Paterson: vreemdeling in eigen stad?

Door Johannes De Breuker, op Mon Dec 19 2016 09:24:13 GMT+0000

Jarenlang was Jim Jarmusch de Amerikaanse king of indie, met films die opvielen door hun Europese toon en dolende karakter. Begin jaren 1980 zette hij zo vanuit de marge van blockbuster-Hollywood onafhankelijke cinema op de kaart. In zijn nieuwe film Paterson vertaalt hij die hippe, vervreemdende filmstijl van weleer naar vandaag. En dat is verfrissend onhip.

Vroeger dacht ik dat Jim Jarmusch een muzikant was. Niet alleen omdat hij met zijn obligate zonnebril en wilde grijze haren op een rockster lijkt, maar ook omdat hij beste maatjes is met Tom Waits, Neil Young, Iggy Pop en John Lurie, een vriendschap die mooi tot uiting komt in Jarmusch's eerste films en de geweldige serie Fishing With John. Deze absurde show over vissen is een mooie kennismaking met Jarmusch. Tijdens de pilootaflevering lokt Jarmusch, begeleid door een mysterieuze voice-over, de kijker mee op vistrip. 'Going fishing?' vraagt hij. Hooked.

Jim Jarmusch (c) Sara Driver

Deze serie dateert alweer van 1991: het jaar dat Johns visbuddy's Dennis Hopper nog de trots van counter culture Amerika was, Tom Waits nog toerde en zijn concerttickets zonder BV-kaart te bestellen waren, Willem Dafoe op het hoogtepunt van zijn carrière was en Matt Dillon alweer op zijn retour. Dat jaar bracht Jarmusch ook het geweldige Night On Earth uit, de film waarin hij zijn blik van de actie wegdraaide en inzoomde op de overgangsscènes. In dit geval: taxiritten in vijf verschillende metropolen, verspreid over vier landen.

Net zoals vissende mannen of reizigers in een taxi weinig sensationeel beeldmateriaal opleveren, is ook Paterson moeilijk spectaculair te noemen. Jarmusch nieuwste film is een poëtisch portret over een onbewogen week uit het leven van de dichter-buschauffeur Paterson (Adam Driver) en zijn dromerige vriendin Laura (Golshifteh Farahani), die als dynamische en ondernemende vrouw bijna Patersons antipode is. Samen met hun Engelse bulldog Marvin woont het tweetal in een knus huisje in Paterson, een slaapstad in New Jersey waarnaar Jarmusch's held is vernoemd.

Veel gebeurt er die week niet, maar voor een dichter als Paterson is er altijd wel iets interessants te zien of te horen tijdens zijn shifts en dagelijkse wandelingen met z'n hond. Normaal is dat een braaf gewoontedier, maar af en toe krijgt hij toch zijn kuren van zoveel alledaagsheid. Wat wil je ook: hoeveel vuurwerk kan je verwachten met zo'n droog personage en zo’n evenwichtige relatie? Niet veel, maar net dan gaat Jarmusch met dat schijnbaar alledaagse aan de haal. Dat is immers z’n ding: mooie portretten van outsiders maken, door die scènes te behouden die bij anderen sneuvelen op de montagetafel.

Niet gek dat Jim Jarmusch, net zoals zijn personages, de eeuwige vreemde eend in de bijt is.

Rebel with a cause

Ook zijn films zijn lastig te plaatsen. Ze vertalen klassieke genres en verhaallijnen naar iets nieuws waardoor ze iets bekends tot iets onbekends omdopen. Gemakshalve kreeg Jarmusch dan maar de stempel van the king of hip of indielieveling opgekleefd. Anderen labelden zijn vroeger werk als punk- of experimentele cinema, omdat hij met een low budget DIY-mentaliteit werkte. Daarnaast refereren zijn films ook vaak aan de structurele cinema van onder andere Stan Brakhage en Michael Snow, iets wat het duidelijkste naar voren komt in Night on Earth. Maar in tegenstelling tot Brakhage en Snow zoomt Jarmusch in op mensen, niet op het medium film zelf.

Een film van Jarmusch herken je dan ook aan zijn helden die vaak een afspiegeling van de cineast zijn. Dat doet denken aan de stijl van zijn Europese meester Wim Wenders. Ook die kiest graag voor buitenbeentjes naar zijn gelijkenis. Maar hun belangrijkste overeenkomst is toch hun gevoel voor out of placement. Zowel Jarmusch als Wenders zijn vreemdelingen in eigen land: Wenders was te Amerikaans voor naoorlogs Duitsland, Jarmusch te Europees voor de V.S. Niet toevallig dat ze elkaar vonden op de set van Lightning over Water (1980), de film die de aftakeling van legendarisch filmmaker Nicholas Ray documenteerde.

Zowel Jarmusch als Wenders zijn vreemdelingen in eigen land: Wenders was te Amerikaans voor naoorlogs Duitsland, Jarmusch te Europees voor de V.S.

De vervreemding die Ray doorheen films als Johny Guitar (1954) of Rebel Without a Cause (1955) vlocht, trok Jarmusch enorm aan. In zijn doorbraakfilm Stranger Than Paradise (1984) sijpelt die vervreemding niet alleen tot zijn personages door, maar toont die zich ook in het decor waardoor proto-slacker Willie (John Lurie) en Allie (Eszter Balint) trekken. Door de knappe zwart-wit fotografie voelt dat landschap afgeleefd en vreemd aan, alsof er net een oorlog woedde. In dat geplunderde decor blijft Willie nog altijd een Hongaarse immigrant, hoe hard hij ook probeert om zich een New York-accent en Amerikaanse gewoonten aan te meten.

In Mystery Train (1989) gebeurt hetzelfde met twee Japanse Elvis Presley- en Carl Perkins-fans die Memphis bezoeken. Zij weten alles van Amerikaanse rock 'n-roll, en toch slaat het rock n-roll mekka tegen. 'Is dit nu de legendarische Sun Studio waar Elvis, Perkins en Cash hun eerste stappen zetten?' voel je hen denken. Die dissonantie en vervreemding voel je in veel van Jarmusch’s films, want door de jaren heen heeft hij de zoektocht naar het vertrouwde in het vreemde (en omgekeerd) goed bestudeerd. Het is alsof hij door de lens en door zijn personages zijn zoekende zelf observeerde om zo zijn plek te vinden. Tijdens zulke zelfreflecterende momenten is Jarmusch op z'n best.

74_Paterson_jdb.jpg

Patersons poëtische blik

Terwijl Jarmusch vroeger met een fisherman's blik keek, op zoek naar rimpels in een rimpelloze omgeving, zoekt hij nu met de ogen van een poeët naar rustige plekken in al de tumult. De stad Paterson is hiervoor de juiste plek. Deze plaats in New Jersey staat er immers om bekend dat iedereen ervan heeft gehoord, maar niemand het ooit heeft bezocht. Niet alleen omdat het aantrekkingskracht mist, maar vooral omdat je het je niet herinnert als je er wél bent geweest. De stad lijkt op elke andere identiteitsloze stad. In Patersons stamkroeg hangt zelfs een wall of fame van notabelen die uit de stad vertrokken zijn.

Het is twijfelachtig of Paterson die wall of fame ooit zal bereiken. Hij mankeert de uitstraling om het als een filmster te maken en om een groot dichter te worden mist hij duidelijk talent. Toch heeft Paterson meer in zijn mars dan te vermoeden valt. Een oude foto toont hem immers als een trotste Amerikaanse soldaat. Het is lang wachten om een glimp van die held te zien, maar als zijn bus in panne valt of enkele kennissen slaande ruzie hebben, staat hij op. Als hij achteraf over deze gebeurtenissen vertelt, laat hij de dichter in hem los en voegt hij nog een extra laagje toe.

Zoals echte dichters geeft ook Paterson (en Jarmusch) het alledaagse liefst een extra zweem bijzonderheid mee, onder de noemer van dichterlijke vrijheid.

Poëzie vs. popcultuur

Dichters worden vaak geroemd voor hun talent om alledaagse dingen mooi te verwoorden, popcultuur voor het spectaculair verpakken van alledaagse dingen. In Paterson speelt Jarmusch hiermee een spel. Zo kiest hij voor een atypisch personage dat dertig jaar terug al over tijd was, terwijl hij toen in zijn films outsiders, slackers en hipsters opvoerde die het vandaag enorm goed zouden doen in series als Girls (2012) en Flaked (2016). Zo schetst de film een heel ander beeld dan de twentysomethings die we gewoon zijn: de hippe, onvermoeibare en ambitieuze millennial.

Net zoals het leven van de Y-generatie op het ritme van de metropool beweegt, is ook Paterson getekend door zijn stad. De keuze voor het rustige en inwisselbaar stadje Paterson is dan ook veelzeggend. Aangezien de metropool in popcultuur de plek bij uitstek is voor generationele groeipijnen zijn kleinere steden helemaal van het scherm verdwenen. Door een grijze protagonist en onhippe stad te kiezen, kalibreert Jarmusch dat door popcultuur gedomineerde wereldbeeld. Hoe? Door het alledaagse met een dosis poëzie te injecteren. Hij wil ons met de ogen van een dichter laten kijken, iets wat Paterson tot één van Jarmusch meest radicale films maakt.

Die poëtische blik is voor hedendaagse kijkers vaak even bevreemdend als de verwarde staar van een buitenlander of toerist. In Paterson voelt alles en iedereen namelijk een tikje vreemd in zijn alledaagseheid. Patersons vriendin Laura is te perfect, enkel haar quiche met Brussels sprouts valt tegen. De bar waarin hij regelmatig zijn biertje drinkt, is te typisch, net zoals zijn casual ontmoetingen te gemaakt voelen. Zelfs de bekende waterval van Paterson lijkt op een kitcherige Hallmark-kaart, zeker in combinatie met de banale gedichten van Paterson in een sierlijk lettertype.

Dichterlijke vrijheid

Paterson (2016)

In Paterson onderzoekt Jarmusch niet langer de marginale outsider of de blik van de inwijkeling, maar focust hij zich op dat wat alledaags is. Op het eerste zicht lijkt dat een grote ommekeer voor de cineast die steevast coole outsiders toonde en vervreemding tot leitmotiv promoveerde, maar in een tijd waarin coole hipsters massaal de steden bevolken en popcultuur conflict boven inzicht plaatst, is het een verademing om eens twee uur naar de alledaagse en tevreden Paterson te kijken die de wereld op een radicaal andere manier bekijkt dat vele andere. Dat zijn dichterlijke fantasieën soms een vreemde waas over dat alledaagse leggen, neem je er graag bij.

Vijfentwintig jaar nadat John Lurie en Jim Jarmusch de indiefilmwereld introduceerden tot de vreemde kunst van het vissen - voor velen toch de saaiste sport ter wereld - doet Jarmusch met dit filmgedicht over het alledaagse in al zijn bijzondere subtiliteiten een wondermooie gooi naar de titel van indieking of the unhip.