Over gele negers en zwarte Algerijnen in de nieuwe strip van Yvan Alagbé

Door op Fri Sep 07 2012 08:29:28 GMT+0000

Yvan Alagbé, maquisard van de continentale striproman, bundelde recent een aantal kortverhalen rond zijn vaste thema’s: immigratie, onderdrukking en koloniaal verleden. Nègres jaunes et autres créatures werd een van de betere uitingen van het hedendaagse, alternatieve stripgebeuren.

53_Conard.jpgYvan Alagbé is een van de oprichters van het alternatieve stripgeweld Amok. In 2002 ging dit Franse label in zee met het al even rebelse Brusselse Fréon. Het toenmalige Frémok heet tegenwoordig gewoon FRMK. Dit collectief legde de grondvesten van de artistieke striproman: ze visten veteraan Alex Barbier op en herdrukten Lewis Carroll in facsimile. Thierry Van Hasselt vernieuwde het medium via de schilderkunst, Olivier Deprez deed dat met houtsnedes (zie bijvoorbeeld Le Château naar Kafka) en Frédéric Coché en Vincent Fortemps infiltreerden vanuit de etstechnieken. Met zogenaamde high brow-praktijken – zowel op grafisch als narratief vlak – stuwden deze auteurs het Europese stripgebeuren in een nieuwe richting. Alagbé zelf publiceerde vooral geëngageerde kortstrips in onder meer scherpe bladen als Le Cheval sans tête. Enkele daarvan bracht FRMK nu samen in de frisse potpourri Nègres jaunes et autres créatures.

MARIO DE POLITIEMAN

Meet Mario, Sam, Alain, Claire en Martine. Het lijken namen uit een Franse soap, maar dan wel één over de banlieue. In Nègres jaunes onthult Yvan Alagbé, zelf issu de l’immigration, het (over)leven van enkele immigrés in de postkoloniale terre d’accueil. De cover toont een door schijnbaar blanke handen gewurgde negerkop.Wie het stripboek omdraait, linkt de handen aan een besnorde bejaarde, die op zijn beurt zwarte pollen naar zijn keel ziet kruipen. De toon is meteen gezet.

Wie zich verder waagt aan de helse lectuur die Alagbé biedt, ontdekt dat de backcover-figuur Mario heet en één van die zeldzame _Algériens_is die het naoorlogse regime inzette om het FNL (het toenmalige Algerijnse bevrijdingsfront) op Franse bodem de kop in te drukken. Mario kan terugblikken op een fijne carrière in het leger en bij de politie en loopt daar nu wat getraumatiseerd van rond. Hij duikt ongevraagd het leven van Alain en Martine binnen, twee _Françafricains_die een onbeduidend huurappartement delen met Sam, de schetsende mulat die nu en dan opduikt als alter ego van de auteur. Martine wacht op haar man die aan het Afrikaanse thuisfront haar opgestuurde geld opdoet aan andere vrouwen. Alain heeft evenmin papieren maar wel een amoureuze relatie met Claire, een blanke Française die dat maar eens moet uitleggen aan haar familie ... De strip begint trouwens min of meer met: ‘J’y crois pas ... ma propre fille ... avec un nègre! Comment t’as pu me faire ça? Comment?’Dat doet denken aan de strip De maagd en de neger van Judith Vanistendael, maar dan zonder begripvolle middenklassers.

MEESTERLIJKE VARIATIES

Dit soort literaire welsprekendheid is men niet gewoon in stripland

Zo geschetst lijkt Nègres jaunes wel een jolig avontuur vol vermakelijke sukkeleirs. Integendeel, Alagbés betoog is droog en hard in zijn onversneden oprechtheid: geen goeden of slechten noch politieke correctheid, enkel een complex opbouwend relatierelaas from inside. Om geen al te sentimentele blik op zijn personages te werpen, verschuift Alagbé geregeld de focus. Nu eens volgen we het pad van Alain, dan weer het denkspoor van Mario of de beleving van tekenaar Sam, die zich afzijdig houdt, maar alles op papier zet.

Bovendien wisselt de verteller het directe discours van de dialogen af met een poëtische kadertekst, een voice-over in de derde persoon of een_monologue intérieur_ in de ik-vorm. Alagbé hanteert die wissels met precisie en bereikt er een licht bevreemdend en intrigerend effect mee. Dat is op zich al bijzonder, want dit soort literaire welsprekendheid is men niet gewoon in stripland – of het zijn de immense lappen tekst van Alan Moore of de gezwollen fragmenten die bij romanverstrippingen zijn blijven plakken.

... IN ZWART-WIT

53_Conard2.jpgOok hoe Alagbé zijn teksten vormgeeft, getuigt van een sobere en uitgekiende variatie. Handgeschreven ballonteksten, soms bewust wat scheef gezet, contrasteren met expressievere klankbeelden en typografische inserts (zoals een archiefstuk van de Frans-Algerijnse politiemacht). Alagbés werk drijft op een krachtige grafische stijl, die de strenge vereisten van het zwart-wit ten volle benut. Hij kan zich die typische, ingewikkelde narratieve registers permitteren juist dankzij een meesterlijke pen in de traditie van Pratt, Muñoz en Baudoin, ook verwant met generatiegenoten zoals Marko Turunen en Andrea Bruno. Bijzonder bij Alagbé is het terugkerende contrast tussen grove, korrelige zwartpartijen en haarfijne contourlijnen rond uitgespaarde witruimtes. Zo schippert zijn figuratie tussen haast fotografisch realisme en expressieve inktvlekken, steeds ten dienste van een erg gevoelsmatige vertelling. Hij schuwt dan ook niet enige abstractie zoals in het ontroerende kortverhaal Dyaa, het eclecticisme zoals in het komische La valise of de expliciete herwerking van fotografisch materiaal zoals in Carte postale de Montreuil.

Kortom, Alagbés Nègres jaunes is een met aandacht en bescheidenheid uitgegeven boek waar het grafische betoog op intelligente wijze dialogeert met de narratieve thema’s. Alagbé trekt bewust de politieke kaart, maar vervalt nooit in de gemakkelijke karikatuur, hij werkt steeds delicaat en humaniserend. Op de grens tussen fictie, sociale kritiek, tekening en biografie vormt zijn recente stripboek een werkelijk contemporain ‘document’.

Yvan Alagbé, Nègres jaunes et autres créatures, FRMK, 2012, 104 blz, ISBN 978-2-930204-63-5.

Sébastien Conard is stripauteur en doet artistiek onderzoek naar de beeldroman.