Over België en andere dode beesten

Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De dag dat God België heeft geschapen, was hij een beetje in een jolige bui. Het grote werk zat erop, er moesten alleen nog hier en daar wat gaatjes worden opgevuld. Omdat zijn aandacht wat begon te verslappen, legde hij zichzelf die dag ook enkele onnozele taken op, waaronder het bedenken van een paar concepten en stromingen waarvan de naam moest eindigen op '-isme'. Toen hij het surrealisme had bedacht, verscheen er een brede grijns op zijn gezicht. 'Laat ons dat maar aan de Belgen toevertrouwen', galmde Hij.

Een gevolg daarvan werd zichtbaar tijdens de émission spéciale die de nieuwsdienst van de RTBF op 13 december 2006 uitzond. Er is geen land ter wereld dat zichzelf zo weinig serieus neemt dat het zijn bewoners doet geloven dat het niet eens meer bestaat, maar bij ons hebben een paar heel serieuze journalisten van een heel serieuze zender die prestatie toch geleverd. Applaus op alle banken zou je denken, maar een select clubje professionele zeikerds achtte het toch noodzakelijk om de dag nadien met fiks gestrekte vingertjes te zwaaien: ook dat hoort bij de Belgische folklore. We troosten ons met de gedachte dat binnen een paar jaar zelfs de zuurste pruim hard met de stunt zal kunnen lachen, want dit land heeft 'sappige stoemp van feit en fictie' nu eenmaal tot nationaal gerecht gekozen.
Op dat gerecht heeft België misschien wel een patent, maar dat wil nog niet zeggen dat ze er elders niet mee mogen experimenteren. Terwijl wij op televisie met gedrochten als de 'docuficties' Kaat & Co en 16+ zitten opgescheept, hebben ze in Groot-Brittannië onlangs weer een grandioos programma gelanceerd. Prehistoric Park lijkt op eender welke andere gewone natuurdocumentaire, maar óók op onversneden science fiction zoals Steven Spielbergs film Jurassic Park.
Wat hebben de nep-reportage van de RTBF en de brullende beesten van Prehistoric Park met elkaar gemeen? Het antwoord luidt: de schijn. En wat, mijn waarde landgenoten, is er schoner dan de schijn?

CECI EST UNE FANTASTISCHE FICTION

'La Flandre va proclamer unilatéralement son indépendance.' Met dat zinnetje begint de nu al legendarische reportage van de RTBF. Het wordt uitgesproken door nieuwslezer François de Brigode, en wordt meteen daarna gevolgd door het gerinkel van een telefoon. De Brigode verontschuldigt zich tegenover de kijker, neemt de telefoon op, legt nog geen halve seconde later de hoorn terug op de haak en verklaart vervolgens met een uitgestreken gezicht: 'Voilà, on me confirme d'ailleurs à l'instant par téléphone que des événements de plus haute importance se déroulent.'
Wie de reportage van de RTBF achteraf bekijkt, bescheurt zich van het lachen. Wanneer na een paar minuten de laconieke mededeling 'Ceci est une fiction' op het scherm verschijnt, heb je immers al een karrenvracht overduidelijke aanwijzingen gekregen dat dit geen echte nieuwsuitzending kan zijn geweest, te beginnen met dat belachelijke telefoontje van de nieuwslezer. Toch geloofde zowat heel tv-kijkend Wallonië de reportage, waardoor de Franstalige openbare omroep onder een lawine van paniekerige (en nadien verontwaardigde) telefoontjes werd bedolven.
Toen Vlaanderen de dag nadien ontwaakte, wentelde het zich in zijn eigen vetgemeste arrogantie. Hoe konden die achterlijke Walen nu zo dwaas zijn om die flagrante onzin te geloven? Sommigen, waaronder nogal wat politici, zelfverklaarde 'analisten' en 'opiniemakers' voegden er het antwoord meteen aan toe: omdat ze ten zuiden van de taalgrens gemanipuleerd zijn door hun maffiose politici en oubollige media, die Vlaanderen al jaren consequent als broeinest van extreem-rechtse en ultra-separatistische ideeën afschilderen.
Dat soort analyses van het verenigde legioen der praatjesmakers komt in feite altijd te vroeg én te laat. Te vroeg komen ze uiteraard omdat de media hun slachtoffers al lang niet meer de tijd gunnen om een en ander even rustig te overpeinzen. Zeker in dit soort vermeende crisissituaties wordt van hoge bomen nu eenmaal verwacht dat ze de ene interessante mening na de andere uit hun kruin weten te schudden. Wat al die supersnelle, mediagenieke reacties bijgevolg met elkaar gemeen hebben, is dat ze vluchtig en kleurloos zijn als ether, en daardoor eigenlijk ook waardeloos. Maar de Grote Meningenmachine komt dus tegelijk ook altijd veel te láát op gang, want als hun analyses dan toch zo correct zijn, dan zouden de eeuwige klokkenluiders in het vervolg eens wat eerder alarm moeten slaan, verondersteld dat ze met hun analyses ook eens iets constructiefs willen aanvangen. In tempore non suspecto heb ik hier niemand over de Waalse media horen klagen, maar dat komt dan natuurlijk weer door het gruwelijke breaking news-syndroom: als er geen crisis gaande is, valt er ook niets te melden.
Het enige wat de mockumentary van de RTBF duidelijk heeft gemaakt, is dat je elke fictie als een feit kunt voorstellen, en dat je ons met andere woorden werkelijk alles kunt wijsmaken. Met 'ons' bedoel ik inderdaad ook u en mij, want wie gelooft dat de meerderheid van de Vlamingen zich door een gelijkaardig opgezette fake-reportage van de VRT niet zou laten vangen, is ziende blind. De inhoud van de leugen hoeft niet eens geloofwaardig te zijn, als de vorm maar goed zit. Onderbreek Witse op zondagavond (please do!) om Siegfried Bracke en Martine Tanghe in een 'speciale nieuwsuitzending' te laten beweren dat Prins Laurent met een revolutionaire wetenschappelijke ontdekking voor een cruciale doorbraak in de strijd tegen AIDS heeft gezorgd, en iedereen zal het geloven.
Juist dát is zo een formidabele gedachte: dat we ondanks de Verlichting, ondanks al onze kennis en al ons daaruit voortgekomen cynisme, ondanks al onze angsten, onze permanente argwaan en ons inzicht in de manipulatieve mogelijkheden van de media toch nog ongeveer in alles kunnen geloven.

BOB DE BROEDER

Een maand voor de RTBF-reportage het land op zijn modderige grondvesten deed daveren, belandde ik lusteloos zappend op Nederland 3, waar een guitige veertiger met het enthousiasme van een springerige tiener commentaar gaf bij een ongelofelijk spektakel. Iets wat ik op dat moment alleen maar met de term 'megakrokodil' kon benoemen veerde plots vervaarlijk uit de zee op en sleurde vervolgens tussen zijn gigantische kaken een onmenselijk mooi prehistorisch beest terug mee het water in. 'Look at that!', stamelde de man vol ontzag, terwijl hij de brute natuurkracht met open mond stond te aanschouwen. 'I am looking', prevelde ik, 'I am'.

Toen het programma tien minuten later was beëindigd, deelde men mij mee dat ik net naar het slot van de laatste aflevering van Prehistoric Park had zitten kijken, een documentaire wildlife-serie van Impossible Pictures Limited. Ik was meteen verkocht. Hoe dat kwam? Omdat ik alles geloofde wat ik zag, ook al was het allemaal gelogen. En omdat ik mij ondertussen van dat laatste ook wel volledig bewust was geweest, natuurlijk.
In Prehistoric Park keert Nigel Marven — een soort kruising van MacGyver en Indiana Jones — zes afleveringen na elkaar terug in de (oer-)tijd om enkele diersoorten van het uitsterven te redden. Dat doet hij door ze met hem mee te nemen wanneer hij naar onze tijd weerkeert. De beesten kunnen vervolgens in een heel bijzonder dierenpark voortleven, met name in het prehistorische park waarnaar de titel van de reeks verwijst.
In de eerste aflevering staan dinosauriërs centraal. Marven slaagt erin om twee tyrannosaurussen, een kudde Ornithomimussen (een soort struisvogelachtigen) en een triceratops (of driehoorn) te gaan kidnappen. Ook in de volgende episodes brengt hij nog een hoop dino's mee, maar ook een mammoet, een elasmotherium (eenhoorn), een sabeltandtijger (smilodon) en een deinosuchus, wat ik eerder dus een 'megakrokodil' had genoemd. Het Prehistoric Park krijgt er op die manier telkens meer bewoners bij, en vergaart uiteindelijk een bont gezelschap waarnaast de zoo van Antwerpen met zijn depressieve nijlpaarden en fletse flamingo's bleek afsteekt. De scènes die zich in het park zelf afspelen spreken daardoor minstens even veel tot de verbeelding als de passages waarin Marven in het Jura of het Krijt rondloopt om de dieren te gaan oppikken.
In die parkscènes is het overigens niet Nigel Marven die de hoofdrol speelt, maar parkwachter Bob. Bob heet eigenlijk Rod Arthur en heeft in tegenstelling tot Marven en de leden van zijn crew in het echte leven niets met beestjes vandoen. Het is Bobs taak om voor de meegebrachte titanosaurussen reusachtige omheiningen te bouwen, gepast voedsel aan te leveren voor de troödons en desnoods zelfs dino-eieren te helpen uitbroeden. Bob doet dat zoals je van iemand met zijn beroep kunt verwachten: voortdurend mopperend en klagend over Nigels wilde plannen en jeugdige onbezonnenheid, maar tegelijk zo vertederd door de beesten dat hij op zijn beurt zelf ook vertedert.

HET LEVEN ZOALS HET WAS

Het is niet alleen een fantastische gedachte dat je een dierenpark met levende prehistorische wezens zou kunnen bezoeken, Prehistoric Park brengt ook schitterend in beeld hoe het zou zijn om zo'n merkwaardige zoo te moeten runnen. Het is in de parkpassages dat de serie het zwoelste flirt met het reality-genre: wie niet weet dat er geen schrikvogels meer bestaan en net als ik nietsvermoedend halverwege het programma invalt, zou best kunnen geloven dat hij naar een Britse versie van Het leven zoals het is: de zoo zit te kijken, wanneer hij de knorrige Bob voor de zoveelste keer een nieuwe beschutting voor de titanosaurussen in elkaar ziet knutselen.
De grote overtuigingskracht van deze serie is uiteraard niet in de laatste plaats te danken aan het feit dat de producenten over een ontzettend groot budget konden beschikken. Het geld werd goed besteed: Prehistoric Park blinkt uit door adembenemend digitaal stuntwerk, schitterende settings en een scenario waar de gemiddelde Vlaamse cineast alleen maar van kan dromen.
Met geld alleen red je het echter niet. De geloofwaardigheid van de serie wordt minstens even veel in de hand gewerkt door het acteerwerk van Nigel Marven en zijn team. De eerste keer dat je een episode van de serie ziet, geraak je meteen zo in het verhaal meegesleurd dat je zou vergeten dat Marven en de zijnen eigenlijk achter een blauw scherm of een nadien uitgewiste collega moesten aanhollen, telkens wanneer ze zogezegd een prehistorische diersoort opjagen. Wanneer je later die bedenking toch gaat maken en je nog eens met die ogen naar een aflevering zit te kijken, dan kun je alleen maar concluderen dat ze die Marven dringend een Oscar moeten geven. Voor alle duidelijkheid: Marven is in feite in de eerste plaats een botanicus, dan een ornitholoog en vervolgens een zoöloog. Een auteur is hij misschien nog wel — want zijn werk voor televisie leidde ook tot enkele spin-offs in boekvorm — maar op zijn identiteitskaart staat naast 'beroep' in geen geval 'acteur'.

FICTIEDOCUFICTIE

Wie een werk van fictie produceert, construeert vaak een fictieve wereld die sterk op de werkelijkheid lijkt zoals we die kennen. De werkelijkheid is dan het middel om de fictie aannemelijker te maken. Prehistoric Park doet precies het omgekeerde: door allerlei spannende avonturen in scène te zetten, leert Nigel Marven je alles over een dierenrijk dat miljoenen jaren geleden ten onder is gegaan. Prehistoric Park is door zijn geweldige scenario's en zijn charismatische hoofdpersonage niet alleen ontzettend (ont-)spannende televisie, maar ook een erg interessante hybride tussen feit en fictie.
Het idee dat er tussen feit en fictie een duidelijke grens zou lopen, is al een hele poos voorbijgestreefd. Toch zijn genres als faction, literaire non-fictie en reality-televisie — die het al dan niet bestaan van die grens voortdurend in twijfel trekken — nog altijd erg modieus. Juist daarom is het best vreemd dat maar weinig televisieprogramma's het procédé van Prehistoric Park hanteren, toch niet op zo een overtuigende manier. Dat procédé bestaat erin dat fictionele elementen (Nigel reist door de tijd en komt overal beesten tegen) de vorm aannemen van de werkelijkheid (de reeks neemt alle formele elementen van de gewone natuurdocumentaire over) om uiteindelijk iets over de veronderstelde werkelijkheid (de prehistorie) te vertellen.
In dat laatste aspect verschilt deze reeks van andere experimenteel bedoelde programma's zoals Kaat & Co, die fictie weliswaar ook presenteren in de vorm van een documentaire, maar uiteindelijk toch de fictie zelf als doel hebben. Wie nog eens een gruwelijke term wil introduceren, zou kunnen zeggen dat Prehistoric Park in tegenstelling tot die programma's geen 'docufictie' is, maar een 'fictiedocu'. Deze serie wil op het einde van de rit immers toch wetenschappelijk correct en bijgevolg educatief zijn. Marven is een product van de oerdegelijke Bristol University en de al even betrouwbare BBC National History Unit, en zou dus nog liever een arm afstaan dan in zijn programma's onzin uit te kramen. Voor Prehistoric Park werd dan ook onnoemelijk veel wetenschappelijke research gedaan, en het programma heeft op zijn beurt het onderzoek naar en de academische belangstelling voor prehistorische fauna en flora weer nieuwe impulsen gegeven.
Uiteraard onderscheidt Prehistoric Park zich door zijn nobele doel om het volk te onderwijzen ook van rasechte fictie als Jurassic Park, de film van Steven Spielberg (1993) die op de gelijknamige roman van Michael Crichton (1990) is geïnspireerd. Die film zorgde ook voor een enorme dino-hype, maar dan eentje die zich vooral in speelgoedwinkels afspeelde: wie in het vorige decennium kinderen in huis had rondlopen, struikelt nu nog altijd geregeld over een of andere plastic T-Rex die in de speelkamer is blijven rondslingeren. De vergelijking met de film verplicht mij nota bene om nog één keer op de puike acteerprestaties van Marven en de zijnen te wijzen. Het is niet omdat Spielberg op het voorhoofd van zijn acteurs zowat permanent valse zweetdruppels liet parelen — kijk eens hoe bang ze zijn voor al die gevaarlijke dino's! — dat ze daarom ook sterker gingen acteren.

HOERA VOOR HET GELOOF!

Van fictie wordt vaak beweerd dat ze pas werkt als ze de kijker, de lezer of de luisteraar tot de willing suspension of disbelief weet te bewegen. Zo geformuleerd lijkt het alsof er nogal wat moeite moet worden gedaan om ons de premissen van de fictie te doen aanvaarden, zeker als die premissen feitelijk onmogelijk zijn. De schijnreportage van de RTBF en een serie als Prehistoric Park doen echter vermoeden dat fictie echt niet zoveel weerstand hoeft te overwinnen: we wíllen niets liever dan geloven.

Geef ons maar weer een Groot Verhaal, een Idool 2007, een Beste Belg. Geef ons 'Mia' van Gorki, tien keer Clouseau in het Sportpaleis en drie (veel te lange en met wansmakelijk religieuze symboliek beladen) verfilmingen van Tolkiens proza, want Wij Willen Geloven. Dus leve Harry Potter, leve Bono, leve Frank Beke, leve het leven! Ik wil uiteraard niet gezegd hebben dat de Walen er stiekem van dromen om door de Vlamingen in de steek te worden gelaten. Ik denk alleen dat ze net als wij weer in een periode leven dat ze heel erg vatbaar zijn voor de kracht van fictie en verhalen: als de RTBF had beweerd dat de Waalse regering er plots voor had gekozen om het gewest bij Frankrijk aan te sluiten, dan hadden ze het ook geloofd.
Dat we plots weer heel wat meer onzin kunnen en willen pikken dan een tijdje geleden, wordt in Prehistoric Park subtiel zichtbaar wanneer je de serie vergelijkt met Walking with Dinosaurs, een zeer gelijkaardige en bij ons veel bekendere serie waaraan Nigel Marven ook heeft meegewerkt, met name aan de afleveringen 'The Giant Claw', 'Land of Giants', en 'Sea Monsters' uit 2003. Daarin keerde Marven ook terug in de tijd om uitgestorven dieren te gaan spotten, al bracht hij ze toen niet terug mee naar onze tijd. Wat opvalt, is dat in die reeks niet getoond werd hoe hij door de tijd reisde, hij was gewoon plots in een era dat door dino's geregeerd werd, en dat was op zich al spectaculair genoeg.
In Prehistoric Park toont Marven wél hoe zijn eigen teletijdmachine eruit ziet: hij stopt — echt waar — twee zwarte paaltjes in de grond, draait er eens aan en stapt er dan gewoon netjes tussendoor. Hoe die paaltjes precies weten naar welk illuster tijdvak Marven wil gaan of welke plek op aarde hij wil bezoeken (want hij gaat zowel naar Zuid-Afrika als Schotland en Siberië), weten we niet. Blijkbaar volstaat het dat je ertussen loopt om te belanden waar je heen wilt. Schitterend is dat, ook al omdat er geen woord aan vuil wordt gemaakt. In de eerste aflevering plant Marven de dingen gewoon stilzwijgend neer, en weg is-ie. Je staat erbij en kijkt ernaar … en je gelooft het nog ook.

DE schijn van het zijn

Nigel Marven en de makers van Prehistoric Park leverden met hun programma een briljante tour de force. Ze verdunnen de historische feiten door er een kluts schone schijn aan toe te voegen. Die fictie doet de feiten glanzen, en naar die glans lijken we weer meer en meer op zoek.
Philippe Dutilleul, het brein (of volgens sommigen: de idioot) achter de reportage van de RTBF, stelde kort na zijn stunt op de televisie een boek voor met de titel Bye Bye Belgium. Dutilleul beweerde over dat boek dat hij het wel moest uitbrengen, omdat je als televisiemaker nu eenmaal met een aantal beperkingen te kampen hebt die op papier niet bestaan. Om het boek te schrijven, had hij een beroep gedaan op mensen die naar eigen zeggen veel competenter dan hemzelf zijn, 'om de zaken helder voor te stellen'.
Dutilleul heeft het helemaal mis. Er was geen enkel medium zo geschikt om tot de kern van zijn betoog te kunnen komen als de schijndocumentaire die hij voor de televisie heeft bedacht.
Welk effect de reportage op de al dan niet feitelijke scheiding van Wallonië en Vlaanderen zal hebben, valt voorlopig af te wachten, maar dat ze in Wallonië bij elke volgende staatshervorming aan 13 december 2006 zullen terugdenken, staat nu al vast. Dat Dutilleul wel degelijk het doel bereikt heeft dat hij voor ogen hield (het communautaire debat aanwakkeren en uitdiepen), lijdt ook geen twijfel. Voor heel wat Walen leek 13/12 even hun eigen 9/11 te worden. Hun paniek was onnodig, maar dankzij Dutilleul hebben ze nu wel een enorme voorsprong in vergelijking met de Amerikanen in 2001: dankzij de fictie zijn ze mentaal op de mogelijke feiten voorbereid.
Door de (eventuele) toekomst brutaal in het heden te introduceren, heeft de RTBF zijn kijkers een surreële glimp van die toekomst gegund. De Britten doen het precies andersom. Om te tonen hoe het er vroeger uitzag, sleurt Nigel Marven het vleesgeworden verleden mee naar het heden, naar zijn Prehistoric Park. Zo maken Marven en Dutilleul een tegengestelde beweging in de tijd, waardoor ze de aandacht heel even afleiden van waar het uiteindelijk uiteraard allemaal om draait, het hier en nu. Al is ook het heden uiteraard niets meer dan schone, wonderschone schijn.