Participatie 1: meedoen of mee dóén?

Door Ciska Hoet, op Wed Jul 20 2016 00:59:57 GMT+0000

Sinds ‘participatie’ één van de vijf functies is waar je als kunstorganisatie subsidies voor kan krijgen, lijkt de interesse voor een meer actieve wisselwerking met het publiek sterk in opmars. Dat brengt een spannend nieuw participatielandschap met zich mee, maar ook frustratie en fundamentele twijfel. Want wat is dat eigenlijk, participeren? Rekto:verso doorploegde subsidiedossiers en adviezen en probeert in een vierdelige reeks meer helderheid te scheppen. Om te beginnen: hoe definieer je participatie?

‘Fuck participatie. Weg met dansers met een beperking.’ De woede en teleurstelling spatten van de site, wanneer de Gentse kunstenorganisatie Platform-K online reageert op het nieuws dat ze vanaf 2017 zonder subsidies zullen vallen. De werkplaats voor dansers met een beperking is daarmee één van de 37 kunstenorganisaties die de boeken dreigen te moeten sluiten, ondanks hun ‘voldoende’ op het rapport van de beoordelingscommissies. Met Platform-K verdwijnt de enige plek in Vlaanderen waar dansers met een beperking terecht kunnen.

72_hoet_platformk.jpg‘Participatie’ is een van de vijf nieuwe functies waarop kunstenorganisaties kunnen intekenen als ze een subsidie aanvragen in het kader van het vernieuwde ‘schottenloze’ Kunstendecreet. ‘Ontwikkeling’, ‘productie’, ‘presentatie’, ‘participatie’ en ‘reflectie’ vervangen vroegere categorieën zoals ‘kunstencentrum’, ‘muziektheater’, ‘sociaal-artistiek’ en ‘kunsteducatie’. De voorbije subsidieronde was dus de eerste die alle organisaties beoordeelde in één poule, op basis van hun functie en discipline. Voor pakweg ‘productie’ of ‘reflectie’ is het redelijk duidelijk welke organisaties daarmee bezig zijn, maar voor ‘participatie’ geldt dat al veel minder. Voorheen werd de term vooral geassocieerd met sociaalartistiek werk en kunsteducatie, maar nu kon ook het ‘reguliere’ veld er een speerpunt van maken. Met soms verrassende uitkomsten, zoals het geval van Platform-K illustreert. Uitkomsten die op enkele stevige kinderziektes wijzen, zowel bij de organisaties als de commissies.

Partici-wat?

Want wat is dat eigenlijk, participatie? Welke organisatie kan er prat op gaan? Het antwoord op die vragen durft nogal eens variëren, afhankelijk van hoe ‘streng’ je die term interpreteert. Gaat het enkel om co-creatie, dan wel om elke drempelverlagende maatregel? Kan participatie als praktijk een deel van je werking uitmaken, of is het een principe dat op elk niveau van je organisatie doorgetrokken moet worden? Voor sommigen komt participatie neer op het stimuleren van etnisch-culturele diversiteit. Anderen vinden dat je aan participatie doet als je met je kunst de straat optrekt. En dan zijn er nog degenen die zich afvragen wat eigenlijk het verschil is met ‘publiekswerking’. Veel organisaties en commissieleden leken het spoor soms bijster.

Steeds vaker betrekken organisaties het publiek actief bij hun artistieke verhaal. Daarbij nemen ze afstand van een apolitieke l’art-pour-l’art-poëtica.

Die onduidelijkheid is tekenend voor een sector in evolutie. De functie participatie is het kind van de zoektocht naar nieuwe verhoudingen tot het publiek en de maatschappelijke context. Steeds vaker betrekken organisaties het publiek actief bij hun artistieke verhaal. Daarbij nemen ze afstand van traditionele hiërarchische relaties tussen toeschouwer en kunstenaar, maar ook van een apolitieke l’art-pour-l’art-poëtica. Alleen circuleren er wel heel veel meningen over het hoe en waarom van participatie.

Rekto:verso ging daarom na wat al die organisaties over participatie te vertellen hebben op basis van hun dossiers. Van de 302 organisaties die een dossier indienden, vinkten er 77 de functie ‘participatie’ aan. Daarvan reageerden 62 organisaties positief op onze vraag of we hun dossier mochten inkijken, terwijl nog eens 3 organisaties hun dossier liever mondeling toelichtten. Daarnaast lazen we zowel de definitieve adviezen als de preadviezen en voerden we een aantal gesprekken met zowel grotere als kleine structuren en met enkele commissieleden. Uiteraard sloegen we er ook de beleidsteksten op na. Maar laat ons eerst bekijken waar de term ‘participatie’ vandaan komt.

Uit het verdomhoekje

‘Participatie’ werd voor het eerst gelanceerd in het Algemeen Verslag over de Armoede van 1994. Dat stelde dat armoede niet enkel betekent dat je je rekeningen niet kunt betalen, maar ook dat je niet kan deelnemen aan de samenleving, bijvoorbeeld via cultuur. Daarop ontstonden heel wat initiatieven die kunst, cultuur en participatie aan elkaar koppelden. In 2000 kreeg de term ‘sociaalartistiek’ voor het eerst een plekje in een decreet, en in 2006 kondigde toenmalig cultuurminister Bert Anciaux aan dat hij via een heus Participatiedecreet een speerpunt zou maken van deze functie. Dat flankerend decreet is gericht op ‘de participatie van een breed publiek en bepaalde kansengroepen’ binnen de beleidsdomeinen Jeugd, Cultuur en Sport. De bedoeling van het decreet is om alles wat zich rond participatie ontwikkelt verder te stimuleren, bovenop de inspanningen die binnen het Kunstendecreet zelf al geleverd worden.

72_hoet_aangespoeld sfinks 3.jpgZijn stokpaardje leverde Anciaux geen populariteitsprijs op. Lange tijd was het in de kunstensector bon ton om participatieve projecten stiefmoederlijk te behandelen. Zeker vanaf de jaren 1980, toen de poëtica van de zogenaamde Vlaamse Golf furore maakte in het podiumveld, heette het dat echte kunst autonoom moet zijn en vooral niet ten dienste mag staan van emancipatorische doeleinden.

Tien jaar later is er duidelijk een kentering ingezet. Steeds meer huizen en makers zoeken naar manieren om de kloof met de burger te dichten, door bijvoorbeeld actief de hand uit te steken naar doelgroepen die ze voorheen moeilijk bereikten. Denk maar aan de open manier waarop het Antwerpse gezelschap MartHA!tentatief stedelijkheid is gaan onderzoeken, of aan het Tok Toc Knock-festival waarvoor KVS een jaar lang op verplaatsing ging werken in drie verschillende wijken van Brussel. De trend werd dit jaar bezegeld in de selectie van het TheaterFestival. Met – even inademen – C’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter van het Brusselse gezelschap Forsiti’A staat er voor het eerst een sociaalartistieke productie tussen de meest belangwekkende producties van afgelopen seizoen. Maar ook het feit dat de voorstellingen van Tutti Fratelli tegenwoordig niet alleen in de Roma, maar ook op het Bourla-podium staan te schitteren, is een teken aan de wand. Dat het nieuwe Kunstendecreet participatie niet langer voorbehoudt voor de sociaalartistieke en kunsteducatieve sector, kan je gerust als de ultieme bekroning van deze evolutie beschouwen.

Toch verloopt dat alles niet zonder slag of stoot. Wie bepaalt wat ‘goede’ participatie is? Hoe ver moet je daarvoor gaan? Binnen de kunsteducatie circuleren heel wat uitgewerkte theorieën en modellen. Ook de sociaalartistieke sector ontwikkelde de voorbije vijftien jaar vele methodieken die kwetsbare groepen bij kunst en cultuur betrekken. Die doelgroepen zijn vaak mede-eigenaar van het hele artistieke proces en bepalen dus mee het eindproduct. Voor veel reguliere huizen is zo’n co-creatief traject echter te hoog gegrepen, niet het minst omdat dit hun eigen poëtica op losse schroeven zet.

Het kader dat de overheid bood, liet behoorlijk veel ruimte voor interpretatie.

Maar ook hier begint een en ander te bewegen. Tom Rummens van HETPALEIS: ‘Ik ben ook maar een hoogopgeleide witneus. Helemaal loslaten lukt wellicht niet, maar ik wil mijn kwaliteitseisen graag openstellen uit nieuwsgierigheid naar wat dat risico voort zal brengen.’ Samen met HETPALEIS kiezen heel wat organisaties ervoor om hun koudwatervrees te overwinnen en met volle goesting participatieve toekomstplannen uit te tekenen. Alleen liet het kader dat de overheid hen daarvoor bood, behoorlijk veel ruimte voor interpretatie.

De grijze zone

‘Er bestaat een grijze zone tussen enerzijds “publiekswerking" en soms zelfs "publiekswerving" en anderzijds “participatie”,’ mailt Marc Verstappen, algemeen directeur van Villanella. Ook Paul Craenen, directeur van Musica, verwoordt de vertwijfeling die heerst bij heel wat van zijn collega’s: ‘Er is veel begripsverwarring rond de betekenis van de term “participatie”.’ Patrick De Groote, artistiek leider van de Zomer van Antwerpen, merkt na de sceptische beoordeling van zijn dossier dan weer op dat ‘wij wél participatief te werk gaan, alleen denkt het ministerie daar blijkbaar anders over.’

72_hoet_zomerfabriek.jpgHet Kunstendecreet zelf geeft op het eerste gezicht een zeer brede invulling aan participatie. Letterlijk staat er te lezen dat het gaat om ‘het ontwikkelen en toepassen van visie, concepten en processen die bijdragen tot de participatie, zowel als actieve deelname aan kunst als het confronteren met kunst, met aandacht voor maatschappelijke en culturele diversiteit.’ Wie vervolgens nagaat wat de criteria zijn om aan de kwaliteitsvoorwaarden te voldoen, komt echter bij een wat nauwere definitie uit. Daar is er sprake van ‘participatieve concepten en methodieken’, ‘procesbegeleiding’ en ‘betrokkenheid van de deelnemers’.

De beoordelingscriteria die online staan, verengen de definitie verder. Er blijkt namelijk begeleiding voorzien te moeten worden door ‘een of meerdere professionele kunstenaars’ en ‘actieve participatie’ van de deelnemers staat centraal. Al volgen daarop dan weer de voor interpretatie vatbare zinnen: ‘zij zijn (mogelijk) betrokken bij de uitwerking of realisatie en evaluatie van projecten of activiteiten. De kwaliteit van dit participatieproces kan afgetoetst worden aan bijvoorbeeld het vernieuwende karakter ervan of de meerwaarde voor het veld.’ Want door die ‘mogelijk’ tussen haakjes te zetten en een ‘bijvoorbeeld’ in te voegen kan je met deze zin weer alle kanten op.

Definities zijn er dus in overvloed. De ‘memorie van toelichting’ bij het decreet onderstreept dat participatie gaat om ‘het toegankelijk maken en het actief betrekken van diverse publieken’. Je leest er niet alleen dat ‘de betrokkenheid van de doelgroep en de procesmatige benadering even belangrijk zijn als het artistieke resultaat’, maar ook: ‘De functie “participatie” neemt het publiek als uitgangspunt. Dit onderscheidt “participatie” van de publiekswerkingstaak bij de functie “presentatie”, waar het artistieke resultaat als uitgangspunt wordt genomen’. Information aficionados kunnen overigens nog terecht bij de Visienota van minister Gatz. Daarin vermeldt hij onder meer het ontwikkelen van intercultureel talent, het verhogen van de culturele geletterdheid van het publiek, co-creatie, empowerment van kansengroepen, projecten in het kader van stadsontwikkeling en een divers personeelsbeleid. Volgt u nog? Uit de subsidiedossiers blijkt alvast dat zoveel richtlijnen even zoveel verschillende invullingen opleveren.

Deelnemen en deelhebben

Om te begrijpen waar die uiteenlopende definities vandaan komen, moeten we teruggrijpen naar de dubbele betekenis die onder Anciaux ontstaan is. Enerzijds wees de toenmalige minister van Cultuur bij zijn lancering van het idee participatie de ‘ascetische elite’ met de vinger: die moest volgens hem dringend haar ivoren toren verruilen voor een breder bereik bij Jan met de pet. Te weinig Vlamingen participeren aan gesubsidieerde cultuur, zo stipuleerde Anciaux. Hij vond het hoog tijd om het publiek te verruimen en meer volk aan te spreken. Anderzijds ondersteunde de minister de prille sociaalartistieke sector die co-creatieve methodieken introduceerde die gericht waren op het actief betrekken van kansengroepen. Anciaux benoemde die tweedeling toen zelf als het verschil tussen ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’, of ‘meedoen’ (cultuurparticipatie) en ‘mee doén’ (co-creatie).

Onder cultuurparticipatie valt sindsdien eerder de instrumentele benadering die gericht is op het wegnemen van drempels en toeleiding naar de kunsten. Onder co-creatie zit de fundamentele participatieve benadering die uitsluiting wil tegengaan. Dat hele spectrum zit nog steeds vervat in het decreet, maar wordt niet geëxpliciteerd. Zo kom je uit bij beleidsteksten die zowel spreken over het wel erg rudimentaire ‘confronteren met kunst’ als over ‘begeleiding door een professionele kunstenaar’. Raak daar maar eens uit wijs, als je een dossier wil indienen. Dat de subsidieslag chaotisch zou worden, stond in het decreet geschreven…

In deel 2 van dit vierluik lees je hoe de kunstenorganisaties deze puzzel hebben opgelost. Of kom je er op 2 september live mee bemoeien op het Grote Participatiedebat tijdens het TheaterFestival.

Ciska Hoet is theaterwetenschapper en directeur van RoSa.