Pop voor je kop

Door Redactie rekto:verso, op Fri Feb 12 2016 20:07:36 GMT+0000

Op vrijdag 6 november keek een recordaantal van 3,6 miljoen Vlamingen en Nederlanders naar de finale van K3 zoekt K3. Met 170.000 tweets kroonden de nieuwe blonde, zwarte en rosse van Studio 100 zich die dag tot ‘het tweede meest besproken onderwerp ter wereld’. Bij VTM was het twintig jaar geleden dat er zich nog eens zoveel mensen tegelijk aan één programma hadden vergaapt (blijkbaar was De Kotmadam in 1994 nóg straffer). En natuurlijk zeggen cijfers niet alles, maar zo werd de verkiezing van Klaasje, Marthe en Hanne tot de nieuwe melkkoeien van de laaglandse populaire cultuur dus de tv-gebeurtenis van het jaar. Waar was jij op 6 november 2015?

Cijfers zeggen wel alles: tussen die 3,6 miljoen kijklustigen kan nooit alleen het kritiekloze, weinig doorgestudeerde, consumptie-ontvankelijke deel van onze samenleving hebben gezeten. Dat sociologische cliché over populaire cultuur gaat al lang niet meer op. Sinds hoge en lage cultuur voorgoed in elkaar lijken overgestroomd – en zelfs over het debat rond hoog en laag een soort vermoeidheid is neergedaald – kijken we allemaal verlustigd naar So You Think You Can Dance of Game of Thrones, liggen we in een deuk bij Clueless, zetten we een boom op over de nieuwe Star Wars,spitsen we allemaal onze oortjes voor Adele, blijven we straks allemaal thuis voor het EK Voetbal, koken we allemaal hetzelfde potje van Jeroen Meus of Pascal Naessens. Eén pot nat is het geworden. Of één pot plat? Alle kleuren van de regenboog!

Of dat allemaal wel klopt, moet je denken? Interessanter is de vraag hoe we vandaag naar het fenomeen populaire cultuur kijken. Eeuwenoud is de strekking die bij hoog en laag (maar toch vooral bij hoog) heeft volgehouden dat het populaire een bedreiging vormde voor de beschaving en zelfs de democratie. Voor Adorno was de opkomende cultuurindustrie na de Tweede Wereldoorlog zowat het armageddon van alle andere westerse waarden, van de vrije verbeelding tot de keuzevrijheid van de burger. De Duitse cultuurfilosoof stierf in 1969 niet lang nadat Gert Verhulst werd geboren, maar zijn anti-populaire instelling heeft hem ver overleefd. Zeker in de coulissen van de kunstensector knippert nog wel eens een boos oog op musical en commerciële kindershows, op Arne Quinze en André Rieu. Zeker als pop haar plaats niet kent, wordt er vanuit den hoge al eens een banbliksem neer geslingerd. Getuigt wat breed in de smaak valt, überhaupt van smaak? Spreken de cijfers niet veel te veel?

Voor andere zielen met een hoog diploma is het juist bijna bon ton geworden om uit te pakken met hun guilty pleasures – alleen al de wellust van dat begrip! – zoals de Flair, Milk Inc of dus K3 zoekt K3. Niets geeft je in culturele middens zoveel personality als je onder het volk te begeven om met de tenen in de modder en een hotdog achter de kiezen veldrijders te gaan aanmoedigen in Baal, of om op de Grote Markt van Sint-Niklaas voor de fun mee met de armen te gaan zwaaien bij een concert van Bart Kaëll. Altijd blijven het kostelijke uitstapjes, ergens tussen animositeit en curiositeit. Is het geen stiekem exotisme? Of zelfs culturele arrogantie, verkleed als zijn tegendeel? Hoe je het ook draait of keert, onze omgang met populaire cultuur is nooit neutraal. Eerder onwennig. Of misschien zelfs vervreemd.

10.000 luchtbellen

Valt er met meer nuance naar populaire cultuur te kijken dan ze meteen te veroordelen of ze juist kritiekloos te omarmen? Voor dit nummer kozen we voor de breedst mogelijke waaier van ‘populair’: van commerciële tot massacultuur, van lokale folklore tot aloude volkscultuur. Clashen was toegelaten. Terwijl Karel Vanhaesebrouck verdedigt dat deze tijd nood heeft aan méér populair theater, ontmaskeren Anton Jäger en Wannes Gyselinck zulke verdedigingen als een vorm van diepe nostalgie. Terwijl Marc Holthof via het fenomeen Marc Coucke concludeert dat het populaire al heel lang dood is, gaat Arne De Winde het met open vizier beleven in Geraardsbergen. Zijn gevoel van vervreemding bij de plaatselijke zomerkermis is dat van ons allemaal: even verlekkerd als ironisch, even hautain als vereenzaamd. De rariteit van onze cultuur is niet de bakvis met K3-speldjes die uitbundig meeklapt op ‘10.000 luchtballonnen’, maar de artistiek geschoolde intellectueel die het met spiedende blik staat aan te staren en niet kan beslissen of hij al die luchtbellen nu wel of niet moet doorprikken.

Toch was dit themanummer een ideale gelegenheid om het blikveld van rekto:verso nog eens te verruimen naar meer commerciële velden waar we al te weinig over schrijven. Liv Laveyne blikt terug op vijftien jaar Vlaamse comedy, Toon Horsten op zeventig jaar Vlaamse familiestrip. Allebei stellen ze er vandaag een dreigende crisis vast: niet alleen kunst, ook populaire cultuur lijdt onder de nieuwe vereisten van de media. Tegelijk openen de snelle interactieve ontwikkelingen van internet en sociale media ook zoveel nieuwe deuren dat sommige van Adorno’s bezwaren voorgoed achterhaald raken. Zo schetst Richard Jongeneelen hoe het publiek juist steeds actiever gaat co-creëren met zijn favoriete series, terwijl Johannes De Breuker aanduidt hoe die series steeds meer appelleren aan kijkers als kenners. Wordt nu ook populaire cultuur iets voor ingewijden? Terwijl onze rondetafel over klassieke muziek juist uit vier monden verdedigt dat klassiek van zijn elitaire imago van ingewijde verdieping af moet? ‘Het hoge gaat omlaag en het lage komt omhoog’, besluit Bas Heijne simpelweg.

Nee, zekerheden zijn er al lang niet meer. Behalve dat populaire cultuur pas echt van ons zal vervreemden als er alleen maar populair over bericht wordt. Ons uitstapje bekijkt het anders. Hello from the other side