Ontdek de stad
Door op Wed Jan 11 2017 08:22:53 GMT+0000Een stadstheater verhoudt zich graag tot de canon, maar hoe breed gaat die? Van het NTGent van de toekomst zou je mogen verwachten dat het – als het wil spreken voor en tot de hele stad – een breder spectrum aan verhalen zichtbaar maakt. Tijd voor een inhaalbeweging.
Ik ben opgegroeid met theater en ging vroeger vaak naar voorstellingen. Ik schrijf ‘vroeger’, omdat ik de laatste jaren tot het besef ben gekomen dat ik steeds dezelfde verhalen zie terugkomen, voor het merendeel geschreven en gespeeld door witte mensen. Zelfs in een recente monoloog met de naam Africa – van Peter Verhelst bij NTGent – zag ik een witte man, Oscar Van Rompaey, zichzelf met verf zwartspuiten en een koloniale, exotistische fantasie van het continent uitbeelden.
Verhalenarmoede
Er trad een vermoeidheid op, omdat die fantasieën van de witte blik ook naast het podium en buiten theaterzalen alomtegenwoordig zijn. Denk maar aan hoe ze verweven zitten in het geprezen Congo van David Van Reybroeck, in de recente reïncarnatie van Tarzan die zich ontpopt tot superheld en redder van Congo, in opiniestukken van Hans Vandeweghe (De Morgen) die zonder schroom Muhammad Ali na zijn overlijden een ‘Bad n*****r’ noemt en tijdens het laatste WK Afrikaanse ploegen bijgeloof en gebrek aan discipline toeschreef, maar even goed in de onrealistische berichtgeving en beeldvorming van een arm, achtergesteld en uitgehongerd Sub-Sahara Afrika.
Ik ben me dan ook gaan afvragen waar de verhalen zich bevonden die ik nooit te zien kreeg. In bibliotheken, musea, op tv of in de bioscoopzalen vind je ze alvast nauwelijks. Ik heb lang en diep moeten graven, maar ik heb ze uiteindelijk toch gevonden, mijn verhalen. Het zijn verhalen die verteld worden door personen met een migratieachtergrond, maar niet noodzakelijk over migratie hoeven te gaan. Zo zag ik onlangs Giovanni Baudonck een aangrijpende monoloog brengen over zijn ervaringen in een callcenter en daarin ook een stuk van zijn cultureel archief (o.a. taal en tradities) verwerken. Omdat we eenzelfde migratieachtergrond delen, was dat de allereerste keer dat ik iets zag waar ik een deel van mijzelf in herkende dat nooit elders aan bod gekomen was.
Daarnaast denk ik aan verhalen die ontstaan op plaatsen die je niet meteen met theater zou associëren. Plekken die worden bevolkt door autodidacten en creatieve geesten. Ze hanteren recente disciplines als breakdance, slam poëzie, rap en graffiti om een eigen artistieke taal te ontwikkelen en brengen door hun bonte verzameling van achtergronden verhalen met wortels van overal ter wereld. Initiatieven zoals Mestizo Arts Festival, Mama’s Open Mic en Nuff’ Said hebben de laatste jaren pionierswerk verricht door een platform te bieden aan artiesten die in de reguliere sector veelal voor gesloten deuren staan. Wat zou een stadstheater kunnen leren van zulke goede praktijken?
Enkele suggesties:
De taak van een stadstheater is om uit de eigen comfortzone te stappen, het publiek daarin mee te nemen en een breder spectrum aan verhalen zichtbaar te maken. Een grotere diversiteit aan verhalen zorgt voor herkenbaarheid bij een breder publiek. Het is zijn taak, samen met stadsmusea en stadsbibliotheken, om de heersende canon onder de loep te nemen en op zoek te gaan naar een canon die amper aan bod komt – door de inzet van zoveel mogelijk diverse referentiekaders. Het stadstheater moet in dialoog gaan met de stad die niet langer één taal spreekt, zodat een breder en meer divers publiek zich kan herkennen in de programmatie.
Natuurlijk zijn er verschillen tussen de Belgische steden. Gent is bijvoorbeeld Brussel niet, maar ook Gent kent een grote etnische diversiteit. En als er in Gent geen aanbod is, zijn we genoodzaakt elders op zoek te gaan en wijken we uit naar Brussel of Antwerpen. Dat zou dan een gemiste kans zijn voor een Gents stadstheater.
De stadstheaters moeten de steden waarin ze gevestigd zijn, hoognodig opnieuw ontdekken en leren kennen.
Door in te zetten op nieuwe kunstvormen en te werken vanuit referentiekaders die niet tot de norm behoren, ontstaat evolutie en transformatie. Een stadstheater moet in zijn werking, aanbod en publiek het dna van de stad reflecteren. Enkel dan kan het de gevoeligheden van de inwoners van haar stad vatten, zonder te vervallen in het gebruik van containerbegrippen zoals ‘participatie’. Etnische diversiteit gaat verder dan het kuis -en barpersoneel. Ik kom nog te veel mensen tegen die zichzelf op de borst kloppen wanneer ze spreken over superdiversiteit in hun organisatie en enkel service jobs vermelden die ingevuld worden door personen met een migratieachtergrond. De ‘dictatuur van de diversiteit’ is een platitude.
Het stadstheater van de toekomst isoleert zich niet, maar verbindt en creëert nog meer samenwerkingen met partners binnen en buiten de cultuursector. Ruimtes worden ter beschikking gesteld voor initiatieven/projecten van beginnende makers en functioneren bijvoorbeeld als transdisciplinaire ontmoetingsplekken. Er worden gespreksavonden en lezingen georganiseerd over schrijvers, theater- en filmmakers, kunstenaars en acteurs die onderbelicht zijn gebleven, louter en alleen omdat ze niet binnen de westerse canon passen. Wat ze te beiden hebben, is dat ze behoren tot de onderstroom, de globale, transnationale en polyculturele bewegingen die mensen verbinden, identiteitsbelevingen versterken en vandaag nog steeds kleine revoluties in verschillende discplines ontketenen.
Het stadstheater moet het kloppend hart zijn van een samenlevingsweefsel dat luidruchtig of als geroezemoes in de ingewanden van een stad gedijt. Het moet de bruisende vertaling zijn van een meertalige microkosmos die grootstedelijke allures heeft, maar ook uitblinkt in het brengen van kleine verhalen.
Een nieuwe toekomst verbeelden brengt altijd uitdagingen met zich mee. De stadstheaters moeten hoognodig een inhaalbeweging maken en de steden waarin ze gevestigd zijn opnieuw ontdekken en leren kennen. Daarnaast moeten stadstheaters zich ook openstellen om ontdekt te kunnen worden. Het vele goede en waardevolle werk dat ze geleverd hebben, mag daarbij zeker niet vergeten worden. Maar verandering en vernieuwing kunnen absoluut bijdragen aan een kunstenveld dat zijn potentieel volledig benut.
Mathieu Charles is medeoprichter van Belgian Renaissance en werkt bij het Minderhedenforum. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.
Heb je zelf een voorstel voor het NTGent van morgen? Post het hier!