NTGent, herschrijf je geschiedenis
Door Karlien Vanhoonacker, op Sat Jan 14 2017 16:10:20 GMT+0000‘Huis van spelers’, ‘Midden in de stad, midden in de wereld’, NTG, Nederlands Toneel Gent, het Publiekstheater. De naam en de baseline van het theater in het centrum van Gent zijn de voorbije decennia behoorlijk vaak veranderd. Maar het DNA bleef zo goed als altijd hetzelfde: een klassiek ensemble. Is dat nog wel van deze tijd?
Net als KVS in Brussel en Toneelhuis in Antwerpen draagt NTGent officieus het label ‘stadstheater’. Daar lijkt een heel specifieke definitie bij te horen, maar binnen het Kunstendecreet wordt NTGent aan dezelfde beoordelingscriteria onderworpen als pakweg Theater Antigone in Kortrijk, Het Gevolg in Turnhout of HETPALEIS in Antwerpen. In onze buurlanden zien we wel een strakker onderscheid. In Duitsland groeiden stadstheaters uit het oude Bildungsideaal. Ze moesten de kritische burger mee helpen om zichzelf te ontplooien. In Nederland maken ze deel uit van ofwel de landelijke basisinfrastructuur (BIS), ofwel de gemeentelijke. In beide landen worden ze stevig betoelaagd. Zo ontvangt NTGent een ‘luttele’ 2.642.300 euro van zijn grootste subsidiënt de Vlaamse Gemeenschap, terwijl de Utrechtse stadsschouwburg alleen van de gemeente Utrecht 6 miljoen ontvangt, en de Münchner Kammerspiele bij het aantreden van Johan Simons in 2007 over een slordige 20 miljoen euro kon beschikken. Bij die forse subsidiëring horen ook een aantal richtlijnen die specifiek zijn voor stadsschouwburgen.
Een (vergiftigd) geschenk
In Vlaanderen lijkt er enkel in de perceptie een groot onderscheid te bestaan tussen de drie stadstheaters en de rest van het Vlaamse theaterlandschap. Waarop stoelt dat verschil? Deels ligt dat aan het indrukwekkende patrimonium waar deze kunstinstellingen onderdak vinden, pal in het centrum van de stad. En ook aan hun historiek, die van véél langere adem is dan bij de andere theaters in Vlaanderen. Die geschiedenis, die deelname aan een lange traditie van theatermaken, spelen, publiek ontvangen en in het centrum van het culturele leven staan, is hun grootste geschenk. Maar bij momenten is het een vergiftigd geschenk. Zo is de klassieke schouwburg, hoe charmant ook, ondertussen compleet ongeschikt voor het grootschalige werk van bijvoorbeeld een Romeo Castellucci, de meest gerenommeerde Europese regisseur van de laatste twintig jaar. Daarnaast gaat met het prestige van de stadsschouwburg ook een zekere druk gepaard. Hoe reëel is die?
Zeer reëel, als je kijkt naar de sterk gepolitiseerde raden van bestuur van de stadstheaters. De partijkaart of politieke kleur van de bestuursleden is doorgaans belangrijker dan hun kennis van theater, laat staan van de bredere kunstensector. Die realiteit verklaart bijvoorbeeld waarom Théâtre National, ondanks zijn geëngageerd en maatschappijkritisch discours, in het begin van dit theaterseizoen de deuren niet opende voor de burgerbeweging Hart Boven Hard. Ook de KVS had geen plek meer vrij. De Beursschouwburg koos er wél volhartig voor om de eigen stoep vrij te maken voor de Nacht van het Verzet, zoals het een paar jaar geleden al eens deed op verzoek en met de hulp van het Kunstenfestivaldesarts. Het letterlijk bezetten van die publieke ruimte gaf op zijn beurt mee de aanzet voor het (eindelijk!) verkeersvrij maken van een stuk van de Brusselse Anspachlaan.
Het prestigieuze zelfbeeld van de Gentse stadsschouwburg strookt niet helemaal met de effectieve artistieke successen op de vloer.
Een ander dubbelzinnig aspect van dat speciale karakter van stadstheaters – en hun meer specifieke opdracht – is de vrij logge manier waarop ze bestuurd en ingevuld worden. Die zet de artistieke vrijheid en creatie eerder onder druk dan ze te stimuleren. Zo kan je je in het geval van Gent niet van de indruk ontdoen dat Vooruit, maar vooral het vroegere Victoria en Nieuwpoorttheater, een veel crucialere rol hebben gespeeld voor de artistieke vernieuwing van het Gentse (en zelfs Vlaamse) theater van de laatste 30 jaar dan NTGent. Het prestigieuze zelfbeeld van de Gentse stadsschouwburg strookt dus niet helemaal met de effectieve artistieke successen op de vloer. In het beste geval heeft NTGent een deel van de artistieke vernieuwing in huis gehaald en verder laten openbloeien. Al gebeurde ook dat maar met mondjesmaat. Vandaar de volgende aanbevelingen:
Benut je artistieke vrijheid en vertrouw op je artistieke kracht
* Durf de eigen makers de grote zaal te laten uitproberen. Het is veelzeggend dat een jonge podiumkunstenaar als Pieter Ampe, die al jaren zijn werk in Gent ontwikkelt, en daar ook een groot publiek heeft, voor zijn eerste grotezaalproductie bij de KVS in Brussel moet aankloppen.
* Durf collectieven, (jonge) makers, choreografen en regisseurs uit te nodigen die de relevantie van theater in de 21e eeuw onderzoeken. Laat ze de werking en esthetiek van een stadstheater bevragen. Geef ze de ruimte om zelf te bepalen wat ze willen zeggen, en hoe ze dat willen doen.
Verhoud je tot je verleden
Hou niet vast aan een theatercanon die dat zelfs voor de ‘oorspronkelijke’ bevolking nooit echt geweest is.
* Laat het verleden los. Een ensemble van spelers is mooi en sterk, maar tenzij er in onze contreien een regisseur als Ivo Van Hove opstaat, en de artistieke keuze maakt om met een ensemble aan de slag te gaan, wordt de huidige spelersgroep enkel nog samengehouden door het huis en het eigen verleden. De meeste individuele makers en regisseurs kiezen op dit moment het liefst zelf hun spelers, al dan niet in wisselende constellaties. Andere spelers en makers stappen net af van het hiërarchische regiemodel. Binnen het jonge makersgild wordt massaal voor meer collectieve organisatievormen gekozen – niet zelden zelfs met de expliciete bedoeling om ook die werkvorm opnieuw uit te vinden. Neem geregeld zo’n nieuwe alliantie, zoals de K.A.K.-ploeg, de Warme Winkel, Schwalbe, het KIP,… in huis. Of laat je er tenminste door inspireren.
* Herschrijf je geschiedenis. Elke dag opnieuw. Elke tien jaar verandert 25% van de bevolking in die wijken van Brussel die het snelste evolueren. Dat zal in Gent misschien iets trager gaan, maar de realiteit is ook daar dat de bevolking in snel tempo van samenstelling wijzigt. Hou niet vast aan een theatercanon die dat zelfs voor de ‘oorspronkelijke’ bevolking nooit echt geweest is. Repertoirekennis is waardevol, maar sta open voor de teksten waarmee de makers (al dan niet met een andere achtergrond) zelf komen aanzetten. Zij bepalen de huidige relevantie en inhoud van het repertoire, eerder dan dat repertoire hen bepaalt.
All the world’s a stage
* Maak van je zaal met tribunes weer een arena voor maatschappelijke discussie. Theaters blijven zeldzame oorden van publiek debat, waar mensen elkaar nog fysiek ontmoeten. Niet met 10.000 tegelijk, maar in groepen van 100, 200, 400. Een langere dialoog of een echt debat is daar nog mogelijk. Mét diepgang. Mét nuance.
* Maak van het plein voor je deur een publieke ruimte. Nodig kunstenaars uit om daar iets mee te doen. Selecteer projecten die buiten jullie muren willen breken. Ga het gesprek aan met de straat, de buurt en ver daarbuiten.
Reflecteer over de wereld, maar weerspiegel die ook in huis
Ga eens voor een vrouw aan de top.
* Werk ook samen met heel andere spelers in de kunstensector, die een andere knowhow hebben opgebouwd. Een netwerk opzetten van partners met specifieke expertises geeft elke partner de ruimte om te focussen. Het warm water is dikwijls al elders uitgevonden. Wees daarin bescheiden: niet het huis met de meeste middelen en de meeste zichtbaarheid is per definitie het meest geschikt voor – ik zeg maar iets – de ontwikkeling van het werk van een jonge maker. Een stadstheater zou echter wel in staat moeten zijn om nieuwe makers, regisseurs en evoluties die elders ontstaan zijn, op te pikken, zichtbaar(der) te maken en te vertalen naar een groter publiek.
* Ga eens voor een vrouw aan de top. Sinds Yvonne Lex in 1986 artistiek directeur werd van de Antwerpse KNS, stond er geen vrouw meer aan de top van een Vlaams stadstheater. (Dat Ilse Uitterlinden in het seizoen 1997-1998 directeur ad interim was van de KNS, bleek veeleer de spreekwoordelijke uitzondering die de regel bevestigt.) Voor het NTGent zou het een unicum zijn. Geef haar minstens vijf jaar om echt iets op te bouwen.
* Rekruteer mensen met atypische profielen, namen, voorkeuren. Dialoog begint in je eigen team. Laat woonplaats, afkomst, familie, gender, taal en inkomen de kansen van talent niet langer bepalen.
* Nodig één of twee organisaties met andere doelstellingen onder je dak uit en formuleer vooral geen gemeenschappelijke doelen of belangen. Een belangeloze, dagelijkse ontmoeting met mensen met andere gezichtspunten, plannen of ideeën, geeft ruimte aan het onverwachte.
Wees ambitieus en internationaal
Gooi elke vier jaar je raad van bestuur buiten.
* Kijk – ook in de toekomst – verder dan de (kerk)torens die je omringen. Steun jonge makers uit de regio, maar durf hen ook op ontdekking sturen naar andere oorden, en haal makers van verderaf binnen om de artistieke status-quo binnen je stad te bevragen. Uit Gent komen is een pluspunt, maar geen uitsluitend criterium. In die internationale openheid heeft NTGent intussen een goede traditie opgebouwd. Het komt erop aan die te durven continueren.
* Verbind het lokale met het internationale: aarzel niet om Meg Stuart naast Alain Platel naast Miet Warlop naast Sachli Gholamalizad te programmeren. Nodig Tino Seghal of Jérôme Bel uit om met de studenten van het KASK aan de slag te gaan. (Die laatste herinnert zich vast de kansen die hij twintig jaar geleden kreeg in Gent.)
* Ga langdurige trajecten aan met meerdere makers die de stap naar de grote zaal net gezet hebben, zoals bijvoorbeeld Anne-Cécile Vandalem of Thomas Bellinck.
* Nodig grote namen uit het Europese en internationale theatercircuit uit zodat je publiek ze hier kan (her)ontdekken, en zodat ook makers van hier geconfronteerd worden met artistieke stemmen uit de hele wereld. De lijst is eindeloos: Ivo Van Hove, Kornel Mundruczo, Marlène Monteiro Freitas, Vasistas, Amir Reza Koohestani, Krzysztof Warlikowski, Christiane Jatahy,…
Koken kost geld, ook al gebeurt het met liefde
Wees genereus. Op alle vlak. In een ondergefinancierde sector is dat het mooiste geschenk dat we elkaar en het publiek kunnen geven.
* Blijf artiesten in dienst nemen, ook al is het maar voor even. Het is niet omdat er met los-vaste ensembles, alternatieve organisatiestructuren of individuele makers gewerkt wordt, dat die meteen ook niet meer op de payroll moeten verschijnen.
* Pleit voor meer geld bij de overheid. De hele kunstensector is vergeleken met onze buurlanden ondergefinancierd, en dat ondermijnt onze concurrentiepositie. Als een meerwaardebelasting de prille heropleving van onze economie zou bedreigen, dan bedreigt de onderfinanciering van onze succes-sectoren die economie des te meer.
* Wees genereus. Op alle vlak. In een ondergefinancierde sector is dat het mooiste geschenk dat we elkaar en het publiek kunnen geven.
Maak bij elke vernieuwing ook de vernieuwing van de toekomst mogelijk
* Gooi elke vier jaar je raad van bestuur buiten.
* Gooi elke zes jaar al je artiesten buiten.
* Gooi elke vijf jaar je algemene en artistieke directie of team buiten.
* Verleng al die mandaten maximum één keer.
* Maak maatschappelijke, sociale en gendergelijkheid definitief deel van je DNA.
Karlien Vanhoonacker werkt als artistiek coördinator voor de Pianofabriek Kunstenwerkplaats in Sint-Gillis, en is artistiek adviseur voor Spring International Performing Arts in Utrecht.
Heb je zelf een voorstel voor NTGent? Post het hier!