Perverser dan porno

Door Hans Demeyer, op Mon Jan 27 2014 11:05:05 GMT+0000

In Bloeiende Agatha, de debuutroman van cultuurfilosoof Frank Vande Veire, wil een man een vrouw volledig bezitten, en die vrouw verzet zich daar niet tegen. Dat levert een ascetische roman op waarin de pornografische fascinatie wordt uitgeput.

‘Un livre est une expérience. Un écrivain pose des questions en essayant d'avancer dans le noir. Non pas vers la lumière, mais en allant encore plus loin dans le noir, pour arriver dans un noir encore plus noir que le noir de départ.’ (Jonathan Littell, Le Monde 16/11/2006)

Al vroeg in _Bloeiende Agatha _merkt verteller Philippe op: ‘Sinds mensenheugenis wordt van sommige vrouwen gezegd dat hun lichaam geschapen is voor de liefde. Dergelijk gezegden leren ons achteloos het meedogenloze te omhelzen dat de verhouding tussen de geslachten kenmerkt.’ De vrouw wordt herleid tot slechts een lichaam dat het mannelijke genot dienstbaar is, maar tegelijk zelf op niets anders uit is: ‘Het is bekend dat vrouwen er van nature toe neigen om te doen alsof de lichamelijke liefde voor hen in de eerste plaats een dienst is die ze de man bewijzen, terwijl het hun grootste verrukking is.’

60_Demeyer_© Thomas Huyghe380.jpgNet op die fantasie is hedendaagse, heteroseksuele porno gebaseerd: het idee dat in elk secretaressebureau, elk klaslokaal, elke sportkleedkamer of elke straat een vrouw te vinden is die niets liever wil dan door een man genomen te worden, om zo een staat van opperste verrukking te bereiken. Of met Robert Thicke: ‘But you’re an animal, baby it’s in your nature. Just let me liberate you (…). But you’re a good girl. I know you want it.’ Dat machismo dient natuurlijk slechts om te verbergen dat de man niets weet. Elke pornoscène eindigt met het mannelijke orgasme om de ‘echtheid’ van het hele gebeuren te onderstrepen, maar naar de werkelijkheidswaarde van dat van de vrouw heeft de kijker het raden. De man mag zijn anonieme handen, tong en penis ten dienste stellen van het vrouwelijke verlangen, toch zal de vrouwelijke seksualiteit niet verschijnen. De mannelijke fantasie heeft haar immers al bij voorbaat bezet.

In Bloeiende Agatha is Philippes fantasie eveneens gedomineerd en opgewekt door Agatha’s verrukking: ‘Toen ik haar vervolgens bezat stond haar gekerm, zo tomeloos smekend, smekend om te mogen smeken, minder dan ooit in enige verhouding met mijn monotone activiteit.’ Telkens opnieuw heeft hij het gevoel haar onvermijdelijk te verliezen ‘aan de desolate hoogvlakte van haar verrukking’. Dat zorgt ervoor dat Philippe enerzijds voor zichzelf de taak ziet Agatha’s ‘verlangen uit te diepen’, en dat hij haar anderzijds volledig wil bezitten: zowel fysiek als discursief.

Uitputtende dwanggedachten

Het chronologische en structurele skelet van de roman bestaat uit de steeds verdergaande en perverser wordende objectiveringen, folteringen en vernederingen die Agatha fysiek ondergaat. Hoewel die een kwelling kunnen zijn voor het empathische voorstellingsvermogen, maken niet zozeer zij deze roman tot een bijwijlen gekmakende en vermoeiende lectuur – ik denk alvast niet eerder van uitputting verschillende malen “Fuck you!” geschreeuwd te hebben tegen een verteller (wat overigens geen kwaliteitsoordeel inhoudt). Als taai vlees op het skelet van folteringen groeit namelijk het monomane geschrift van Philippe, dat obsessioneel gericht is op Agatha en het ‘verbond’ tussen hen tweeën, dat draait rond ‘het geheim dat onder haar huid woont’. Philippes denken tracht dat verbond te begrijpen en te legitimeren. En het plooit daarbij naar binnen: ‘Alsof [een spiraal] zich verstrikte in zijn verlangen aan zijn eigen losgeslagenheid te raken (…), als een dwanggedachte die zich niet laat navertellen omdat ze zich geen moment helder laat denken.’

Die duisternis zorgt voor een niet aflatende stroom van speculaties: de dagelijkse scènes met Agatha, die vaak het karakter van een ‘soap’ of ‘operette’ krijgen, en de verschillende vernederingen geven telkens aanleiding tot nieuwe gedachten die echter geen in- of overzichtelijk beeld schetsen, en zodoende telkens opnieuw moeten worden hervat of herhaald in net iets andere verwoordingen. De paradoxale aard van Philippes gedachten dragen daartoe bij. Termen die normaliter elkaars tegenpool vormen (hoe meer bezit, hoe minder vrijheid), verschijnen hier als twee punten die elkaar voortdurend onderling opjagen en versterken. Hoe meer Philippe Agatha bezit, hoe vrijer Agatha is, hoe meer hij haar nog wil bezitten et cetera. Ook andere uitersten raken elkaar voortdurend: schaamte en trots, volheid en leegte, pijn en verlangen, de ‘materialiteit’ van de lijven en de transcendentie van de gedachten.

Pornografie, ondanks zichzelf

Net in de wil om zijn seksuele verlangen te denken, breekt Philippe met pornografie en een heersend populair discours over seksualiteit. Verlangen en seks verschijnen daarin als concreet en duidelijk: een uitbarsting van pure intensiteit, die in zijn monotonie en het daarmee gepaard gaande genot een bezwering is voor de alledaagse chaos en elk onrustig (talig) denken. Dat neuken of naaien vindt Philippe niet zo’n vanzelfsprekende uitkomst voor zijn seksuele verlangen. Pornografie vindt hij een ‘poppenkast’, en als ze onder het mom van bevrijding mensen aanmoedigt om telkens in te gaan op ‘hun meest grillige verlangens,’ dan prijst hij zichzelf om op ascetische wijze trouw te zijn aan iets onbekends: ‘een verrukking die elk gevoel van verrukking uitsluit’.

Philippe zet zich expliciet af tegen de buitenwereld, en ook zijn denken over Agatha onttrekt zich aan aardse parameters

Philippe zet zich dus expliciet af tegen de buitenwereld, en ook zijn denken over Agatha onttrekt zich aan aardse parameters. Agatha verbeeldt voor Philippe immers het paradijselijke, het goede, niet de belofte van een bezwering van het leven, maar ‘van een uitweg uit dit leven.’ Daarom wil hij haar bezitten, maar tevens wil hij ‘het wonder’ dat hij ‘die eerste betoverende avond ‘Agatha’ had gedoopt’ laten ‘openbloeien zonder waarom’. Het bloeien heeft geen doel of functie, is er slechts om zichzelf. Philippe voelt zich een emancipatoire god die Agatha wil ontketenen van elk menselijk juk, zodat zij zich volledig kan overgeven aan haar paradijselijke verrukking: hij wil ‘haar tot een nieuwe vrijheid (…) laten ontwaken’.

Hoe verheven en onaards dat ook klinkt, het is op dat punt dat Philippes vertoog raakt aan het heersende vrijheidsdiscours dat rond seksualiteit hangt en door de pornografie wordt uitgedragen. Ook die vertelt ons dat we geen complexen mogen hebben, geen morele wroeging moeten kennen, dat we de schaamte en elke andere belemmering achter ons moeten laten en onze verlangens moeten volgen op zoek naar het oneindige genot. Slechts zo zou je je persoonlijkheid seksueel volledig kunnen laten open-‘bloeien’.

Een ontbrekende ontmoeting

Zo ontstaat er in Bloeiende Agatha een paradoxale situatie waarin iemand de pornografie en haar belofte van instantbevrediging eigenlijk afzweert, maar tegelijk doordrongen is van haar logica: de verrukking die bevrijd moet worden en bevrijdend werkt, de bezetting van de vrouw met die fantasie. Het is dan ook geen toeval dat Philippe zich niet enkel een god waant, maar er ook van vervuld is ‘niemand’ te zijn, ‘een gezichtloze passant, een slaaf’. Hij belichaamt slechts de principes waaruit de pornografie is opgetrokken. Wat deze roman vervolgens zo krachtig maakt, is dat hij zich kan overgeven aan de pornografische fascinatie, maar zich tegelijk kan onttrekken aan de wetten van het genre. De fascinatie wordt, kortom, niet ontvlucht via de kortstondige bevrediging of  de ‘intimiteit van het gedeelde bed’, maar blijft als fascinatie bestaan: Philippes dwangmatige denken getuigt ervan dat hij die niet kan ‘bemeesteren’. Uiteindelijk zal de stimulans van die fascinatie, zoals in het motto van Valéry, ‘la vie contre la vie hors de la vie’ duwen.

Er ontstaat in Bloeiende Agatha een paradoxale situatie waarin iemand de pornografie en haar belofte van instant bevrediging eigenlijk afzweert, maar tegelijk doordrongen is van haar logica

Dat gebeurt er namelijk met Agatha: de belofte van de absolute verrukking kan volgens Philippe slechts opgewekt en vervolmaakt worden door haar afwezigheid, in casu de pijn en de vernedering. In zijn extreemste vorm houdt die logica in dat Agatha, als symbool voor het ongebreidelde leven, doordrongen moet worden van de dood en de leegte. Zo wordt Agatha’s ‘spleet’ in eerste instantie bewust genegeerd: door die niet meer te penetreren, ontstaat bij haar immers een leegte die het verlangen ernaar doet groeien. Die leegte wordt later gematerialiseerd in een slot dat aan Agatha’s intiemste lippen hangt en zo de spleet afsluit. Wat normaliter een opening is voor geslachtelijke bevrediging, is nu ‘enkel open in en voor zichzelf’: ‘Zo’n zuivere openheid is pure geslotenheid.’ Ze is open, want geheel onthecht van elk menselijk en aards gebruik; ze is ook gesloten, want zowel mentaal als fysiek ontoegankelijk: niemand kan bevatten wat Agatha’s paradijselijke verrukking inhoudt. Opmerkelijk genoeg zet Agatha de laatste stap in dat proces: ze vraagt om een besnijdenis, zodat die volle leegte neerslaat in haar lichaam, als ‘vlees geworden gedachte’: ‘Een Niets zo vervuld van zichzelf dat alles wat iets is ertegenover verbleekt.’

Bij ‘elk iets’ hoort ook elk verlangen, elke menselijke aanwezigheid. Philippe begrijpt niet langer waarom zij zich nog met mannen ophoudt, en zegt haar zelfs niet meer te kennen. Ook zijn fascinatie is doodgebloed: nu zij pure abstractie is, verdwijnt ‘elke gedachte aan haar in het niets (…) nog voor ze zich liet denken.’ Omgekeerd lijkt Agatha zich te onttrekken aan Philippe, voor wiens liefde zij zich alles welgevallen liet. Op het einde van de roman is zij verdwenen zonder hem op de hoogte te stellen van haar vertrek. Bloeiende Agatha verhaalt zo van een ontmoeting die er nooit een was: twijfels, toenadering, afstoting, hernieuwd contact – het is allemaal in grote mate afwezig tussen Agatha en Philippe. Philippe heeft Agatha naar de abstracte idee van de pornografie willen vormen: een aards paradijs waarin verlangen en bevrediging samenvallen. Zo heeft hij echter haar en zichzelf van al te menselijke kenmerken ontdaan.

Contract

60_demeyer_bloeiende agatha.jpgDat er geen ontmoeting plaatsvindt tussen Agatha en Philippe, is ook een gevolg van de economische logica waarop Philippes bezitsmanie berust. Hun samenzijn heeft immers het karakter van een overeenkomst. In Malaise dans la sexualité. Le piège de la pornographie (2006) wijst Michela Marzano erop dat onze huidige seksualiteitsbeleving geen inhoudelijke morele standaarden meer kent, maar slechts formele: enkel de wederzijdse toestemming tussen partners kan uitmaken wat goed is. Elke seksuele fantasie is in theorie dus mogelijk, zolang de verschillende partners ermee instemmen. Op dat verbond berust ook pornografie: niemand hoeft er zich druk over te maken, want degenen die kijken en die het maken, stemmen ermee in. Op die manier worden liefde en seksualiteit echter herleid tot een contract, een relatie tussen twee consumenten die elkaars object en uitvoerder van verlangen zijn: mensen verworden tot middelen.

In Bloeiende Agatha gaat dat impliciete ‘contract-denken’ effectief gepaard met veel geld. Philippe geeft Agatha enkele malen een riante som om haar als het ware op te kopen: als ‘zij zich die gift laat welgevallen, dan is alles haar geoorloofd (…), want dan stroomt alles mij toe.’ Tevens strijkt hij geld op: onder impuls van de pornoproducente Katja en de dames die over Agatha beschikken in het instituut, laat hij haar uitbuiten voor financieel gewin: als actrice in pornoproducties, als hoer in het instituut/bordeel. Tegen het einde van de roman ontvangt Philippe opnames van haar prostitutiewerk. Hij is verrukt door die beelden, omdat zij bewijzen dat Agatha haar ‘verlorenheid’ aan hem schenkt. Eindelijk is zij vrij van elk doel of verlangen; zij is willoos, doelloos, verlost van wereldlijke liefde, het pure leven.

Net die opnames leveren zowat de meest afstotelijke passages op van de gehele roman: een voortdurende herhaling van de mechanische manier waarop Agatha anaal genomen wordt, terwijl ze een andere man oraal bevredigt en het slot aan haar lippen ‘zwiept.’ Agatha is leeg, tot object verworden. Philippe maakt terecht de opmerking dat hij zich bij die filmpjes ‘met de beste wil geen doelgroep voorstellen’ kon. Aan het eind van de roman is Agatha niet enkel uitgeput als bron van pornografische fascinatie, maar ook – zo lijkt het – als bron van inkomsten. Zij is als middel en als object versleten.

Ascese en woekering, besmetting en zuivering

Uiteindelijk moet je ook als lezer de volheid en de leegte van de fascinatie ondergaan. Bloeiende Agatha kent als elke pornografische roman een eenzijdige focus op seksualiteit, wat een absurde abstrahering van plot en personages met zich meebrengt: ofwel zijn er alledaagse, banale scènes, ofwel zijn er seksuele gebeurtenissen; de personages bestaan dan weer enkel in functie van wat zij kunnen bijdragen tot Agatha’s verrukking. Tegelijk wordt die pornografie geperverteerd: de seksuele passages vervlieden al snel in Philippes lange, ‘spiralende’ zinnen over seksualiteit en verlangen die weinig tegenspraak dulden. Hoewel je je afvraagt waarom je telkens dieper diens duisternis inzakt, moet je telkens teruggrijpen op eigen denkbeelden en ervaringen om zijn logica te volgen: meedenken wordt zo medeplichtig worden, besmet geraken en erkennen hoe besmet het denken altijd al was.

De roman laat zo veel vanzelfsprekende ideeën over vrouwen en verlangen de revue passeren, dat zij zich nooit meer achteloos laten denken of lezen

De ascetische manier waarop Philippe zijn logica doordenkt, leidt de lezer immers binnen in een woekering van beelden waarin obsceniteiten, mystiek, economische logica, gemeenplaats en traditionele noties over de geslachtenstrijd elkaar voortdurend aantasten. Het paradoxale gevolg daarvan is dat de pervertering van die beelden onze hedendaagse omgang met seksualiteit zowel besmet als zuivert. De roman laat zo veel vanzelfsprekende ideeën over vrouwen en verlangen de revue passeren, dat zij zich nooit meer achteloos laten denken of lezen (en het is ongelooflijk hoe vaak die zich overal automatisch laten formuleren). Telkens opnieuw komt het vervlochten, vervloekte netwerk opzetten, telkens opnieuw moet je daaruit een uitweg zien te vinden die je daarvan zuivert. Bloeiende Agatha is zo een veeleisende leeservaring, die je echter als geen ander eropuit stuurt om de wereld met twijfels en verlangens opnieuw te ontmoeten.

Hans Demeyer (1987) werkt aan een proefschrift over lichamelijkheid in het vernieuwende Nederlandstalige proza van de jaren 1960 (UGent, FWO), en is redacteur van het literaire tijdschrift nY.

Frank Vande Veire, Bloeiende Agatha, Aalst: Het balanseer, 2013.