Op zoek naar het perfecte geluid

Door Melle Kromhout, op Fri Dec 12 2014 08:24:30 GMT+0000

Meer dan zes miljoen dollar haalde rockster Neil Young vorig jaar op Kickstarter op voor de ontwikkeling van ‘Pono’, een revolutionaire mobiele drager voor ‘zeer hoge resolutie’-geluidsbestanden. Volgens de ontwikkelaars klinkt muziek met Pono alsof je er in de studio bij zit. Maar is dit echt de volgende stap richting het ‘perfecte geluid’? Of toch een klassiek geval van de nieuwe kleren van de keizer?

In de inleiding van zijn zeer lezenswaardige boek Perfecting Sound Forever (2009), over de geschiedenis van de geluidsopname, beschrijft de Amerikaanse journalist Greg Milner hoe hij op bezoek gaat bij iemand die in het bezit is van de Caliburn: een platenspeler van 90.000 dollar. Met zijn combinatie van de meest exclusieve materialen en de meest geavanceerde technologie moet dit apparaat de best denkbare geluidskwaliteit produceren.

Milner luistert naar enkele van zijn meest geliefde platen en beschrijft hoe de hem zo bekende muziek inderdaad klinkt als nooit tevoren: hij hoort een diepte en een intensiteit die hem de adem benemen, met details die hij nooit eerder opmerkte. Maar hij plaatst ook enkele cruciale kanttekeningen. Ten eerste vond hij niet dat het ‘live’ klonk. ‘En ik denk ook niet dat iemand met eenentwintigste-eeuwse oren een ander idee zou hebben.’ Hedendaagse luisteraars verwachten inderdaad niet iets dat ‘levensecht’ klinkt, ze luisteren immers naar een opname. En geluidsopname is een studiokunst. Ten tweede, schrijft Milner, bleef dat astronomische bedrag maar door zijn hoofd spoken. Dat maakte het haast onmogelijk om onbevooroordeeld te luisteren, want hij ‘wilde zo graag een transcendente ervaring hebben’.

Pono for president?

Aan deze anekdote moest ik denken toen Neil Young in maart 2014 het langverwachte nieuwe Pono-systeem aankondigde: een mobiele, digitale geluidsdrager die in staat is om ‘zeer hoge resolutie’-bestanden af te spelen. Omdat het gebruik maakt van digitale bestanden die veel meer informatie bevatten dan reguliere cd’s en mp3’s, claimt Pono (Hawaïaans voor ‘rechtvaardig’) dat het de ‘next best thing to live music’ is. Dankzij zijn ‘ongeëvenaarde geluidskwaliteit en dito luisterervaring’ levert het apparaat een ‘sublieme muzikale ervaring’. Met de slogan ‘your soul rediscovers music’ laten Young en consorten zien waar het hen om te doen is: de terugkeer naar een tijd waarin muziek klonk zoals bedoeld en misschien nog wel beter. In vele opzichten is Pono dus de digitale evenknie van de Caliburn.

© Marijn Dionys

Het valt momenteel nog moeilijk te voorspellen in welke mate dit idee van ‘zeer hoge resolutie’-audio door zal zetten, maar het prille succes van Pono heeft andere fabrikanten wel wakker geschud. Onlangs kondigde Sony een nieuwe ‘walkman’ voor ‘hoge resolutie’-bestanden aan. En hoewel ze met de iPhone 6 nog niet overstag zijn gegaan, zijn er hardnekkige geruchten dat ook Apple werkt aan de mogelijkheid om muziek in hoge resolutie op iTunes aan te bieden. Volgens sommigen is zeer hoge resolutie daarom wel degelijk de onvermijdelijke volgende stap in de ontwikkeling van geluidsreproductie.

Er woedt sinds de lancering van Pono een verhitte discussie over de zin en onzin van de ‘zeer hoge resolutie’-audiobestanden

Maar er zijn bezwaren. Om te beginnen woedt er sinds de lancering van Pono een verhitte discussie over de zin en onzin van de ‘zeer hoge resolutie’-audiobestanden. De details zijn nogal technisch, maar de kern van het debat is kenmerkend voor wel meer meningsverschillen tussen enerzijds liefhebbers van hightech-geluidssystemen – audiofielen – en anderzijds geluidsingenieurs en natuurkundigen. De audiofielen menen dat een bepaalde technologie, in dit geval ‘zeer hoge resolutie’-bestanden, significant hoorbaar beter geluid oplevert, maar vele wetenschappers twijfelen aan zulke beweringen. Zij erkennen dat Pono op papier een enorme (klank)rijkdom aan extra data oplevert, maar dat zowel het hogere aantal ‘bits’ (25-bit in plaats van de 16-bit van cd’s) als de veel hogere ‘samplerate’ (maximaal 192 kHz in plaats van 44.1) in de praktijk niet of nauwelijks resulteert in beter geluid. Daar spelen technische en natuurkundige redenen in mee, maar ook het functioneren van het menselijk gehoor. De complexiteit van de materie maakt het voor leken lastig om er iets sluitends over te zeggen, maar het staat buiten kijf dat de stevige claims van Pono in meerdere opzichten aan te vechten vallen.

Gouden oren en meter-lezers

Interessanter dan de vraag wie gelijk heeft en op welke grond, is de culturele traditie achter deze discussie. Meer dan een debat over feitelijkheden zien we hier namelijk een strijd tussen twee ideologische posities. Musicoloog Marc Perlman typeert ze treffend als de ‘gouden oren’ en de ‘meter-lezers’. De meter-lezers geloven boven alles in een rationele, wetenschappelijke benadering, mooi samengevat door het adagium ‘meten is weten’. Als er niet objectief kan worden vastgesteld dat iets meetbaar effect heeft, doet het voor meter-lezers niet ter zake. De ‘gouden oren’ daarentegen zijn audiofielen: zoals meermaals uit onderzoek is gebleken, zijn dat meestal mannelijke hobbyisten, blank en zeer bemiddeld. Zij koesteren een rotsvast vertrouwen in de subjectieve kracht van hun eigen ‘gouden oren’. Terwijl de meter-lezers uitgaan van het technische gegeven dat elke opnamemethode per definitie imperfect is, geloven audiofielen in een impliciet idee van ‘absoluut’ geluid: totale transparantie als het ultieme doel van geluidsopname; de complete reproductie van het originele geluid, als vond het hier en nu plaats.

Die hang naar totale transparantie zit ook achter het idee van alsmaar toenemende fidelity, een idee dat vanaf het prilste begin deel uitmaakte van de marketing van nieuwe geluidsdragers. De letterlijke vertaling van _fidelity_luidt ‘trouw’, ‘getrouwheid’ of ‘betrouwbaarheid’ en, zoals bekend van de term ‘hi-fidelity’, wordt hij meestal geassocieerd met de kwaliteit van de reproductie: hoe hoger de fidelity, hoe ‘echter’ de opname. De industrie verkoopt fidelity dan ook graag als objectief begrip: als luisteraar ervaar je steeds minder de bemiddeling van de drager – het kraken van de plaat, het ruisen van oude cassettes – en krijg je de muziek steeds ‘puurder’ en ‘directer’ binnen: absolute transparantie, dus.

Maar volgens Jonathan Sterne, een vooraanstaand auteur over geluid en geluidsopname, is fidelity veeleer een cultureel bepaalde categorie. In welke mate een muziektechnologische tool ‘beter’ of ‘aangenamer’ klinkt, zou dan evenveel berusten op culturele waarden als op technische of muzikale standaarden. Het verschil lijkt subtiel, maar terwijl de eerste (objectieve) visie zich baseert op een vergelijking met een externe, oorspronkelijke werkelijkheid, richt de tweede (subjectieve) visie zich vooral op persoonlijke voorkeuren, zoals voor de klank van een bepaald type geluidsdrager of luidsprekers, maar ook voor gebruiksgemak en gewenning. Zo houden hedendaagse vinyl-liefhebbers niet zozeer van platen omdat ze een ‘levensechtere’ weergave geven, maar omdat ze een bepaalde warmere, vollere klank zouden hebben, of zo lekker ruiken. Kortom, zo suggereert Sterne, veel meer dan een objectieve maatstaf voor geluidskwaliteit is fidelity vóór alles een geloof. Een geloof in de mythe van de perfectie en de accuratesse van een bepaalde technologie. Historisch gezien voedt elke nieuwe technologie het geloof in deze mythe. Wanneer fidelity dus neerkomt op de illusie dat een reproductie ‘getrouw’ is aan een werkelijkheid, dan vaart Pono wel bij een sluimerend wantrouwen in bestaande technologie: het idee dat we belazerd worden.

Pono vaart wel bij een sluimerend wantrouwen in bestaande technologie: het idee dat we belazerd worden

De teksten op de website van Pono doen ons geloven dat de ‘echte’ muziek onmogelijk waar te nemen valt als de geluidskwaliteit van de opname niet optimaal is. Dat de ‘echte’ muziek verstopt zou zitten achter inferieure geluidsdragers. Die suggestie gaat uit van een wel zeer essentialistische, geïdealiseerde opvatting van muziek en muziekbeleving. Pono deelt die met de audiofiel, die zijn perfecte luisterbeleving zoekt in afzondering en in diepe concentratie. Hoewel ‘in je eentje’ naar muziek luisteren (zonder die ook zelf uit te voeren) überhaupt pas mogelijk werd met de uitvinding van de geluidsopname, vertoont de ernstige sacraliteit van zo’n luisterervaring gelijkenissen met de muziekbeleving van romantische ‘absolute’ muziek. We zien ze nog steeds in onze concertzalen: luisteren in gewijde stilte, met gedimd licht, zonder direct contact met andere luisteraars, in volle concentratie. Het is een hoogst intieme muziekbeleving, die het idee van ‘absolute’ muziek vasthaakt aan het idee van ‘absoluut’ geluid: om door te dringen tot de ziel van de muziek moet het geluid volkomen zuiver zijn.

Elke regel waarmee Pono haar product aanprijst is van dit sentiment doordrongen: de (romantische) ‘ziel’ van de luisteraar herontdekt met Pono de kern, oftewel het ‘hart’ van de muziek. Pono stelt de luisteraar in staat om ‘te horen en te voelen wat de artiesten creëerden, net zoals zij het destijds hoorden en voelden’. Het getuigt van een religieuze hang naar puurheid en transcendentie, alsof zich onder onze waarnemingen een ‘echter’ object bevindt, dat toegang verschaft tot een meer authentieke ervaring. Die opvatting staat niet zelden op gespannen voet met de objectieve, koude ‘autoriteit’ van de wetenschap. Hoewel Pono zich wel degelijk bedient van vermeend ‘objectieve’ cijfers en specificaties, is het daarom niet toevallig dat een muzikant, en niet een ingenieur, het gezicht van de campagne is. Het gaat uiteindelijk om gevoel. En gevoel kan je niet meten.

Nieuwe kleren van de keizer

Die filosofie achter Pono is deel van een veel breder maatschappelijk verhaal. Sterk groeit zowel het wantrouwen in de gevestigde wetenschap, als de hang naar puurheid en zuiverheid. Zo staat de wetenschap als objectieve partij ook in het klimaatdebat al jaren onder druk. Keer op keer wordt de legitimiteit van wetenschappelijke uitspraken door ‘klimaatsceptici’ in twijfel getrokken, niet zelden juist omdat de wetenschap niet vaart bij absolute zekerheden, maar werkt met waarschijnlijkheden die per definitie ruimte laten voor mogelijke alternatieve zienswijzen. Hardnekkig blijft het onderbuikgevoel opspelen dat ‘ons’, ‘de consument’ of ‘de burger’ iets op de mouw wordt gespeld. Of neem de alsmaar voortwoekerende hang naar ‘echtheid’, ‘puurheid’ en ‘zuiverheid’ in de voedsel- en gezondheidsindustrie, met een wildgroei aan pseudowetenschappelijke en vaak esoterische publicaties over wat gezond, goed en verantwoord eten zou zijn. Zelfs de principiële afkeer van genetische modificatie baseert zich vaak niet zozeer op reële wetenschappelijke bezwaren, maar op de onbestemde angst voor een alsmaar toenemende vervreemding door technologie en industrie. Steeds weer bouwen dit soort opvattingen op het hardnekkige idee dat we alleen nog maar simulacra tot ons nemen, in plaats van door te dringen tot een zuivere, authentieke kern.

Door te suggereren dat alleen met de best denkbare, peperdure en zeer exclusieve apparatuur een authentieke muziekervaring mogelijk is, legt Pono de rest van de wereld een specifieke set waarden op

Door te hameren op het idee dat wij – als muziekconsumenten – de afgelopen jaren niets dan een slap aftreksel van ‘echte’ muziek hebben gehoord, speelt Pono in op een soortgelijk sentiment. Na jarenlang auditief te zijn belazerd, zo wil het idee, geeft Pono een soort digitale robuustheid terug aan muziek. Met Pono wordt muziek weer ‘levensecht’. Maar, aldus Sterne, de mate van ‘leven’ van muziekdragers – digitaal of analoog – wordt niet alleen bepaald door de geluidskwaliteit en de relatie met een externe realiteit. Anders dan de ernstige, sacrale en geconcentreerde muziekbeleving veronderstelt, komt muziek pas echt tot leven in de sociale ruimte, in de interactie tussen luisteraar en muziek, en tussen luisteraars onderling.

Zo benadrukt Sterne de vele manieren waarop de revolutie in mobiel en digitaal geluid de muziekbeleving, -productie en -consumptie fundamenteel heeft veranderd, zowel ten goede als ten kwade. Muziek is meer dan enkel geluidskwaliteit, en niet elke activiteit, muzieksoort of type luisteraar vereist hetzelfde kwaliteitsniveau. Een voorkeur voor een ‘lagere’ kwaliteit, of die nou esthetisch of pragmatisch is, betekent bovendien niet per definitie dat de luisteraar de muziek niet meer op waarde weet te schatten. Door te suggereren dat alleen met de best denkbare, peperdure en zeer exclusieve apparatuur een authentieke muziekervaring mogelijk is, legt Pono de rest van de wereld een specifieke set waarden op. En met de kritiekloze promotie van ‘hoge resolutie’-geluid spelen de producenten in op dat knagende gevoel dat het gras aan de overkant groener is en de beleving daar intenser, echter en waardevoller. Het is de ondankbare taak van de kritiek en de wetenschap er telkens op te wijzen dat dit naar alle waarschijnlijkheid niet zo is, en dat de keizer ook dit keer vermoedelijk geen kleren aan heeft.

Melle Kromhout is musicoloog. Hij promoveert aan de Universiteit van Amsterdam op de rol van ruis in geluidsopname.