratoriumfunctie opnemen. Maar zij hebben niet de structuur en de middelen om daar echt ver in te gaan. En als we het musicalrepertoire in Vlaanderen bekijken, zitten we met gigantische lacunes in het aanbod. Ik zou zeggen: geef aan Judas TheaterProducties of andere gezelschappen de mogelijkheid om zich te ontplooien in plaats van te zeggen dat het niet tot hun taken behoort. Nu is er helemaal geen evenwicht binnen de sector. En dat komt door het gebrek aan langetermijnvisie bij de politiek.’

Smijt de tax shelter maar eens open voor de musical.

Jan Rispens pleit voor één groot musicalhuis dat vooral artistieke producties brengt, omdat het publiek daar volgens hem recht op heeft: ‘Mijn grote droom is dat er een samenwerking ontstaat tussen de verschillende grote spelers’. Een andere optie, vervolgt Rispens, is om enkel artistiek uitdagende projecten te subsidiëren. ‘Laat het geld aan mensen die vernieuwen, en niet aan de _Assepoester_s en _Romeo & Juliette_s van deze wereld’, treedt Bart Caron bij. ‘We hebben al een Mozart gehad, we hebben The Beatles al gehad. We hoeven daar geen kopie van. Kunst wil vooruitstreven, dus laat de subsidies voor wie nieuwe dingen wil doen.’ Ook volgens Jan Denolf valt een commerciële bedrijfsethiek niet te rijmen met een subsidiebeleid dat uitgaat van het essentiële belang van creativiteit en artistiek-cultureel toegevoegde waarde. ‘Dat zijn twee logica’s die botsen. De ene speelt voetbal, de andere basketbal, en dan moet je proberen afspreken welke bal je gaat gebruiken. Dan is frictie onoverkomelijk.’ Denolf heeft absoluut geen vertrouwen meer in alternatieve financiering voor de kunsten. ‘De financieel-bancaire crisis heeft ons definitief doen inzien dat we kritische massa en cultuur nodig hebben en dat we vooral niet moeten kijken naar de economische wereld om het te organiseren. Ik denk dat die twee werelden zelfs intrinsiek onverzoenbaar zijn.’

Maar belangrijker nog dan de concrete uitwerking, is dat er eindelijk een lijn komt in het beleid, vindt Jan Rispens. Wat er ook wordt beslist, het is belangrijk dat niet telkens het hele beleid wordt omgegooid, wanneer er een nieuwe minister wordt aangesteld: ‘Het mag niet aan willekeur worden overgelaten wie geld krijgt en wie niet.’ Daar zijn alle respondenten het volmondig over eens. Maar het blijkt niet evident om een fundamenteel beleidsbeginsel te bepalen waarin iedereen zich kan vinden. Een investeringsfonds als CultuurInvest lijkt alvast niet de oplossing. Maar wat dan wel? Bart Caron is voorstander van indirecte overheidssteun: ‘Het is beter om randvoorwaarden te scheppen waarbinnen (populaire) cultuur kan gedijen dan om zelf rechtstreeks in te grijpen. Dankzij steun aan cultuurcentra kunnen mensen bijvoorbeeld tegen betaalbare prijzen naar comedyvoorstellingen.’ Ook voor muziek zou dat kunnen werken, als men het belang van de kleine tot middelgrote clubs en cultuurcentra in het achterhoofd houdt. Maar grootschalig muziektheater lijkt toch een ander verhaal. Denolf pleit voor een tweesporenbeleid: ‘Enerzijds behoud je subsidies voor kwalitatieve artistieke initiatieven binnen een zekere niche. En anderzijds is er daarnaast ruimte voor een autonoom Muziekfonds – met specifieke fiscale instrumenten – om initiatieven met marktpotentieel in onder te brengen, naar analogie met het Vlaams Audiovisueel Fonds. Smijt de tax shelter maar eens open voor de musical.’

De enige mogelijke conclusie van dit onderzoek lijkt drieledig. Laat de commerciële musical over aan de marktlogica (of desnoods aan een aantoonbaar operationeel fonds), maar besteed subsidiegelden aan artistiek waardevolle producties die het genre verder helpen ontwikkelen. Eis daarbij volledige transparantie, zowel financieel als organisatorisch, van alle organisaties die subsidies verwerven. En – om met een universeel toepasbare zegswijze af te ronden – bezint eer ge begint, beste cultuurminister. Neem niet telkens halsoverkop een beslissing, maar harmonieer die met het beleid van je voorganger, opdat die lang begeerde continuïteit in het Vlaamse musicalbeleid eindelijk werkelijkheid wordt.

Dit artikel is het derde deel in de onderzoeksreeks 'Achter de coulissen van Musical van Vlaanderen'. Lees hier over de voorgeschiedenis in deel 1 en deel 2, over de werkomstandigheden bij Musical van Vlaanderen in deel 4 en het terugblikkende interview met Geert Allaert in deel 5.

Nico Kennes is freelance onderzoeksjournalist en muziekredacteur. Hij verkreeg voor deze onderzoeksreeks steun van Fonds Pascal Decroos.

logo_fondspascaldecroos.png